ECLI:NL:RBAMS:2018:4909

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 maart 2018
Publicatiedatum
12 juli 2018
Zaaknummer
13/669134-16, 13/654004-15 en 18/740047-14
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling van voertuigen en vrijspraak van poging zware mishandeling en andere beschuldigingen

Op 28 maart 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van vernieling van voertuigen, poging tot zware mishandeling, mishandeling van een ambtenaar, bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht en opzetheling. De zaak kwam ter terechtzitting op 7 maart 2017 en 14 maart 2018. De officier van justitie, mr. A.M. Lobregt, vorderde bewezenverklaring van de tenlastelegging. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk beschadigen van voertuigen van politieagenten op 9 september 2016 te Amsterdam. De rechtbank oordeelde dat niet kon worden bewezen dat de verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een politieagent, en sprak hem vrij van de poging tot zware mishandeling en andere beschuldigingen. Wel werd bewezen dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk voertuigen had beschadigd, waarvoor hij werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoon van de verdachte. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, een politieagent, niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen straf of maatregel was opgelegd aan de verdachte. De rechtbank verlengde ook de proeftijd van een eerdere voorwaardelijke veroordeling en legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht en klinische opname.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/669134-16, 13/654004-15 (tul) en 18/740047-14 (tul)
Datum uitspraak: 28 maart 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
ingeschreven [BRP adres] verblijvende in [verblijfplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 maart 2017 en 14 maart 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.M. Lobregt, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.J.C. Verlaan, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 9 september 2016 te Amsterdam met een auto tegen de auto van [politieagent 1] (politieagent bij de nationale politie eenheid Amsterdam) is aangereden, terwijl die [politieagent 1] naast zijn auto stond. Verdachte wordt er daarnaast van beschuldigd dat hij op dezelfde datum de auto’s van [politieagent 1] , [politieagent 2] en/of de nationale politie eenheid Amsterdam heeft beschadigd door met de auto van [politieagent 2] tegen de andere voertuigen te botsen. Verdachte wordt er tenslotte van beschuldigd dat hij op dezelfde datum een auto voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Dit is - kort gezegd - als volgt aan verdachte ten laste gelegd:
Feit 1
  • poging tot zware mishandeling (primair); dan wel
  • mishandeling gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening (subsidiair); dan wel
  • bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (meer subsidiair).
Feit 2
- vernieling
Feit 3
- ( (schuld)heling
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde en tevens van het onder 2 en 3 tenlastegelegde. De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte door de auto naar links te sturen, terwijl de politie de weg met auto’s had geblokkeerd, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [politieagent 1] zou aanrijden. Verdachte had aldus het voorwaardelijk opzet op de zware mishandeling. Uit het dossier volgt dat de auto’s zijn beschadigd door het handelen van verdachte, zodat ook dit feit bewezen kan worden verklaard. Uit de aangifte van [politieagent 2] blijkt dat de auto die verdachte voorhanden had, van diefstal afkomstig is.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair onder feit 1 tenlastegelegde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat gelet op de snelheid waarmee verdachte reed, de rijrichting van de auto waarin verdachte reed, de status van de auto waarin verdachte reed en de schade aan de auto waarin [politieagent 1] reed, niet kan worden bewezen dat verdachte opzet dan wel voorwaardelijk opzet had op het veroorzaken van een botsing met de auto van [politieagent 1] met mogelijk zwaar lichamelijk letsel als gevolg. Op grond van die omstandigheden kan evenmin worden bewezen dat verdachte opzet dan wel voorwaardelijk opzet had op het mishandelen van [politieagent 1] . De raadsman refereert zich ten aanzien van feit 1 meer subsidiair, feit 2 en feit 3 aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank is – met de raadsman – van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte het opzet, dan wel het voorwaardelijk opzet had [politieagent 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de auto waarin de verdachte zat, met lage snelheid reed en na de botsing met de politiebus – dus vóór de botsing met de auto van [politieagent 1] – kennelijk geen vaart meer kon maken. Bovendien kan niet worden vastgesteld dat verdachte op [politieagent 1] is ingereden, nu de auto van [politieagent 1] zich bevond tussen hem en de auto waarin verdachte reed. Om deze reden is de rechtbank – met de raadsman – tevens van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte het opzet, dan wel het voorwaardelijk opzet had [politieagent 1] pijn of letsel toe te brengen. Verder is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte [politieagent 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel zware mishandeling. Uit het dossier volgt niet dat bij [politieagent 1] de vrees is ontstaan dat hij letsel zou oplopen door de aanrijding en evenmin dat bij verdachte het (voorwaardelijk) opzet bestond [politieagent 1] vrees aan te jagen. De rechtbank zal verdachte daarom integraal vrijspreken van het onder 1 tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 2
Verdachte heeft bij zijn verhoor en op zitting verklaard dat hij in zijn poging om voor de politie te vluchten tegen een politiebus en de auto van [politieagent 1] is gebotst. Dit volgt ook uit de aangifte van [politieagent 1] en de bevindingen van de verbalisanten die in de politiebus zaten. Voorts is gebleken dat door die aanrijdingen aan de diverse voertuigen schade is berokkend. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat verdachte de auto waarin hij zat, alsmede de auto van [politieagent 1] en de politiebus heeft beschadigd.
Ten aanzien van feit 3
Verdachte heeft verklaard dat hij de auto van een vriend heeft geleend. Hij heeft verklaard dat hij zijn vriend naar de autopapieren heeft gevraagd, welke in het dashboardkastje lagen. Gelet op het feit dat verdachte beschikte over de autosleutel en het kentekenbewijs, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de auto die hij voorhanden had, van een misdrijf afkomstig was. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het onder 3 tenlastegelegde.

4.De bewezenverklaring

Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 9 september 2016 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk voertuigen, een Skoda, een politiebus en een Hyundai, toebehorende aan onderscheidenlijk [politieagent 1] , de nationale politie eenheid Amsterdam en [politieagent 2] heeft beschadigd door met een auto, Hyundai, tegen de voertuigen te botsen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen feit heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 22 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
Daarnaast heeft de officier van justitie een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen gevorderd voor de tijd van twaalf maanden.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder die zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte is met de auto waarin hij reed tegen een politieauto en een privéauto van een politieagent in burger gebotst. Na de aanrijdingen is verdachte uitgestapt en weggerend in een poging zich te onttrekken aan de politie, waarbij door de politie schoten zijn gelost. Dit is een kwalijk feitencomplex. Omdat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, slechts de beschadiging van de auto’s bewezen acht, zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan geëist.
Uit een uittreksel van het strafblad van verdachte van 14 februari 2018 blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijke feit is veroordeeld.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf van drie weken passend is en zal zij verdachte daartoe veroordelen.
Nu van de door de rechtbank op te leggen straf na aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geen ten uitvoer te leggen deel meer overblijft is er geen ruimte om een deel van die straf voorwaardelijk op te leggen, teneinde een prikkel te hebben tot nakoming van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.

8.Vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [politieagent 1] vordert € 750,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast voor het feit waar de vordering betrekking op heeft.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Zaak 13/654004-15
Bij de stukken bevindt zich de op 14 februari 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/654004-15, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 7 april 2015 van de meervoudige kamer in het arrondissement Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 79 dagen niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De officier van justitie heeft verlening van de proeftijd gevorderd van de bij voormeld vonnis opgelegde voorwaardelijke straf en heeft gevorderd daarbij de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. Hoewel de raadsman heil ziet in bepaalde bijzondere voorwaarden, heeft hij betoogd dat de vordering moet worden afgewezen en dat de bijzondere voorwaarden in de hoofdzaak moeten worden opgelegd. Het betreft immers twee vorderingen tenuitvoerlegging van voorwaardelijke veroordeling met reeds langlopende proeftijden.
Ondanks dat gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zal de rechtbank de ten uitvoerlegging van de voorwaardelijke straf niet gelasten. De reclassering heeft geadviseerd de begeleiding van verdachte te intensiveren en zijn psychische gesteldheid te willen verbeteren via een klinisch behandeltraject om het recidiverisico in te perken. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij openstaat voor een klinische behandeling. Om dit te bewerkstelligen zal de rechtbank in de zaak met parketnummer 13/654004-15 de proeftijd met 1 (één) jaar verlengen en de algemene en bijzondere voorwaarden stellen zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering. Deze voorwaarden zijn de volgende.
Algemene voorwaarden:
Dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
dat veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden:
Meldplicht
Veroordeelde moet zich melden bij Verslavingsreclassering Noord Nederland, Oostergoweg 6, 8932 PG Leeuwarden . Hij moet zich gedurende de proeftijd bij deze instelling melden, zolang en zo frequent als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Klinische opname
Veroordeelde moet zich voor de periode van minimaal één jaar laten opnemen in de Forensisch Psychiatrische Afdeling Zuidlaren althans een soortgelijke intramurale instelling, waarbij veroordeelde zich moet houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven.
Deze voorwaarde geldt slechts indien en voor zover veroordeelde niet onder een andere titel vast zit.
Ambulante behandeling
Veroordeelde moet zich gedurende het resterende deel van de proeftijd onder behandeling stellen van Verslavingsreclassering Noord Nederland op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn complexe meervoudige problematiek.
Begeleid wonen
Veroordeelde moet meewerken aan verwijzing naar zelfstandig/begeleid of beschermd wonen en zal zich daarna houden aan de aanwijzingen die hem door deze instelling in dat kader worden gegeven.
Dagbesteding
Veroordeelde dient een zinvolle dagbesteding te hebben en werkt mee aan een aanmelding bij DWI of een soortgelijke instantie.
Alcohol- en drugsverbod
Veroordeelde moet zich gedurende de proeftijd onthouden van het gebruik van alcohol en drugs en is verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urinecontroles.
Toezicht
Geeft aan Verslavingsreclassering Noord Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Zaak 18/740047-14
Bij de stukken bevindt zich de op 29 september 2016 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 18/740047-14, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 18 december 2014 van de meervoudige strafkamer in het arrondissement Noord-Nederland, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 164 dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 90 dagen niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De officier van justitie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf af te wijzen. Door de raadsman is tevens betoogd dat de vordering moet worden afgewezen.
Ondanks dat gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling niet gelasten. De rechtbank is van oordeel dat de tenuitvoerlegging het traject waar verdachte zich momenteel in bevindt, zou doorkruizen en wijst de vordering daarom af.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 14d, 14f, en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair en het onder 3 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
3 (drie) weken.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart de benadeelde partij [politieagent 1] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verlengt de proeftijd van de voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 13/654004-15 met 1 (één) jaar en legt daarbij de volgende algemene en bijzondere voorwaarden op, die voor de eerdere voorwaarden in de plaats komen.
Algemene voorwaarden:
Dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
dat veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden:
Meldplicht
Veroordeelde moet zich melden bij Verslavingsreclassering Noord Nederland, Oostergoweg 6, 8932 PG Leeuwarden . Hij moet zich gedurende de proeftijd bij deze instelling melden, zolang en zo frequent als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Klinische opname
Veroordeelde moet zich voor de periode van minimaal één jaar laten opnemen in de Forensisch Psychiatrische Afdeling Zuidlaren althans een soortgelijke intramurale instelling, waarbij veroordeelde zich moet houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij openstaat voor een klinische behandeling.
Deze voorwaarde geldt slechts indien en voor zover veroordeelde niet onder een andere titel vast zit.
Ambulante behandeling
Veroordeelde moet zich gedurende het resterende deel van de proeftijd onder behandeling stellen van Verslavingsreclassering Noord Nederland op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn complexe meervoudige problematiek.
Begeleid wonen
Veroordeelde moet meewerken aan verwijzing naar een instelling voor zelfstandig/begeleid of beschermd wonen en zal zich daarna houden aan de aanwijzingen die hem door deze instelling worden gegeven.
Dagbesteding
Veroordeelde dient een zinvolle dagbesteding te hebben en werkt mee aan een aanmelding bij DWI of een soortgelijke instantie.
Alcohol- en drugsverbod
Veroordeelde moet zich gedurende de proeftijd onthouden van het gebruik van alcohol en drugs en is verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urinecontroles.
Toezicht
Geeft aan Verslavingsreclassering Noord Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 18/740047-14.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. G.H. Marcus en P. Farahani, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. L.M. Nieuwenhuijs en B. Pünt, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 maart 2018.
[Bijlage]