ECLI:NL:RBAMS:2018:4931

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 mei 2018
Publicatiedatum
12 juli 2018
Zaaknummer
13-730071-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het aanwezig hebben van cocaïne met een gevangenisstraf van 26 maanden

Op 9 mei 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het aanwezig hebben van 13 kilogram cocaïne op 14 december 2017 te Amsterdam. Het onderzoek begon na informatie uit Engeland over een Peugeot met een Bulgaars kenteken die betrokken zou zijn bij het transport van cocaïne. De politie trof de verdachte aan als bestuurder van de vrachtauto, waarachter in een verborgen ruimte 13 blokken cocaïne werden aangetroffen. Tijdens de zitting op 26 april 2018 heeft de officier van justitie, mr. Z. Trokic, de vordering gedaan, terwijl de verdachte en zijn raadsman, mr. M.A.M. Pijnenburg, hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat het tenlastegelegde feit bewezen kon worden, mede op basis van observaties en chatgesprekken van de verdachte. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 26 maanden op, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen strafblad had in Nederland en de Nederlandse taal niet sprak. De rechtbank verklaarde het voorwerp, een vrachtauto, verbeurd, omdat het gebruikt was bij het bewezen geachte feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/730071-17 (Promis)
Datum uitspraak: 9 mei 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] , [geboorteland] op [geboortedag] 1965,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd [detentie adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 april 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. Z. Trokic en van wat verdachte en zijn raadsman mr. M.A.M. Pijnenburg naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt kort gezegd beschuldigd van het medeplegen van het aanwezig hebben van cocaïne, op 14 december 2017 te Amsterdam.
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Naar aanleiding van informatie uit Engeland dat op 14 december 2017 in de buurt van de Henk Sneevlietweg in Amsterdam een Peugeot met een Bulgaars kenteken betrokken zou zijn bij het transport van een lading cocaïne naar Scandinavië , is door de politie een onderzoek gestart.
Tijdens dit onderzoek treft de politie de Peugeot, een kleine vrachtwagen, aan op het terrein [locatie] in Amsterdam. Verdachte was de bestuurder van de vrachtauto. De politie ziet dat een onbekende man komt aanlopen met een grote gevulde sporttas, dat hij contact maakt met verdachte en een tweede onbekende man, die bij de vrachtauto staat en dat hij de tas overdraagt aan verdachte. Vervolgens lopen de onbekend gebleven mannen weg met een lege tas. Verdachte stapt in de Peugeot, gaat rijden en wordt staande gehouden. Bij de daaropvolgende doorzoeking van de vrachtauto worden achter de bestuurdersstoel in een verborgen ruimte 13 blokken (vermoedelijk) cocaïne aangetroffen.
Bij het uitlezen van de telefoon van verdachte is gebleken dat verdachte een chatgesprek heeft gehad met een persoon die in zijn telefoon stond opgeslagen onder de naam [naam persoon] . In dit chatgesprek heeft deze persoon verdachte instructies gegeven over waar verdachte heen moest gaan. Ook heeft hij gevraagd hoeveel er is ingedaan, waarop verdachte heeft geantwoord dat hij denkt dat het er 14 zijn en dat er meer niet inpastte.
3.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit kan worden bewezen.
3.3
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft het tenlastegelegde feit bekend. De raadsman heeft zich op standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat nu verdachte het feit bekent en gelet op de inhoud van het laboratoriumrapport het tenlastegelegde feit kan worden bewezen.
De rechtbank is eveneens van oordeel het medeplegen kan worden bewezen. Uit de hiervoor onder 3.1 genoemde observatie van de verbalisanten in combinatie met het chatgesprek dat verdachte met [naam persoon] heeft gehad, is er sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, de twee onbekend gebleven mannen en [naam persoon] .

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en de als bijlage II aan dit vonnis gehechte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 14 december 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 13 blokken van in totaal 3,8058 kilogram cocaïne.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 34 maanden, met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft bij zijn eis rekening gehouden met het feit dat verdachte geen strafblad heeft in Nederland en dat een gevangenisstraf zwaarder kan voelen voor verdachte omdat hij de Nederlandse taal niet spreekt en omdat het voor zijn familie moeilijk is om hem te bezoeken.
7.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is een arme man uit een lage sociale laag van de bevolking in Roemenië en de enige kostwinnaar van het gezin. Tegen die achtergrond is hij, toen hij er tijdens de rit achter kwam dat hij drugs moest vervoeren, daarmee akkoord gegaan. Uit het chatgesprek blijkt ook dat er geen sprake was van een planmatige aanpak en dat verdachte als een marionet werd rond gecommandeerd.
De verdediging heeft verzocht de strafeis te matigen en heeft daarbij verwezen naar een vergelijkbare zaak van de Rechtbank Rotterdam waar een aanzienlijk lagere straf is opgelegd dan door de officier van justitie is geëist. Ten slotte heeft de verdediging verzocht een zo groot mogelijk deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte is met een vrachtauto vanuit Roemenië, via Duitsland naar Nederland gereden. Verdachte heeft instructies gekregen waar hij een lading moest ophalen en heeft deze instructies opgevolgd. In de vrachtauto is ruim 13 kilogram cocaïne aangetroffen, waarmee verdachte naar eigen zeggen onderweg was naar Noorwegen.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte, dat hij pas gaande de rit wist dat hij cocaïne moest vervoeren, ongeloofwaardig. Het is immers niet aannemelijk dat een dergelijk grote hoeveelheid drugs met een hoge waarde wordt toevertrouwd aan een onwetend persoon. Verdachte was kennelijk werkzaam voor een organisatie die zich bezig houdt met het vervoer van verdovende middelen. Cocaïne is niet alleen zeer schadelijk voor de volksgezondheid, maar de handel in cocaïne gaat bovendien gepaard met allerlei vormen van criminaliteit. Verdachte heeft bij zijn handelen enkel zijn eigen financiële gewin voor ogen gehad.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 22 maart 2018 blijk dat verdachte niet eerder in Nederland is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank houdt rekening met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) die voor dit feit een gevangenisstraf van 30 maanden aangeven. De rechtbank houdt er verder rekening mee dat een gevangenisstraf voor verdachte zwaarder zal zijn, omdat hij de Nederlandse taal niet spreekt en het gezien zijn persoonlijke omstandigheden nagenoeg onmogelijk is om bezoek te ontvangen van zijn familie.
Alles overwegende zal de rechtbank een gevangenisstraf van 26 maanden met aftrek van voorarrest opleggen. De rechtbank acht het niet zinvol om een voorwaardelijk deel op te leggen omdat het gelet op de verklaring van verdachte onaannemelijk is dat hij zal terugkeren naar Nederland. Een waarschuwing in de zin van een voorwaardelijk strafdeel is daarom niet geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Beslag

Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:
- 5499251, vrachtauto Peugeot Boxer, kenteken [nummer]
Verbeurdverklaring
Niet kan worden vastgesteld aan wie het voorwerp toebehoort. Nu met behulp van dit voorwerp het bewezen geachte is begaan, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van het handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10, lid 1, van de Opiumwet.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
26 (zesentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd: 5499251, vrachtauto Peugeot Boxer, kenteken [nummer]
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Eichperger, voorzitter,
mrs. G.H. Marcus en A.W.C.M. van Emmerik, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B. Pünt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 mei 2018.