ECLI:NL:RBAMS:2018:4883

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2018
Publicatiedatum
11 juli 2018
Zaaknummer
13/751367-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering aan Griekenland in verband met strafrechtelijk onderzoek

Op 12 juli 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Griekenland. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering goedgekeurd, waarbij de onschuldbewering van de opgeëiste persoon niet werd gehonoreerd. De zaak betreft een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat op 26 februari 2018 door de Griekse autoriteiten is uitgevaardigd, met als doel de opgeëiste persoon aan te houden en over te leveren voor strafbare feiten die in Griekenland zijn gepleegd. De opgeëiste persoon, geboren in 1987 en met de Nederlandse nationaliteit, was gedetineerd in Nederland en heeft zich laten bijstaan door zijn raadsman tijdens de zitting op 28 juni 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar zijn. De rechtbank heeft de onschuldbewering van de opgeëiste persoon verworpen, omdat deze niet voldoende kon worden aangetoond. De rechtbank heeft ook de garantie van de Griekse autoriteiten in acht genomen, dat de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland zal ondergaan indien hij wordt veroordeeld. De rechtbank concludeert dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering en staat deze toe.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751367-18
RK-nummer: 18/2883
Datum uitspraak: 12 juli 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 2 mei 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 26 februari 2018 door
the Public Prosecutor’s Office at the Court of Appeals of Larissa(Griekenland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [locatie te plaats],
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 28 juni 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. J.J.M. Asbroek.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. A.W. Syrier, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een ‘
Arrest warrant no. 6/2017 of Investigator A’ of the Division of Misdemeanor Court of Larisa, maintained in force by Decree no. 162/22-9-2017 of the President of the Court of Appeals of Larisa’.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van Griekenland strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid: feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 1 en 13, te weten, respectievelijk:
  • deelneming aan een criminele organisatie;
  • hulp bij illegale binnenkomst en illegaal verblijf.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van Griekenland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Onschuldverweer

Verdenking
Uit de omschrijving van de feiten in onderdeel e) van het EAB volgt dat de opgeëiste persoon ervan wordt verdacht, kort samengevat:
in de periode van 1 januari 2014 tot 5 juli 2014 te hebben deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezig hield met het transporteren van illegale vreemdelingen naar Griekenland;
op 6 juli 2014 met anderen betrokken te zijn geweest bij een transport van illegale (Syrische en Filipijnse) vreemdelingen naar en in Griekenland, waarbij voor de (34) vreemdelingen een levensgevaarlijke situatie zou zijn ontstaan doordat in het voertuig geen lucht was en de hitte ondraaglijk was en de vreemdelingen al dagen geen water en eten was gegeven.
Verweer
De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan de feiten.
Zijn raadsman heeft aangevoerd dat de betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de feiten slechts is gebaseerd op het feit dat het voertuig, waarin op 6 juli 2014 34 verstekelingen zijn aangetroffen, op naam van de opgeëiste persoon stond. Verder wordt de opgeëiste persoon slechts verweten het voertuig ter beschikking te hebben gesteld. Hem wordt niet verweten lijfelijk aanwezig te zijn geweest, aldus de raadsman.
Om de onschuld van de opgeëiste persoon te bewijzen heeft de raadsman stukken overgelegd, waaruit allereerst zou blijken dat hij het voertuig in 2013 zou hebben geëxporteerd en verder zou blijken dat de opgeëiste persoon het voertuig op 6 februari 2014 zou hebben verkocht aan [naam autohandel vof] en dat dit bedrijf de auto vervolgens op 10 februari 2014 aan [persoon] heeft doorverkocht en feitelijk heeft geleverd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat de opgeëiste persoon zijn onschuld tijdens het verhoor ter zitting niet aanstonds heeft kunnen aantonen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
De overgelegde stukken sluiten, anders dan de raadsman meent, niet uit dat de opgeëiste persoon op 6 juli 2014 over het voertuig kon beschikken en de handelingen kon verrichten die hem worden verweten. Bovendien vindt de stelling van de raadsman dat de verdenking van de opgeëiste persoon ten aanzien van beide feiten slechts zou zijn gebaseerd op het feit dat het voertuig op 6 juli 2014 op zijn naam stond geen grondslag in het EAB. Daarin wordt namelijk vermeld dat de opgeëiste persoon het voertuig ter beschikking heeft gesteld aan een medeverdachte op 6 juli 2014, dat hij het transport van de vreemdelingen heeft gefaciliteerd en dat hij gedurende 1 januari 2014 tot 5 juli 2014 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. Mede in dat licht heeft de rechtbank ter zitting dan ook het verzoek tot het horen van de getuige, die zou kunnen verklaren over de gang van zaken bij het (door)verkopen en leveren van het voertuig, afgewezen. Ook de door de raadsman overgelegde stukken brengen de rechtbank niet tot een ander oordeel. De stellingen van de opgeëiste persoon zullen in de strafprocedure in Griekenland in het licht van het strafdossier moeten worden beoordeeld
De onschuldbewering kan dan ook niet leiden tot weigering van de overlevering.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW

De opgeëiste persoon heeft tevens de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, als naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, als hij voor de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De advocaat generaal bij het ressortsparket Larisa heeft – desgevraagd door de officier van justitie – bij brief van 22 juni 2018 ten aanzien van de opgeëiste persoon de volgende garantie gegeven:
“Na uw document zoals hierboven, maken wij bekend dat wij onze instemming verlenen in geval van veroordeling van de door de Griekse Rechtbanken gezochte voor de zaak die betrekking heeft op het Europees Aanhoudingsbevel d.d. 26-2-2018 van onze Dienst, dat hij zijn straf uitzit in Nederland (artikel 5 par. 3 van het kaderbesluit voor het Europees Aanhoudingsbevel).”
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien de feiten ook naar Nederlands recht strafbare feiten opleveren. Aan deze voor waarde is voldaan. De onder 4 bedoelde feiten leveren naar Nederlands recht op:
  • deelneming aan een criminele organisatie die tot oogmerk het plegen van misdrijven heeft;
  • mensensmokkel, terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen..
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 140 en 197a van het Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6 en 7, van de OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon],aan
the Public Prosecutor’s Office at the Court of Appeals of Larissa(Griekenland) ten behoeve van het in Griekenland tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en M.J.J.P. Luchtman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 12 juli 2018.
Mr. M.J.J.P. Luchtman is buiten staat deze
uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.