4.3Oordeel van de rechtbank
Gedeeltelijke vrijspraak van het onder 1, 3, 4 en 6 ten laste gelegde.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat in de hiervoor genoemde feiten het bestanddeel “vals kostuum” niet kan worden bewezen. Daartoe is het volgende redengevend.
De rechtbank stelt voorop dat het onderdeel “vals kostuum” veronderstelt dat gebruik wordt gemaakt van een uniform of andere kleding voorzien van bijvoorbeeld een logo. Hoewel verdachte zich steeds voor zou hebben gedaan als politieambtenaar, was hij niet als zodanig gekleed. Het enkel gebruiken van bewoordingen en dit ondersteunen met een attribuut, zoals verdachte heeft gedaan door gebruik te maken van een walkie talkie of een (valse) politiepas, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende voor een bewezenverklaring van het onderdeel ‘vals kostuum’. Verdachte zal dan ook van dit onderdeel in de hiervoor ten laste gelegde feiten worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde geweld dan wel bedreiging met geweld, is de rechtbank eveneens met de raadsman van oordeel dat dit onderdeel niet kan worden bewezen, nu daartoe voldoende wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. Daartoe overweegt de rechtbank dat alleen aangever heeft verklaard over een vuurwapen. Daarnaast is het slechts op dreigende toon verzoeken passen af te geven niet als bedreiging met geweld te kwalificeren. Verdachte zal dan ook van dit onderdeel van het onder 1 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde bedreiging door een wapen te tonen, is de rechtbank van oordeel dat dit onderdeel niet kan worden bewezen nu daartoe voldoende wettig en overtuigend bewijs ontbreekt, omdat alleen aangever spreekt van een vuurwapen en dit vuurwapen niet te zien is op de camerabeelden. Verdachte zal van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Feit 1
De rechtbank acht op grond van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte de diefstal van de bankpassen en creditcards van [persoon 5] bewezen.
Feit 2
De rechtbank acht op grond van de aangifte en de verklaring van verdachte de diefstal van
€ 395,- bewezen. De rechtbank is van oordeel dat het opentrekken van een afgesloten kassalade zonder gebruikmaking van gereedschap of andere hulpmiddelen niet als braak kwalificeert, maar als verbreking.
Feit 3
Anders dan de raadsman, maar met de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat de diefstal van de envelop met geld toebehorende aan [hotel naam] is voltooid. Door de envelop met geld uit de kassalade weg te nemen, heeft verdachte het goed uit de beschikkingsmacht van de rechthebbende genomen en is verdachte zelf als heer en meester over de envelop met geld gaan beschikken. Dat verdachte op dat moment nog bij de receptie aanwezig was en de nachtportier de envelop met geld weer uit handen van verdachte heeft getrokken, doet daar niet aan af.
Feit 4
Aangeefster heeft in de aangifte verklaard dat er € 2.000,- is weggenomen. Later heeft zij in het verhoor verklaard dat het totaal weggenomen bedrag € 1.300,- zou zijn geweest. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het bedrag tussen de € 1.400 en € 1.500,- is geweest. De rechtbank past het bedrag daarom aan naar ‘ongeveer € 1.500,-’.
Feit 5
Anders dan de raadsman, maar met de officier van justitie acht de rechtbank diefstal door middel van een vals kostuum bewezen. Daartoe is het volgende redengevend.
Verdachte heeft zich voorgedaan als een politieambtenaar. Verdachte was weliswaar niet als zodanig gekleed, maar ondersteunde zijn bewoordingen wel met verschillende attributen die het politielogo droegen of voor politiewerk bestemd leken te zijn. Zo identificeerde verdachte zich met een (valse) politiepas en had hij een map en folder bij zich waarop het politielogo stond afgebeeld en werd aangever gevraagd het geld te stoppen in zogenaamde plastic sealbags waarop het politielogo stond afgebeeld. Tot slot leek verdachte met een collega te spreken door de telefoon die hij op de speaker had staan en had hij voor het ‘onderzoek’ witte latex handschoenen aan. Door zich voor te doen als undercover politieambtenaar en veel op politie gelijkende attributen bij zich te dragen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte een valse hoedanigheid heeft aangenomen door middel van een vals kostuum.
Vrijspraak van feit 1 en 3
Ten aanzien van feit 1 is de rechtbank van oordeel dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken. Daartoe is redengevend dat verdachte heeft verklaard pas te zijn weggereden nadat aangever aan de kant was gegaan Deze verklaring vindt steun in de verklaring van getuige [getuige] . Zij heeft verklaard dat verdachte hard wegreed en daarbij de auto van aangever heeft geraakt. Zij heeft niet verklaard dat aangever moest wegspringen van de auto van verdachte. Aangever heeft ter plaatse tegenover de verbalisanten enkel verklaard dat verdachte snel wegreed en daarbij zijn auto ramde. Later in de aangifte wordt gesproken over het plotseling optrekken door verdachte, waardoor aangever aan de kant moest springen. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs is voor een bewezenverklaring van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 3 is de rechtbank van oordeel dat verdachte daarvan eveneens moet worden vrijgesproken. Zij overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat afpersing slechts bewezen kan worden indien is komen vast te staan dat verdachte door middel van geweld dan wel bedreiging met geweld aangever heeft gedwongen tot afgifte van enig goed. Aangever heeft zich bedreigd en gedwongen gevoeld tot afgifte van zijn pinpas en geld. Dat is echter onvoldoende om aan te nemen dat daar ook werkelijk sprake van is geweest. Behalve de aangifte blijkt verder niet uit het dossier dat verdachte aangever heeft bedreigd met geweld. Nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen, zal verdachte worden vrijgesproken van dit feit.