ECLI:NL:RBAMS:2018:4865

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 juli 2018
Publicatiedatum
11 juli 2018
Zaaknummer
13/654034-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige overval op Jumbo supermarkt met vuurwapen in Amsterdam

Op 10 juli 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 37-jarige man die op 27 maart 2018 een gewelddadige overval heeft gepleegd op een Jumbo supermarkt in Amsterdam Zuidoost. De verdachte, zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van het gebruik van een vuurwapen tijdens de overval. Tijdens de zitting op 26 juni 2018 heeft de officier van justitie, mr. R.A. Bosman, de vordering ingediend, terwijl de verdachte en zijn raadsman, mr. E.M. van Schaik, hun verweer voerden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de supermarkt binnenkwam, een vuurwapen uit zijn broekband haalde en dreigend om geld vroeg. Hij heeft meerdere keren geschoten, wat leidde tot grote angst bij het personeel en klanten. Na de overval werd de verdachte achtervolgd en uiteindelijk aangehouden door de politie, waarbij een neppistool en een tas met contant geld werden aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf van vijf jaar op. De rechtbank weegt mee dat de verdachte eerder voor soortgelijke geweldsdelicten was veroordeeld en dat de overval op een gewelddadige manier is gepleegd, met veel getuigen aanwezig. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet kon worden vastgesteld dat zij slachtoffer waren van de geweldsdreiging.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/654034-18 (Promis)
Datum uitspraak: 10 juli 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens] 1980,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres] .
zich noemende,
[alias] ,
Geboren [geboortedag] 1980 [geboorteplaats] ,

1.De zitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van de zitting van 26 juni 2018. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.A. Bosman en van wat verdachte en zijn raadsman mr. E.M. van Schaik naar voren hebben gebracht.

2.De beschuldiging

Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij op 27 maart 2018 een Jumbo supermarkt in Amsterdam heeft overvallen, waarbij hij een vuurwapen aanwezig heeft gehad en gebruikt. De tekst van de tenlastelegging is opgenomen bij dit vonnis in Bijlage I.

3.De zaak

3.1.
De feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 27 maart 2018 loopt een man de Jumbo supermarkt binnen aan de Wisseloord in Amsterdam Zuidoost. Hij pakt een wapen uit zijn broekband en aangekomen bij kassa twee schiet hij richting het plafond. Tegen de caissière van kassa 2, [cassière 1] , zegt de man “geld, geld”. De man pakt een door hem meegebrachte gele plastic tas van Jumbo uit zijn broekzak en laat caissière [cassière 1] deze tas vullen met geld uit de kassalade. Om zijn handelen kracht bij te zetten, schiet de man tweemaal in de richting van de kassa en in de richting van [cassière 1] . Hierop loopt de man naar kassa 4 waar hij geld uit deze kassalade in zijn Jumbotas laat doen door caissière [cassiere 2] . De man pakt ook zelf geld uit deze kassalade. Daarna vlucht de man de winkel uit, waarbij hij wordt gevolgd door verschillende personen. Uiteindelijk wordt een persoon aangehouden, met in zijn nabijheid een gele Jumbo tas met hierin € 2.627,55 aan contanten en iets verderop een start-/alarmpistool, dat lijkt op een echt vuurwapen.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie kan bewezen worden dat verdachte de persoon is geweest die de Jumbo heeft overvallen. Ook staat vast dat hij een vuurwapen bij zich heeft gehad. Nadat de overvaller weg is gerend uit de Jumbo is hij achtervolgd door onder meer de winkelmanager en een winkelende klant. Zij hebben verdachte aangewezen aan de ter plaatse gekomen politieagenten [politieagent 1] en [politieagent 2] , die de achtervolging hebben voortgezet. De persoon die later in een tuin van nabijgelegen woningen is aangehouden bleek verdachte te zijn. In de nabijheid van verdachte werd een gele Jumbo tas aangetroffen met daarin een hoeveelheid contant geld . In een nabijgelegen tuin is een verboden vuurwapen aangetroffen. De kleding die verdachte droeg tijdens zijn aanhouding kwam exact overeen met de kleding die door de overvaller van de Jumbo werd gedragen.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gevraagd om verdachte vrij te spreken, omdat verdachte het ten laste gelegde ontkent. Mocht de rechtbank wel aan een veroordeling toekomen, dan heeft de raadsman gevraagd om verdachte partieel vrij te spreken van het geweld, omdat het aangetroffen vuurwapen een knalvuurwapen is dat geen letsel kan toebrengen. Ook heeft de raadsman gevraagd verdachte partieel vrij te spreken van het bedrag dat op de tenlastelegging staat vermeld, omdat niet uit het dossier blijkt dat dat het bedrag is dat is weggenomen.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de persoon is die de overval heeft gepleegd, op grond van het volgende.
Op het moment dat de overvaller de Jumbo uit vluchtte, trachtte getuige [getuige 1] hem bij zijn jas te pakken waarbij [getuige 1] en de overvaller ten val kwamen. Nadat de overvaller hierop [getuige 1] bedreigde met het (nep-)vuurwapen rende de overvaller weg. [getuige 1] volgde hem samen met bedrijfsleider [bedrijfsleider] . Gedurende de gehele achtervolging is de afstand tussen [bedrijfsleider] en verdachte ongeveer tien meter geweest, aldus getuige [bedrijfsleider] .
[bedrijfsleider] en [getuige 1] zagen dat de overvaller instapte aan de passagierszijde van een geparkeerde auto. De bestuurder van die auto, [bestuurder] , heeft verklaard dat de persoon die instapte een plastic boodschappentas bij zich had. [bedrijfsleider] opende hij het portier aan de bestuurderskant. Hierop haalde de overvaller uit de gele Jumbotas die op zijn schoot lag, het (nep-)vuurwapen en richtte dit op [bedrijfsleider] . De overvaller stapte vervolgens uit de auto en vervolgde zijn vlucht, weer gevolgd door [bedrijfsleider] en [getuige 1] .
Iets verderop kwamen verbalisanten [politieagent 1] en [politieagent 2] ter plaatse. Zij werden door [getuige 1] op een rennende man, de overvaller, gewezen. De politieagenten zijn achter de man aangerend en hebben hem uiteindelijk in een tuin aangehouden. Deze aanhouding is gepaard gegaan met twee waarschuwingsschoten en een gericht schot in de schouder van de man. De aangehouden man bleek verdachte te zijn.
Uit de verklaringen van [bedrijfsleider] , [getuige 1] en [bestuurder] over de achtervolging, in combinatie met het proces-verbaal van de aanhoudende verbalisanten, volgt dat de persoon die is aangehouden, te weten verdachte, ook de persoon is die de Jumbo heeft overvallen.
Hier komt bij dat ten tijde van de aanhouding naast verdachte een tas van de Jumbo lag met daarin ruim € 2.600,- aan contant geld, waaronder geldrolletjes. De eigenaar van Jumbo heeft verklaard dat er ook geldrolletjes waren weggenomen. Voorts is er in een tuin iets verder dan de plek waar verdachte is aangehouden een knalvuurwapen aangetroffen. Het wapen vertoont sterke gelijkenissen met het wapen dat, blijkens de camerabeelden, is gebruikt bij de overval op de Jumbo aan de Wisseloord 126 te Amsterdam Zuidoost.
Ook komt de kleding die verdachte droeg tijdens zijn aanhouding exact overeen met de kleding van de overvaller die te zien is op de beelden. Hierbij wordt opgemerkt dat er een kenmerkende streep over de schouders en de armen van deze kleding loopt.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 27 maart 2018 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag, toebehorende aan supermarkt Jumbo (vestiging: Wisseloord 126), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen [bedrijfsleider] , [cassiere 2] , [cassière 1] , [getuige 1] , [naam 1] en [bestuurder] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren,
en
op 27 maart 2018 te Amsterdam, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [cassiere 2] en [cassière 1] heeft gedwongen tot de afgifte van geldbedragen, die aan supermarkt Jumbo (vestiging: Wisseloord 26) toebehoorden,
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte:
 in voornoemde supermarkt een vuurwapen aan [cassière 1] , [cassiere 2] en [naam 1] heeft getoond, gericht en gericht gehouden,
 met voornoemd wapen meermalen patronen in de lucht en in de richting en nabijheid van [cassière 1] , [cassiere 2] , [naam 1] en andere in voornoemde supermarkt aanwezige personen heeft geschoten,
 [cassière 1] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "geld, geld" en "je moet dit openmaken",
 tijdens zijn vlucht over openbare wegen een vuurwapen aan [bedrijfsleider] , [getuige 1] en [bestuurder] heeft getoond, op [bedrijfsleider] en [getuige 1] heeft gericht en [getuige 1] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Ik ga schieten",
 tijdens zijn vlucht met voornoemd wapen een patroon in de richting van [getuige 1] heeft geschoten;
2.
op 27 maart 2018 te Amsterdam een vuurwapen en munitie van categorie III, te weten een start-/alarmpistool (kaliber 8mm knal) en 6 knalpatronen (kaliber 8mm knal), voorhanden heeft gehad en heeft gedragen.

5.De strafbaarheid

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. Daarnaast is er geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

6.De strafoplegging

6.1.
De strafeis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte voor deze overval alsmede voor het verboden wapenbezit een gevangenisstraf krijgt opgelegd van zes jaar. Het is een ernstig strafbaar feit en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd rechtvaardigen ’een langdurige gevangenisstraf. Verdachte is bovendien, op verschillende aliassen, eerder veroordeeld voor soortgelijke geweldsdelicten.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gevraagd om, indien de rechtbank aan strafoplegging toekomt, rekening te houden met het schieten tijdens de aanhouding door de politie, waardoor verdachte letsel heeft opgelopen. Dit letsel zou op grond van jurisprudentie strafverlagend moeten werken. Ook heeft de raadsman gevraagd het strafblad van de aliassen niet mee te wegen, omdat de juiste naam van alle personen niet kan worden vastgesteld. Tot slot merkt de raadsman op dat het vuurwapen niet geschikt was om letsel toe te brengen en er bij de betrokkenen ook geen letsel is toegebracht.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op een zeer gewelddadige manier een supermarkt overvallen. Hij heeft dit gedaan op klaarlichte dag, terwijl veel mensen, waaronder kleine kinderen, in de supermarkt aanwezig waren. Verdachte heeft bij binnenkomst meteen een schot gelost en daarmee het personeel en het winkelende publiek doodsangsten aangejaagd. Op de beelden in het dossier is te zien dat het winkelende publiek onmiddellijk is weggerend. Caissières werden onder schot gehouden en konden geen kant op. Zij werden gedwongen de tas van verdachte te vullen met geld. Om zijn eis kracht bij te zetten heeft verdachte tweemaal geschoten in de richting van een caissière, die heeft verklaard dat zij vreesde voor haar leven.
Verdachte heeft enkel oog gehad voor zijn eigen financiële gewin. Verdachte wilde koste wat kost snel geld maken en is hiermee totaal voorbij gegaan aan de gevolgen die zijn handelen zou hebben voor de slachtoffers. De dreiging met het vuurwapen is zelfs doorgegaan op de openbare weg en tot en met zijn aanhouding. Pas nadat verdachte door de politie was neergeschoten kon hij worden aangehouden. Verdachte heeft er voor gezorgd dat er, naast de impact voor het winkelende publiek en het personeel, grote maatschappelijke onrust in de buurt is ontstaan.
Verdachte heeft op zitting geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn gedrag genomen, maar alleen een ongeloofwaardige verklaring afgelegd, te weten dat hij aan geheugenverlies lijdt doordat er iets in zijn drankje moet zijn gedaan. Daarbij Verdachte heeft zich ook op zitting slechts bekommerd om de gevolgen die de aanhouding voor hem heeft gehad, dit terwijl deze gewapende overval de betrokkenen grote vrees heeft aangejaagd. Slachtoffers van een feit als dit ondervinden vaak nog lange tijd zeer nadelige gevolgen, hetgeen ook in deze zaak het geval is.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd. Voor de vraag hoe lang die gevangenisstraf houdt de rechtbank rekening met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) die ertoe moeten leiden dat gelijke gevallen zo gelijk mogelijk worden behandeld. Deze oriëntatiepunten geven voor een gewapende overval een gevangenisstraf van drie jaren als uitgangpunt aan. In dit geval zijn er echter naar het oordeel van de rechtbank omstandigheden die maken dat de op te leggen gevangenisstraf hoger moet zijn dan dit uitgangspunt.
In de eerste plaats is dat het vuurwapengebruik van verdachte. Hij heeft bij binnenkomst in de winkel meteen geschoten, tijdens het verkrijgen van het geld heeft verdachte geschoten richting de caissière vanaf een zeer korte afstand en verdachte heeft tijdens zijn vlucht geschoten op zijn achtervolgers. De drieging met geweld hield zelfs niet op toen duidelijk werd dat verdachte niet met zijn daad weg zou komen. Achteraf is gebleken dat het vuurwapen niet echt was, maar dat doet niets af aan de dreiging die ervan uitging en dat was ook precies de bedoeling van verdachte. De intensiteit van die geweldsdreiging rechtvaardigt een hogere straf.
In strafverhogende zin wordt verder meegenomen dat verdachte eerder (onder verschillende aliassen) voor geweldsdelicten tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen is veroordeeld.
Ondanks deze eerdere veroordelingen stopt verdachte hier maar niet mee.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar passend en zal zij die straf aan verdachte opleggen.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen

7.1.
De vordering van [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert € 1.500,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot vergoeding van de
schade in zijn geheel toe te wijzen en dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente.
De raadsman heeft betoogd dat de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk dient te worden verklaard gezien de bepleite vrijspraak. Subsidiair is de verdediging van mening dat de vordering dient te worden gematigd.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, omdat op grond van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [slachtoffer 1] slachtoffer is geworden van de geweldsdreiging van verdachte. [slachtoffer 1] was op het moment van de overval niet in de Jumbo, maar daar buiten en rende [bedrijfsleider] en [getuige 1] die verdachte aan het achtervolgen waren achterna, zonder dat hij wist wat er gaande was.
7.2.
De vordering van Jumbo Supermarkt
Namens de benadeelde partij [slachtoffer 2] is een voegingsformulier ontvangen waarmee € 9.787,- aan materiële schadevergoeding wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente. Ter zitting heeft de heer [slachtoffer 2] verklaard dat naderhand € 400,- aan vermist geld is teruggevonden, voor welk bedrag de schade verlaagd kan worden. Ook heeft de verzekering reeds een bedrag van € 7.001,63 uitgekeerd voor deze schade, waardoor het uiteindelijk te vorderen bedrag aan materiële schade komt op € 2.385,37.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot vergoeding van dit schadebedrag in zijn geheel toe te wijzen en dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente.
De raadsman heeft betoogd dat de benadeelde partij in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk dient te worden verklaard gezien de bepleite vrijspraak, het feit dat het vereiste uittreksel van de Kamer van Koophandel ontbreekt en gelet op het feit dat de posten ondeugdelijk zijn gemotiveerd. Onduidelijk is naar de mening van de raadsman welke posten door de verzekering zijn vergoed en welke niet. Voorts is de raadsman van mening dat de post “bloemen slachtoffers” ook dient te worden afgewezen omdat hiervoor geen juridische grondslag is.
De benadeelde partij zal in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat uit de vordering niet blijkt dat de heer [slachtoffer 2] gerechtigd is schade te vorderen namens [slachtoffer 2] , nu het vereiste uittreksel uit de Kamer van Koophandel niet is bijgevoegd. Dat wordt niet anders doordat in eerdere schadeprocedures niet om het uittreksel is gevraagd. De verdediging mag de vertegenwoordigingsbevoegdheid ter discussie stellen en dan dient het bewijsstuk te worden getoond. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om de zaak hiervoor aan te houden en [slachtoffer 2] de gelegenheid te geven alsnog het benodigde uittreksel te verstrekken nu in het voegingsformulier duidelijk is vermeld dat het overleggen van een uittreksel van de Kamer van Koophandel voor een rechtspersoon een vereiste is.
7.3.
De vordering van [bestuurder]
De benadeelde partij [bestuurder] vordert € 2.500,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd deze vordering tot schadevergoeding te matigen tot een bedrag van € 1.000,- en dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. Voor het overige dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De raadsman heeft bepleit dat [bestuurder] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, omdat allereerst vrijspraak voor het tenlastegelegde is gevraagd. Daarnaast dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard nu het voegingsformulier niet is ondertekend. Ten derde acht hij het verzoek onvoldoende onderbouwd. Subsidiair is de raadsman van oordeel dat de vordering dient te worden gematigd.
De rechtbank gaat voorbij aan het standpunt van de verdediging dat de vordering niet door [bestuurder] zou zijn ondertekend. Voorafgaand aan de zitting is het verzoek van [bestuurder] binnengekomen om de zaak aan te houden, aangezien zowel [bestuurder] als zijn raadsman verhinderd waren. Dit verzoek tot aanhouding is afgewezen. Uit de correspondentie voorafgaand aan de zitting en de uiteindelijke ontvangst van de voeging volgt genoegzaam dat [bestuurder] volhardt in het indienen van een schadevergoeding. In het voegingsformulier heeft [bestuurder] ook getekend om zijn raadsman te machtigen. Dat het formulier niet onderaan nog is ondertekend door [bestuurder] maakt in die situatie niet dat [bestuurder] om die reden niet in zijn vordering niet kan worden ontvangen, nu er geen enkele twijfel bestaat omtrent zijn wens om deze schadevergoedingsvordering in te dienen.
Desondanks zal [bestuurder] toch in zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat hij op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek niet in aanmerking komt voor deze vergoeding. [bestuurder] heeft verklaard dat hij angstig is en dat de situatie een grote impact op hem heeft gehad. Dit neemt de rechtbank zonder meer aan, maar dit is onvoldoende grond om een immateriële schadevergoeding toe te wijzen. Dat kan in dit geval alleen indien er (vastgesteld) psychisch letsel is of er op andere wijze een ernstige inbreuk is gemaakt op de persoon. Het gevoel van psychisch onbehagen en angst zoals [bestuurder] dat beschrijft, is onvoldoende om voor schadevergoeding in aanmerking te komen.

8.De wet

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 312, 317 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing in het kort

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op: “
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevold van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken”en
“afpersing”.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op: “
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III (het wapen) en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie (de munitie)”.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,zich ook noemende
[alias], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Verklaart de benadeelde partij [bestuurder] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en A.E.M. van Loon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L.A. Haulo, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 juli 2018.