ECLI:NL:RBAMS:2018:495
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Intrekking bijstandsuitkering van jonge moeder wegens gebrek aan medewerking aan leer-werkstage
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 2 februari 2018 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een jonge moeder wiens bijstandsuitkering door de gemeente Amsterdam was ingetrokken. De gemeente had de uitkering stopgezet omdat de verzoekster niet wilde meewerken aan een leer-werkstage, wat volgens de gemeente een verplichting was onder de Participatiewet. De verzoekster had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het procesverloop en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. De gemeente had de bijstandsuitkering per 18 december 2017 stopgezet, omdat de verzoekster niet voldeed aan de verplichtingen die aan de bijstandsverlening waren verbonden. De verzoekster had zich wel gemeld bij het UWV en een bijstandsuitkering aangevraagd, maar weigerde deel te nemen aan de voorgestelde leer-werkstage. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente voldoende had aangetoond dat de verzoekster niet meewerkte aan de re-integratieverplichtingen, en dat de intrekking van de bijstandsuitkering op basis van artikel 13 van de Participatiewet gerechtvaardigd was.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de verzoekster niet vrijgesteld kon worden van de verplichtingen die voortvloeien uit de Participatiewet, en dat haar argumenten over onduidelijkheid van de verwachtingen niet opgingen. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, en stelde dat de gemeente de motivering van het besluit verder kon aanvullen, maar dat het bezwaar van de verzoekster geen redelijke kans van slagen had. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.