In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een alleenstaande moeder, eiseres, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder. Eiseres ontving sinds 2003 een bijstandsuitkering en heeft altijd haar inkomsten van haar werk doorgegeven aan verweerder. Echter, verweerder heeft in 2017 de bijstandsuitkering herzien en een terugvordering van in totaal € 2.395,42 aangekondigd, omdat eiseres teveel bijstand zou hebben ontvangen over verschillende maanden in 2016. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar de terugvordering bleef een punt van geschil.
Tijdens de zitting op 29 maart 2018 heeft verweerder verklaard dat de terugvordering van € 569,74 niet langer gehandhaafd zou worden, omdat de besluitvorming niet zorgvuldig was verlopen. Verweerder had meerdere keren verschillende terugvorderingsbedragen aan eiseres bekendgemaakt, wat leidde tot veel stress voor eiseres. De rechtbank oordeelde dat de berekeningen van verweerder onduidelijk waren en dat de terugvordering niet kon worden gehandhaafd. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond en vernietigde het bestreden besluit van verweerder. Tevens herroept de rechtbank de primaire besluiten tot herziening van de bijstandsuitkering en terugvordering.
De rechtbank heeft bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit en dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 46,- dient te vergoeden. Eiseres had ook verzocht om vergoeding van verletkosten en drukwerkkosten, maar deze verzoeken werden afgewezen, omdat eiseres niet ter zitting was verschenen en de kosten niet onder de vergoedingsmogelijkheden vallen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.