ECLI:NL:RBAMS:2018:4872

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2018
Publicatiedatum
11 juli 2018
Zaaknummer
C/13/647065 / FA RK 18-2688
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing met minderjarige kinderen en wijziging hoofdverblijfplaats

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 12 juli 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de gezamenlijke gezagsuitoefening tussen een moeder en een vader. De moeder verzocht om vervangende toestemming om met haar drie kinderen te verhuizen van Amsterdam naar Waalre/Eindhoven. De vader verzette zich tegen deze verhuizing en stelde dat er geen noodzaak was voor de verhuizing, aangezien de moeder in Amsterdam een geschikte woning had kunnen vinden. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de wensen van de kinderen, de huidige zorgregeling en de noodzaak van de verhuizing. De rechtbank oordeelde dat de moeder recht heeft op vrijheid om haar leven in te richten, maar dat de noodzaak om te verhuizen niet voldoende was aangetoond. Uiteindelijk werd besloten dat de moeder vervangende toestemming kreeg om met de jongste dochter te verhuizen, terwijl de twee oudste kinderen bij de vader zouden blijven wonen. De rechtbank heeft ook een zorgregeling vastgesteld die de betrokkenheid van beide ouders bij de kinderen waarborgt. De uitspraak benadrukt het belang van de belangen van de kinderen en de noodzaak om hun stabiliteit en continuïteit in de zorg te waarborgen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/647065 / FA RK 18-2688 (HH TM)
Beschikking van 12 juli 2018 betreffende een geschil gezamenlijke gezagsuitoefening als bedoeld in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. G.M. Haring te [woonplaats 1] ,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. M.D.C.C.C. van Rooij te [woonplaats 1] .

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoek van de moeder, ingekomen op 24 april 2018;
  • nadere stukken van de moeder, ingekomen op 6 juni 2018;
  • nadere stukken van de moeder, ingekomen op 25 juni 2018;
  • het verweerschrift en producties van de vader, ingekomen op 29 juni 2018;
  • verklaring van de moeder, ingekomen op 2 juli 2018;
  • nadere stukken van de moeder, ingekomen op 2 juli 2018;
  • nadere stukken van de vader, ingekomen op 3 juli 2018.
1.2.
De zaak is behandeld ter zitting met gesloten deuren van 3 juli 2018.
Verschenen zijn de moeder en haar advocaat en de vader en zijn advocaat.
Van de zijde van de moeder zijn pleitnotities voorgedragen.
1.3.
De kinderen hebben in een kindgesprek met de voorzitter op 2 juli 2018 verteld wat zij ervan vinden.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad, welke relatie is beëindigd.
2.2.
Uit deze relatie zijn geboren:
  • [voornaam kind 1]
  • [voornaam kind 2]
  • [voornaam kind 3]
2.3.
Deze kinderen zijn erkend door de vader en partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit.
2.4.
Partijen zijn op 3 mei 2005 een samenlevingsovereenkomst aangegaan. Bij convenant van
17 oktober 2011 hebben partijen de financiële gevolgen van het beëindigen van de relatie vastgelegd. Bij ouderschapsplan van 17 oktober 2011 hebben partijen regelingen getroffen ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen.
In het ouderschapsplan is de navolgende tweewekelijkse zorgregeling opgenomen. In de eerste week verblijven de kinderen van maandag tot woensdagochtend bij de moeder en vanaf woensdag uit school tot en met zondagmiddag bij de vader. In de tweede week verblijven de kinderen van zondagmiddag tot en met donderdag naar school bij de moeder en vanaf donderdag na school tot zaterdagmiddag bij de vader. Van zaterdagmiddag tot en met zondag verblijven de kinderen bij de moeder.
2.5.
Partijen hebben nadien de zorgregeling in onderling overleg gewijzigd in die zin dat de kinderen per veertien dagen negen dagen aaneengesloten bij de moeder zijn en vijf dagen (te weten van donderdagmiddag tot dinsdagochtend eens in de 2 weken) aaneengesloten bij de vader.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Het verzoek van de moeder
3.1.1.
De moeder verzoekt haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen naar [woonplaats 2] te verhuizen, dan wel naar een gemeente met een straal van 20 kilometer van [woonplaats 2] en om vervangende toestemming te verlenen voor inschrijving van de kinderen op een school in de nabije woonplaats van de kinderen.
3.1.2.
De moeder legt aan haar verzoek ten grondslag dat het, gelet op haar inkomen, niet haalbaar is om in [woonplaats 1] te blijven wonen. De vrouw stelt dat zij met haar geringe inkomen en verdiencapaciteit in [woonplaats 1] of omgeving geen passende woning kan vinden voor haar en de kinderen. Zij woonde voorheen in een koopwoning op de [adres de vrouw] , maar deze heeft zij verkocht vanwege de te hoge lasten. Zij heeft nadien een (tijdelijke) huurwoning gezocht in [woonplaats 1] , maar gezien haar financiële situatie voldeed zij niet aan de inkomenseisen die worden gesteld voor het aangaan van een huurovereenkomst. De man is hierop voor de vrouw een huurovereenkomst aangegaan. Dit betreft een driekamerappartement dat te klein is voor een gezin met drie opgroeiende kinderen. Zij heeft het appartement inmiddels opgezegd. De huur bedroeg € 2.000,= per maand welke zij zelf voldeed. De moeder acht het niet reëel dat zij een dergelijk bedrag aan woonlasten blijft opbrengen. Zij teert nu hard in op haar vermogen, dat zij uit de verkoop van de woning heeft overgehouden. Daarnaast is het zo dat zij bij de makelaars in [woonplaats 1] niet aan de inkomenseisen voor de huur van een woning zal kunnen voldoen. Zij kan alleen via de vader aan een woning komen en hij zal dan contractueel de huurder zijn en zij wenst niet langer afhankelijk te blijven van de vader. Zij heeft in [woonplaats 3] recent een zeer geschikte woning gevonden voor een bedrag van € 1.500,= per maand. Deze woning is haar aangeboden door de makelaar namens de verhuurder en zij heeft die geaccepteerd. Zij gaat dan ook verhuizen in augustus. Een soortgelijke woning voor een dergelijk bedrag heeft zij niet in [woonplaats 1] kunnen vinden. Een verhuizing in de omgeving van [woonplaats 1] heeft zij niet overwogen.
3.1.3.
Tot december 2017 werkte zij in een tandartspraktijk en verdiende daarmee € 1.100,= netto per maand. De moeder heeft nu geen inkomen uit arbeid en is aan het solliciteren, onder meer bij [bedrijf 1] en bij [bedrijf 2] in [woonplaats 3] .
3.1.4.
De moeder stelt voorts dat zij geen toekomst heeft in de omgeving [woonplaats 1] . Zij is afkomstig uit de omgeving van [woonplaats 2] en zij heeft sinds 2011 een nieuwe partner die in [woonplaats 2] woont. Dit is een bestendige relatie. Ook haar familie woont in [woonplaats 2] .
3.1.5.
De moeder is bovendien van mening dat het in het belang van de kinderen is dat zij met de vrouw meeverhuizen. De moeder is altijd de hoofdverzorger geweest. Zij heeft de zorg voor de kinderen nooit gedeeld met haar nieuwe partner. De vader werkt meer dan fulltime en wanneer de kinderen bij de vader verblijven, worden zij gedeeltelijk verzorgd en opgevoed door de nieuwe partner van de vader.
3.1.6.
De moeder heeft aangegeven zich in te zetten om de zorgregeling, in het geval van een verhuizing, zo veel als mogelijk in stand te houden en open te staan voor voorstellen van de vader. De moeder stelt voor dat de kinderen in de weekenden (na hockeyverplichtingen op zaterdag, overige weekenden op vrijdag) bij de vader verblijven, of eens in de twee weken in het weekend bij de man verblijven wanneer dit de voorkeur van de vader geniet. Ook kunnen de kinderen in de lange weekenden en schoolvakanties langer bij de man verblijven. De moeder stelt dat de omgang hiermee weliswaar minder frequent, maar nog altijd op een aanvaardbaar niveau zal zijn. Met een weekendregeling kunnen de sporten van de kinderen in stand blijven. De kinderen kunnen bij hockeyclub [naam hockeyclub] gaan spelen. De afstand tussen [woonplaats 1] en [woonplaats 2] is 120 kilometer. Nu de kinderen ouder worden, is te verwachten dat zij ook meer zelfstandig met de trein heen en weer kunnen reizen.
3.1.7.
De moeder verwacht dat de verhuizing naar [woonplaats 2] / [woonplaats 3] het contact tussen vader en de kinderen niet zal bemoeilijken, omdat zij voldoende blijk heeft gegeven van een goede voorbereiding en moeite heeft gedaan om de gevolgen voor de relatie van de kinderen met hun vader te verzachten.
3.1.8.
De moeder verzoekt voorts om vervangende toestemming te verlenen om de kinderen in te schrijven op een school in de nabije woonplaats van de kinderen. De moeder stelt dat er zeer goede scholen zijn in [woonplaats 2] en omgeving. Het is voor de kinderen ook een geschikt moment om van school te wisselen, nu [voornaam kind 1] is blijven zitten in 4 havo, [voornaam kind 2] nu de overgang naar de middelbare school gaat maken en [voornaam kind 3] nog maar één jaar op de basisschool zit. [voornaam kind 2] heeft al kennisgemaakt op [naam college] in [woonplaats 3] en kan daar na de schoolvakantie ook beginnen.
3.1.9.
De moeder geeft aan dat zij en de vader normaal gesproken goed kunnen overleggen over de kinderen maar dat hij niet instemt met het onderhavige verzoek. De vader heeft voorgesteld dat de moeder en de kinderen in een beleggingspand van hem in [woonplaats 1] kunnen wonen. Dat lijkt haar geen goede optie nu partijen al zo lang uit elkaar zijn. De vader had daarbij ook voorgesteld dat de woonlasten met de kinderalimentatie worden verrekend. Ook heeft de vader voorgesteld om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te laten zijn, maar daar ziet de moeder niets in, nu de hoofdverblijfplaats van de kinderen altijd bij haar is geweest en zij de hoofdverzorger is geweest. De vader werkt meer dan fulltime, dus hij kan de zorg voor de kinderen niet op zich nemen. Zij vraagt zich af of hij overziet hoeveel inspanning de opvoeding van de kinderen omvat en of hij in staat zal zijn om de ruimte te maken in zijn drukke leven.
3.1.10.
Ter zitting heeft de moeder desgevraagd aangegeven in ieder geval naar [woonplaats 3] te zullen verhuizen, of dit nu met of zonder de kinderen is en ook in geval wellicht maar een of twee kinderen met haar mogen verhuizen. Zij zou het liefst zien dat de kinderen samen blijven wonen.
3.2.
Het verweer tevens houdende zelfstandige verzoeken van de vader
3.2.1.
De vader voert verweer tegen het door de moeder verzochte en verzoekt te bepalen dat de moeder in haar verzoeken niet ontvankelijk is en de verzoeken van de moeder af te wijzen. Daarnaast heeft hij de navolgende zelfstandige tegenverzoeken gedaan:
- de huidige zorgregeling en verdeling van de vakanties en feestdagen bij helfte althans het ouderschapsplan op te nemen in de te nemen beschikking;
- voor recht te verklaren dat de moeder het hoofdverblijf van de kinderen niet heeft dan wel de hoofdverblijfplaats te wijzigen in dier voege dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader zal zijn;
-te bepalen dat het hoofdverblijf van de kinderen bij de vader zal zijn en dat de kinderen op zijn adres zullen worden ingeschreven en de moeder op eerste verzoek van de vader te gelasten hier de benodigde medewerking aan te verlenen;
- de kinderen te horen omtrent onder andere de verhuizing en de zorg- en contactregeling;
- te bepalen een zorg- en contactregeling waarbij de kinderen drie weekenden van vrijdag tot en met zondag (onder voorbehoud van de sportverplichtingen op zaterdag) bij de moeder zullen verblijven, althans een regeling in goede justitie te bepalen;
- de vrouw te verbieden om samen met de kinderen te verhuizen, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 500,= per dag in het geval de vrouw het verbod overtreed;
- te bepalen dat in het geval de moeder toestemming wordt verleend om samen met de kinderen te verhuizen zij binnen een straal van 10 kilometer in de omgeving van [woonplaats 1] huisvesting dient te vinden;
- te bepalen dat bij een toestemming voor de verhuizing van de moeder en kinderen naar [woonplaats 2] , de moeder de kosten betaalt die ter uitvoering van de zorg- en contactregeling door de vader en de kinderen worden gemaakt alsmede te bepalen een passende zorgregeling tussen de vader en de kinderen althans een regeling waarbij de kinderen op vrijdag en zondagavond (naar de rechtbank begrijpt van vrijdagavond tot en met zondagavond) bij de vader verblijven en door de moeder op haar kosten worden gebracht en gehaald;
- te bepalen dat aan de vader vervangende toestemming wordt verleend om de kinderen in te schrijven op een school in de nabijheid van de woonplaats van de kinderen; en
- te bepalen dat de vader naast het hoofdverblijf ook de hoofdzorg over de kinderen toebedeeld krijgt met een daarbij behorende zorgregeling alsmede te bepalen een zorgregeling tussen de vrouw en kinderen als verzocht of in goede justitie.
3.2.2.
Ter onderbouwing van zijn verweer en verzoeken voert hij – samengevat en voor zover hier van belang – als volgt aan. Hij stelt voorop dat partijen in het ouderschapsplan reeds afspraken hebben gemaakt ten aanzien van de woonplaats van ouders, namelijk dat zij dichtbij elkaar zullen wonen (in [woonplaats 1] ) en dat de kinderen op dezelfde school zullen kunnen blijven. Mocht één van partijen dus van woonplaats veranderen dan blijven de kinderen automatisch achter bij de andere ouder, in dit geval de vader. De man acht de vrouw daarom niet ontvankelijk in haar verzoek.
3.2.3.
Ten aanzien van de inhoudelijke beoordeling stelt de vader zich primair op het standpunt dat er voor de moeder geen noodzaak is tot een verhuizing en dat zij enkel op grond van haar eigen belang wenst te verhuizen. Ook meent hij dat zij het geheel niet goed heeft doordacht en voorbereid. De vader is van mening dat zij de noodzaak niet heeft kunnen benoemen en/of aantonen en dat het verzoek daar reeds op strandt. Er is geen belang voor de kinderen om nu naar [woonplaats 2] dan wel [woonplaats 3] te verhuizen. De vrouw woont reeds sinds 1996 in [woonplaats 1] en heeft hier haar volledige (sociale) leven.
3.2.4.
Alhoewel haar vriend en familie in de omgeving van [woonplaats 2] woonachtig zijn, is daar geen noodzaak uit te concluderen, temeer nu de moeder bij herhaling stelt dat zij en haar vriend geenszins van plan zijn om te gaan samenwonen en hun huidige latrelatie wensen voort te zetten, aldus de vader.
3.2.5.
Voor de vader is verder van groot belang dat de kinderen alle drie hebben aangegeven niet uit [woonplaats 1] weg te willen gaan. Zij zijn allemaal geboren en getogen in [woonplaats 1] en hebben hier hun wortels. De kinderen zijn blij met de scholen waar zij op zitten dan wel naar toe zullen gaan en ook gelukkig met de sportclubjes en vriendschappen die zij hebben. Hij ziet in dat de kinderen loyaal zijn naar beide ouders en veel van hen houden. Daarin verklaart vader het gegeven dat de kinderen het de moeder gunnen om naar het zuiden van het land te verhuizen.
3.2.6.
Ook is er door het verzoek van de moeder een risico dat de kinderen uit elkaar gehaald gaan worden, hetgeen de vader niet in hun belang vindt. De kinderen zijn altijd samen opgegroeid en zijn erg close met elkaar. Indien de rechtbank zou beslissen dat de kinderen niet meer gelijktijdig bij de ene dan wel de andere ouder hun hoofdverblijf hebben, zal hij zich daar bij neerleggen.
3.2.7.
De vader stelt voorop dat partijen altijd een co-ouderschap hebben voorgestaan, waarbij hij zoveel als mogelijk meer zorg op zich nam dan hij op grond van de vaste zorgregeling zou moeten doen. Hij is nu bij het dagelijkse leven (waaronder school, sport en vrienden) van alle drie de kinderen betrokken en dat zal allemaal wegvallen als de kinderen in [woonplaats 2] of omgeving wonen. De vader wenst volop betrokken te blijven bij het leven van de kinderen. Volgens de vader is het niet zo dat de kinderen alleen bij moeder hun hoofdverblijfplaats hadden, maar hadden de kinderen simpelweg bij hen beiden hoofdverblijfplaats en stonden zij op financiële gronden bij de moeder ingeschreven. Daarnaast heeft de huidige zorgregeling altijd tot grote tevredenheid van alle betrokken gelopen.
3.2.8.
De vader betwist dat het voor de moeder niet mogelijk is om hier passende betaalbare woonruimte te vinden, althans stelt zich op het standpunt dat zij deze stelling niet heeft onderbouwd en dat ook haar stellingen omtrent het wonen en haar financiën tegenstrijdig zijn. Zo heeft de man na de verkoop van de woning van de moeder tweemaal een geschikte woning voor de moeder en de kinderen in [woonplaats 1] gevonden die zij zonder goede gronden heeft afgewezen. Ook heeft zij niet aangetoond dat het niet mogelijk is om in [woonplaats 1] en omstreken (bijvoorbeeld [plaats 1] , [plaats 2] ) een passende woning te vinden. De moeder stelt weliswaar geen geld te hebben voor een woning hier, maar accepteert in [woonplaats 3] wel een woning met een huurprijs van € 1.500,= per maand. Voor dat geld hadden de moeder en kinderen ook een ruime en passende woning in bijvoorbeeld [plaats 1] kunnen betrekken. De vader heeft daarnaast meerdere malen aangeboden om mee te denken over oplossingen om haar financiële plaatje dusdanig kloppend te maken dat zij een woning zou kunnen huren, bijvoorbeeld door een en ander in de vorm van partneralimentatie te gieten. De moeder is op al deze suggesties niet ingegaan. De vader merkt daarbij op dat de moeder in 2017 vrijwillig haar werk heeft opgezegd en dus zelf inkomensverlies teweeg heeft gebracht. Tot op heden heeft de moeder geen ander werk gezocht of gevonden dat de vader weet. Hieruit volgt dat de moeder een en ander niet goed heeft doordacht, nu de vader niet kan inzien hoe zij al deze kosten voor haarzelf en de kinderen wil gaan voldoen.
3.2.9.
De moeder heeft zich volgens de vader onvoldoende rekenschap gegeven van de reistijd en praktische belemmeringen die er voor de kinderen zullen ontstaan als de moeder in [woonplaats 2] of omgeving zal wonen. Zij zullen dan een reistijd van gemiddeld 2 uur hebben en ook zullen daar aanzienlijke kosten aan verbonden zijn. Er is van de zijde van de moeder geen aanbod of voorstel gedaan ten aanzien van de kosten, hetgeen tekent dat zij de hele verhuizing niet goed heeft doordacht.
3.2.10.
Mocht de moeder gaan verhuizen dan wenst de vader dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem wordt bepaald. De kinderen kunnen dan in hun vertrouwde omgeving blijven. Ter zitting heeft de vader gesteld dat hij zo nodig minder zal gaan werken en een deel van zijn bedrijf zal afstoten aan zijn zakelijke partners, zodat hij de zorg voor de kinderen kan verlenen. Daarnaast is er in het huis van de vader en de kinderen een inwonende oppas, [naam oppas] , waar de kinderen goed mee bekend zijn en een goede band mee hebben. De man acht zich, met de hulp van zijn huidige vrouw en [naam oppas] , in staat de kinderen de zorg te geven die zij nodig hebben.
3.3.
De kinderen hebben tijdens het kindgesprek aangegeven niet te willen kiezen tussen hun ouders. Zij gunnen hun moeder dat zij in [provincie] een nieuw leven kan opbouwen. [voornaam kind 1] heeft kenbaar gemaakt in [woonplaats 1] te willen blijven wonen en komend jaar op het [naam college 2] college zijn havo-diploma te willen halen. Vanwege vrienden, hockey en baantjes wil hij niet weg uit [woonplaats 1] . [voornaam kind 2] wil graag in [woonplaats 1] naar de brugklas van het [naam college 3] college en wil bij hockeyclub [woonplaats 1] blijven hockeyen. [voornaam kind 3] wil niet verhuizen uit [woonplaats 1] , maar wil wel bij haar moeder wonen als zij weggaat uit [woonplaats 1] , ook als dat betekent dat zij niet meer samen met haar broers woont.

4.De beoordeling

De ontvankelijkheid
4.1.
De rechtbank zal allereerst dienen te beslissen of de moeder ontvankelijk is in haar verzoek, nu de vader zich op dit standpunt stelt. Het is juist, zoals de vader stelt, dat in het ouderschapsplan (van 17 oktober 2011) is opgenomen dat partijen het volgende heel belangrijk vinden voor hun kinderen:
“(..) Het voorlopig/lange termijn in dezelfde omgeving te blijven/naar dezelfde school te gaan (..)”. Naar het oordeel van de rechtbank impliceert dat echter niet dat partijen indien zij daar nu een geschil over hebben dat verzoek niet ex artikel 1: 253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) aan de rechter zouden kunnen voorleggen. Dit betekent dat de moeder ontvankelijk is in haar verzoek.
De vervangende toestemming voor verhuizing
4.2.
De gezamenlijke gezagsuitoefening van partijen brengt mee dat de moeder voor
het wijzigen van de woonplaats van de kinderen en voor de inschrijving van hen op een
andere school in beginsel toestemming van de vader behoeft. Indien de ouders het
hierover niet eens worden kan de rechter hierover een beslissing nemen. De rechter neemt een
zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Conform vaste
rechtspraak (HR 25 april 2008, LJN:BC5901) mag hieruit niet worden afgeleid dat het belang van de kinderen bij geschillen over gezamenlijke gezagsuitoefening altijd zwaarder weegt dan andere belangen. Bij de beoordeling dient de rechtbank alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en tegen elkaar af te wegen.
4.3.
Niet in geschil is dat de vader zijn toestemming aan de door de vrouw voorgenomen verhuizing met de kinderen naar [woonplaats 2] / [woonplaats 3] en plaatsing van de kinderen op een school aldaar heeft onthouden.
4.4.
Bij de beoordeling van het geschil dienen de volgende omstandigheden en belangen te worden meegewogen:
1. het recht en belang van de moeder om te verhuizen en in vrijheid haar leven (opnieuw) in te richten;
2. de noodzaak voor de moeder om te verhuizen;
3. de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
4. de door de moeder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor kinderen en de vader te verzachten en/of te compenseren;
5. de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
6. de rechten van de vader en kinderen op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
7. de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
8. de frequentie van het contact tussen kinderen en de vader voor en na de verhuizing;
9. de leeftijd van kinderen, hun mening en de mate waarin zij zijn geworteld in haar omgeving of juist gewend is aan verhuizingen;
10. de (extra) kosten van het contact na de verhuizing.
Deze opsomming is niet limitatief bedoeld noch moet aan iedere voorwaarde afzonderlijk zijn voldaan. Het geheel van de feiten en omstandigheden dat door partijen is aangevoerd moet echter wel aan de hand van in ieder geval deze factoren gewogen worden.
4.5.
De rechtbank stelt vast dat de ouders de afgelopen jaren op goede wijze invulling hebben gegeven aan hun ouderschap en in onderling overleg goed in staat zijn geweest om met elkaar te communiceren en beslissingen te nemen in het belang van hun kinderen. Alleen over de wens van de moeder om met de kinderen te verhuizen komen zij er in onderling overleg niet uit.
4.6.
De rechtbank stelt voorts vast, op grond van wat ter zitting en in de gesprekken met de kinderen naar voren is gekomen, dat hoewel de vader een aanzienlijk deel van de verzorging en opvoeding van de kinderen voor zijn rekening neemt, hij onvoldoende heeft betwist dat het aandeel van de vrouw daarin groter is, nu de kinderen meer tijd bij haar doorbrengen. Voorts heeft de man
onvoldoende weersproken dat de vrouw een groter deel van bepaalde zorgtaken op zich
neemt, zoals schoolactiviteiten en brengen en halen naar hockey, ook als de kinderen bij de vader verblijven. Dit is voor haar ook mogelijk omdat zij niet, althans part-time werkt, en ook gedurende de relatie van partijen de zorgtaken voor haar rekening nam. De man werkt full-time en maakt lange dagen. Tegen die achtergrond is de oorspronkelijk in het ouderschapsplan opgenomen regeling van een evenredige verdeling van de zorgtaken ook gewijzigd in de 9 om 5 dagen regeling. Dit betekent dat de moeder in feite als hoofdverzorger van de kinderen fungeert.
4.7.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de moeder er recht op haar leven in vrijheid te kunnen inrichten en is - zoals ook door de kinderen beaamd - haar wens om naar [woonplaats 2] / [woonplaats 3] te verhuizen begrijpelijk. Zij wil terug naar waar zij oorspronkelijk vandaan komt en wil in de buurt van haar nieuwe partner wonen. De moeder heeft, anders dan de vader stelt, de verhuizing wel degelijk goed doordacht. Zij heeft scholen en een hockeyclub voor de kinderen geregeld en inmiddels ook een geschikt huis gehuurd in [woonplaats 3] .
4.8.
Hoewel de rechtbank begrijpt dat de moeder gelet op haar persoonlijke situatie een verhuizing als noodzakelijk ziet, heeft de moeder verder niet aangetoond dat verhuizing haar enige alternatief is, althans dat onder deze omstandigheden afdoende noodzaak bestaat. De financiële situatie van de moeder is, bij gebreke van inkomen uit werk, inderdaad niet rooskleurig en zij teert in op haar (bescheiden) vermogen, ontstaan uit de opbrengst van de [adres de vrouw] . De moeder heeft echter onvoldoende onderbouwd dat zij in [woonplaats 1] of directe omgeving geen werk kan vinden, waarmee zij in haar onderhoud kan voorzien. De kinderen hebben inmiddels een zodanige leeftijd dat de noodzaak dat zij hele dagen thuis is, ontbreekt. Zij heeft ook zelf haar baan als tandartsassistente opgezegd en niet is door de moeder aangetoond dat zij getracht heeft ander werk te vinden. Weliswaar heeft zij jaren geen, dan wel een bescheiden arbeidsparticipatie gehad, maar dit betekent nog niet dat zij geen werk zal kunnen vinden. De moeder heeft in [woonplaats 3] een huis gehuurd van € 1.550,- per maand (excl. nutsvoorzieningen), waaruit de rechtbank afleidt dat zij een dergelijk bedrag dus blijkbaar aan woonlasten kan uitgeven. De moeder heeft niet onderbouwd dat een woning met 3 of 4 slaapkamers in [woonplaats 1] of directe omgeving voor een huurprijs van rond de
€ 1.550,- niet te vinden is. Zij heeft ter zitting slechts gesteld dat zij niet met de kinderen in [plaats 1] of [plaats 3] wil wonen, maar van enig gedegen onderzoek naar alternatieven is niet gebleken. De stelling dat er geen makelaar te vinden is die aan haar wil verhuren nu zij geen inkomen heeft, onderbouwt zij niet. Het is haar in [woonplaats 3] ook gelukt om via een makelaar een woning te vinden, waarbij de inkomenstoets haar niet is tegengeworpen. Het is begrijpelijk dat de moeder niet in een huis wil wonen dat op naam staat van de vader, maar gezien zijn opstelling en bereidheid de afgelopen jaren om haar bij te staan, hadden de alternatieven in elk geval nader onderzocht moeten worden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de noodzaak om op dit moment met de kinderen naar [woonplaats 2] / [woonplaats 3] te verhuizen ontbreekt.
4.9.
De moeder heeft ter zitting zeer stellig verklaard dat zij hoe dan ook gaat verhuizen na de zomer, of er nu toestemming komt of niet. Dat betekent dat de rechtbank dat als uitgangspunt zal nemen.
4.10.
Nu de rechtbank van oordeel is dat de noodzaak om te verhuizen niet aanwezig is, en dit een belang is dat zwaar weegt bij de belangenafweging, is er geen andere conclusie gerechtvaardigd dan dat de vervangende toestemming tot verhuizing van de moeder met alle kinderen geweigerd zou moeten worden.
4.11.
Dit zou dan betekenen dat de kinderen in [woonplaats 1] blijven wonen, hoofdverblijf bij de vader zullen hebben en in [woonplaats 1] naar school blijven gaan. De rechtbank dient echter ook het individuele belang van de betrokken kinderen mee te laten wegen, zoals hun leeftijd, de verdeling van de zorgtaken tot nu toe en de mening van de kinderen. Uit de gesprekken met de kinderen is naar het oordeel van de rechtbank gebleken dat het belang van [voornaam kind 3] zich er tegen verzet dat zij hoofdverblijf bij de vader zou hebben. Zij heeft als jongste en als enig meisje van het gezin, mede gelet op haar leeftijd, haar moeder als hoofdverzorger nodig. Het belang van [voornaam kind 3] weegt in dit geval voor de rechtbank zwaarder dan wat hiervoor is overwogen onder 4.4 - 4.10.
4.12.
Dat betekent dat de moeder de vervangende toestemming tot verhuizing met [voornaam kind 3] wel krijgt en [voornaam kind 3] hoofdverblijf bij haar moeder houdt, maar dan in [woonplaats 2] / [woonplaats 3] . Voor wat betreft [voornaam kind 1] en [voornaam kind 2] prevaleert het belang dat zij met de moeder mee zouden moeten verhuizen niet. Zij zijn na de zomer beide middelbare scholieren die geacht worden steeds meer zelfstandig te kunnen regelen en doen. De vader is een toegewijde vader en hij heeft ter zitting verklaard als de kinderen hoofdverblijf bij hem krijgen hij er voor ze zal zijn en minder te gaan werken. De rechtbank heeft geen reden aan die toezegging te twijfelen. De rechtbank realiseert zich dat door deze beslissing de kinderen niet meer samen in gezinsverband zullen wonen. De kinderen zelf hebben in hun gesprekken laten weten dat - gezien de sterke band die zij hebben - dit overkomelijk is en dit niet doorslaggevend zou moeten zijn bij de beslissing. De rechtbank acht de genomen beslissing, alle omstandigheden in acht genomen, het meest in het belang van de kinderen en zal aldus beslissen.
Hoofdverblijfplaats
4.13.
Op grond van het vorenstaande zal de rechtbank de hoofdverblijfplaats van [voornaam kind 1] en [voornaam kind 2] bij de vader bepalen en die van [voornaam kind 3] bij de moeder. Andere verzoeken van partijen die zien op het hoofdverblijf zijn daarmee zonder belang en zullen worden afgewezen.
Zorgregeling
4.14.
Ten aanzien van de zorgregeling tussen de kinderen en beide ouders overweegt de rechtbank als volgt. Omdat de kinderen niet meer gezamenlijk bij één van de ouders wonen, is het van groot belang dat zij door de vormgeving van de zorgregeling voldoende tijd met elkaar zullen kunnen doorbrengen. In beginsel zouden de ouders samen met de kinderen in staat moeten zijn die regeling vorm te geven, maar gegeven wat er na deze beschikking op ouders en kinderen af zal komen, zowel praktisch als ook emotioneel en het feit dat beide ouders met de kinderen op vakantie gaan, zal de rechtbank een zorgregeling bepalen. Het staat ouders uiteraard vrij om in overleg met de kinderen op termijn die regeling aan te passen, zoals zij altijd blijk hebben gegeven daartoe in staat te zijn.
4.15.
De rechtbank komt een zorgregeling waarbij de kinderen het eerste weekend samen bij de moeder, het tweede weekend samen bij de vader, het derde weekend [voornaam kind 3] bij de vader en [voornaam kind 1] en [voornaam kind 2] bij de moeder verblijven en het vierde weekend de kinderen bij de ouder zijn waar zij hoofdverblijf hebben, in hun belang voor. De wisseling zou bijvoorbeeld bij motel [naam motel] kunnen plaatsvinden, hoewel [voornaam kind 1] indien hij alleen gaat en [voornaam kind 1] en [voornaam kind 2] samen ook met de trein zullen kunnen reizen. Daarnaast kan de moeder ook af en toe [voornaam kind 1] en [voornaam kind 2] in [woonplaats 1] halen na hun hockeywedstrijd en dan vooraf kijken bij de wedstrijden.
Aangaande de kosten zal gelden dat ieder de eigen autokosten draagt. De treinkosten van [voornaam kind 1] en [voornaam kind 2] (en op termijn ook van [voornaam kind 3] ) dient ieder voor de helft (vader heenreis en moeder terugreis bijvoorbeeld) te dragen.
Extra vrije (school-)dagen zullen de kinderen bij de ouder waar zij niet het hoofdverblijf hebben kunnen doorbrengen en zo mogelijk met alle kinderen bij elkaar. Ouders zullen bij helfte de vakanties en feestdagen met de kinderen doorbrengen, waarbij uitgangspunt is dat de kinderen zoveel als mogelijk is, tezamen bij de ene dan wel de andere ouder zullen zijn. De rechtbank begrijpt dat gezien de leeftijd van Thijs, voor hem hierover wellicht andere afspraken gemaakt zullen moeten worden, maar gaat ervan uit dat dit in overleg tussen de ouders en in samenspraak met Thijs bepaald zal worden.
Overige verzoeken van de moeder
4.16.
Uit het voorgaande volgt dat [voornaam kind 3] haar hoofdverblijfplaats bij de moeder zal hebben. De moeder heeft vervangende toestemming verzocht om [voornaam kind 3] op een school in de nabije woonplaats in te mogen schrijven. De vader heeft zich in algemene zin verzet tegen de inschrijving.
Uiteraard acht de rechtbank het in beginsel voor de hand liggen en ook wenselijk dat een kind in de buurt van zijn/haar hoofdverblijfplaats naar school gaat. Echter, de rechtbank zal het verzoek van de moeder toch afwijzen nu het verzoek onvoldoende concreet en onvoldoende duidelijk is geworden bij welke school in [woonplaats 3] [voornaam kind 3] dan zou moeten worden ingeschreven. Overigens heeft de rechtbank geen reden om aan te nemen dat vader zich, nu de rechtbank een richtinggevende beslissing heeft gegeven, zich zal verzetten tegen de inschrijving van [voornaam kind 3] op een school in de nabije omgeving, als de moeder een concreter schoolvoorstel aan de vader doet.
Overige verzoeken van de vader
4.17.
Net zoals hiervoor overwogen bij de overige verzoeken van de moeder heeft de rechtbank geen reden om er aan te twijfelen dat partijen zullen samenwerken bij de uitvoering van de wijzigingen die zullen ontstaan door een verhuizing van [voornaam kind 3] en de moeder. De rechtbank ziet geen gronden aanwezig om de moeder daarom een verbod dan wel een dwangsom op te leggen.
4.18.
Om dezelfde redenen als beschreven onder overweging 4.16 ziet de rechtbank geen grond aanwezig om vervangende toestemming tot inschrijving op een school aan de vader te verlenen, nu het verzochte onvoldoende concreet is en verder op geen enkele wijze is gebleken van een situatie waar de moeder haar medewerking onthoudt. Weliswaar heeft de man toegelicht dat het de bedoeling is dat [voornaam kind 1] naar het [naam college 2] college gaat en zal [voornaam kind 2] naar [naam college 3] gaan, doch het een en ander heeft niet geleid tot aanpassing van het verzoek. Gezien het verloop van de goede en nauwe samenwerking tussen de ouders in de afgelopen jaren verwacht de rechtbank dat zij samen de zaken op praktisch niveau zullen kunnen regelen. Gelet op de wijziging in hoofdverblijfplaats en de zorgregeling is het voor de rechtbank ook niet mogelijk om het ouderschapsplan, met daarin vervat de oude afspraken, op te nemen in de te nemen beschikking. De rechtbank wijst de overige verzoeken van de vader daarom af.
4.19.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren nu zij het van belang acht dat er duidelijkheid is voor de kinderen en zij niet langer in onzekerheid hoeven te zitten mocht een van de ouders hoger beroep instellen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verleent de vrouw vervangende toestemming om met [voornaam kind 3] te verhuizen naar [woonplaats 2] / [woonplaats 3] ;
5.2.
bepaalt dat [voornaam kind 3] hoofdverblijfplaats zal hebben bij de moeder;
5.3.
bepaalt dat [voornaam kind 1] en [voornaam kind 2] , als de moeder naar [woonplaats 2] / [woonplaats 3] is verhuisd, hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vader;
5.4.
bepaalt in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders de navolgende zorgregeling:
 met ingang van datum verhuizing van de moeder en [voornaam kind 3] naar [woonplaats 2] / [woonplaats 3] of omgeving zullen de kinderen het eerste weekend samen bij de moeder zijn, het tweede weekend samen bij de vader zijn, het derde weekend [voornaam kind 3] bij de vader en [voornaam kind 1] en [voornaam kind 2] bij de moeder verblijven en het vierde weekend de kinderen bij de ouder zijn waar zij hoofdverblijf hebben;
 extra vrije (school-)dagen zullen de kinderen bij de ouder waar zij niet het hoofdverblijf hebben kunnen doorbrengen en zo mogelijk met alle kinderen bij elkaar.
 Ouders zullen bij helfte de vakanties en feestdagen met de kinderen doorbrengen, waarbij uitgangspunt is dat de kinderen zoveel als mogelijk tezamen bij de ene dan wel de andere ouder zullen zijn;
5.5.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, voorzitter tevens kinderrechter,
mr. H.P.E. Has en mr. A.S. Dogan, rechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. T.E. Meijer, griffier, op 12 juli 2018 [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te [woonplaats 1] (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).