3.3.2.Bewijs van het medeplegen van de woninginbraak (1 primair) en het voorhanden hebben van de jammer (5 subsidiair)
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
3.3.2.1. Op 30 december 2017 is door de eigenaar van een autoverhuurbedrijf te Amsterdam aangifte gedaan van de diefstal van een auto.Het ging om een witte Volkswagen Golf, kenteken [kenteken] (hierna: witte Golf), met een vermogen van 300 PK. Deze auto was op 29 december 2017 verhuurd aan [naam 1] en door [naam 1]op die dag omstreeks 16.00 uur uitgeleend aan [verdachte] (de rechtbank begrijpt verdachte [verdachte] ).
Op 30 december 2017 om 02:14 uur kreeg de aangever een jammeralarm van dit voertuig. Dat betekent dat er in het voertuig een jammer is aangesloten, kennelijk om het GPS-systeem in de auto uit te schakelen. De aangever ging ervan uit dat de auto waarschijnlijk werd gestolen en hij heeft ingelogd op zijn GPS-systeem om de auto te volgen. De aangever heeft direct de politie gebeld en de locatie van deze auto doorgegeven. Op het moment dat de aangever weer een jammeralarm kreeg, zag hij dat de auto om 03:02 uur op de Rijnsingel in Ridderkerk was.Hij heeft de politie continue op de hoogte gehouden van de locatie van de auto en zag dat de auto met een hoge snelheid tot wel 240 km/h over N-wegen reed.
De auto heeft blijkens een uitdraai van de GPS-gegevensde volgende route gevolgd:
- 01:54 – 02:47 Jacob van Maertantstraat Amsterdam – Rijnsingel Ridderkerk;
- 03:02 – 03:07 Rijnsingel Ridderkerk, Leklaan Ridderkerk;
- 03:22 – 04:00 Leklaan Ridderkerk, Maatschapslaan Alphen aan den Rijn.
3.3.2.2. Op 30 december te 03:45 uur kregen verbalisanten van de politie eenheid Den Haag een melding dat de witte Golf met hoge snelheid in de richting van Den Haag zou rijden.Nadat het voertuig het Prins Clausplein was gepasseerd, reed het in de richting van Amsterdam en vervolgens in de richting van Alphen aan den Rijn. De politie is vanuit Alphen aan den Rijn in de richting van de A-4 gereden en zij zagen het voertuig met hoge snelheid in tegengestelde richting passeren. Zij zijn achter het voertuig aangereden en hoorden dat de politiehelikopter, de Zulu, het voertuig in zicht had. De Zulu zag dat het voertuig naar een bedrijventerrein voor vrachtagens op de Maatschapslaan te Alphen aan den Rijn reed en naast een busje parkeerde. Er stapten in totaal vier personen uit de auto. Zij renden weg.
De verbalisanten zagen op aanwijzingen van de Zulu dat twee van de personen uit de witte Golf op het dak van een vrachtwagen lagen. Dit bleken de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 2] te zijn. Een van de andere verdachten lag onder een bestelbusje naast de witte Golf. Dat bleek de verdachte [medeverdachte 3] te zijn. De vierde verdachte is aangehouden op de Maatschapslaan en dat bleek de verdachte [medeverdachte 1] te zijn.
3.3.2.3. Op de achterbank van de witte Golf stond een kluis. In de auto zijn tevens twee breekijzers, een grote schroevendraaier en een jammer aangetroffen. De jammer werd aangetroffen aan de bijrijderskant van de auto.
3.3.2.4. Op 31 december 2017 heeft de politie onderzoek verricht naar de herkomst van de kluis. Bij de politie was een melding binnengekomen van een woninginbraak op de [adres] te Ridderkerk, alwaar een kapot getrapte portiekdeur was aangetroffen. In de woning waren onder meer alle kasten doorzocht. In de gangkast werd een platgedrukt stuk vloerbedekking aangetroffen, waar mogelijk een kluis heeft gestaan. Bij vergelijking van de GPS-logging van de aangever en de locatie van de inbraak, blijkt dat de witte Golf, waarin de kluis werd aangetroffen, op ongeveer 550 meter van de woning heeft gestaan.
3.3.2.5. De eigenaar van de woning, genaamd [naam 2] , heeft verklaard dat er in de woning is ingebroken en dat er onder meer een kluis, inhoudende een groot geldbedrag, een bedrag met 4 nullen, was weggenomen. Hij had de woning sinds 28 november 2012 verhuurd aan [naam 3] . De kluis stond niet in de woning op het moment dat hij de woning verhuurde. [naam 3] heeft hem op 31 december 2017 verteld dat er was ingebroken in de woning.
3.3.2.6. Op de camerabeelden van het bewakingssysteem in en rond het flatgebouw is op 30 december 2017 tussen 03:21:45 uur en 03.23:40 uur het volgende te zien:
- twee personen komen de trap aflopen met een lichtkleurig voorwerp in hun handen;
- de witte Golf komt aan rijden aan de voorzijde van het appartementencomplex;
- twee personen lopen vervolgens vanaf het appartementencomplex naar de witte Golf;
- zij lopen terug van het voertuig naar het appartementencomplex en komen daarna teruglopen met een groot wit voorwerp in de handen en leggen dit op de achterbank van het voertuig
- er zijn vervolgens vier personen te zien. Deze stappen allemaal in het voertuig.
De aangehouden verdachte [medeverdachte 2] wordt door de politie aan zijn kleding herkend als de bovenste persoon op de trap. De aangehouden verdachte [medeverdachte 1] wordt door de politie aan zijn kleding herkend als de onderste persoon op de trap.
3.3.2.7. Op 2 januari 2018 is de afgesloten kluis door de politie opengemaakt. In de kluis werd een geldbedrag van € 71.360,00 aangetroffen en een hoeveelheid verdovende middelden.
3.3.2.8. De in de witte Golf aangetroffen jammer is voor technisch onderzoek ter beschikking gesteld aan de afdeling marktoezicht van het agentschap Telecom. Dit betreft een jammer (verstoorder), bestemd voor het uitzenden van radiosignalen met grote bandbreedte, gebouwd en ontworpen om doelgericht frequenties die door andere toepassingen worden gebruikt te verstoren op de hiervoor bestemde frequentiebanden.
3.3.2.9. Verdachte heeft ter zitting van 26 juni 2018 verklaard dat hij de witte Golf op 29 december 2017 heeft geleend van [naam 1] . Hij is op 30 december 2017 met de auto naar Ridderkerk gereden. Hij dacht door heen en weer te rijden van Amsterdam naar Ridderkerk wat geld te verdienen. Hij heeft gezien dat de kluis in Ridderkerk in de auto werd geladen. Hij is even uit de auto gestapt en vervolgens weer ingestapt.
3.3.3.Bewijsoverweging
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, zoals het verzorgen van een snelle auto en het fungeren als chauffeur van die auto, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
In de onderhavige zaak heeft verdachte zich, net als de medeverdachten, bij de politie en de rechter-commissaris op zijn zwijgrecht beroepen.
Op de zitting van 26 juni 2018 heeft verdachte verklaard dat hij de witte Golf op 29 december 2017 heeft geleend van [naam 1] en dat hij de auto op 30 december 2017 zou teruggeven aan [naam 1] . Hij wilde er alleen rondjes mee rijden in de stad, maar is uiteindelijk met de auto in Ridderkerk beland. Hij dacht door heen en weer te rijden van Amsterdam naar Ridderkerk wat geld te verdienen. Verdachte wil echter niet verklaren waarom en op verzoek van wie hij naar Ridderkerk is gereden en hoeveel geld hij daarvoor zou krijgen. Hij wil verder ook niets verklaren over de rol van de andere personen in de auto. Pas op het moment dat de kluis in de auto werd geladen in Ridderkerk, bedacht verdachte dat het foute boel was. Hij is even uit de auto gestapt en vervolgens weer ingestapt. Hij heeft niet gezien waar de kluis vandaan kwam en wist niet dat de andere personen in de auto van plan waren om een kluis weg te nemen. Hij heeft ook niet gezien dat er een jammer en tassen met drugs in de auto lagen.
Uit de hiervoor in rubriek 3.3.2. opgesomde redengevende feiten en omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat het onder 1 primair en 5 subsidiair ten laste gelegde door "verenigde personen" is begaan en dat dus ook ten aanzien van verdachte sprake is van medeplegen.
De verdachten zijn klaarblijkelijk samen vanuit Amsterdam naar Ridderkerk gereden en hebben later Ridderkerk samen met de buit, te weten de kluis, weer verlaten. Ze zijn op de vlucht geslagen voor de politie en aangetroffen in omstandigheden die op betrokkenheid bij de inbraak duiden. De weggenomen kluis lag op de achterbank van de auto en er lag inbrekersgereedschap in de auto. Aan de bijrijderskant van de auto is een jammer aangetroffen. Het doel van het voorhanden hebben van de jammer in de auto was dat niet door het verhuurbedrijf en/of de politie kon worden gelokaliseerd waar de verdachten zich met de auto bevonden. Gelet op alle feiten en omstandigheden kan de rechtbank geen andere conclusie trekken dan dat sprake was van een gezamenlijk plan van verdachte en zijn medeverdachten om te gaan inbreken bij de [adres] te Ridderkerk. De jammer was onderdeel van dit plan en hebben ze dan ook samen voorhanden gehad.
De verklaring van verdachte dat zijn rol beperkt is gebleven tot het besturen van de auto, gelooft de rechtbank dus niet. Er zijn geen concrete aanwijzingen die deze beperkte rol ondersteunen en verdachte heeft nadere vragen over zijn rol en die van de mededaders niet willen beantwoorden.
3.3.4.Vrijspraakoverwegingen
3.3.4.1. Verdovende middelen kluis (feit 2)
De rechtbank is net als de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet vastgesteld kan worden dat verdachte en de medeverdachten de wetenschap hadden van de aanwezigheid van verdovende middelen in de afgesloten kluis, zodat de verdachte van dit onderdeel van het onder 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
3.3.4.2. Verdovende middelen in de tassen (feit 1 2e gedachtenstreepje, feit 2 en feit 3)
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging eveneens van oordeel dat niet bewezen kan worden dat de tassen met verdovende middelen zijn weggenomen bij de woninginbraak aan de [adres] te Ridderkerk. Verdachte dient om die reden van dit onderdeel van feit 1 te worden vrijgesproken.
Uit het beschikbare dossier blijkt niet hoe de tassen met drugs in de witte Golf terecht zijn gekomen. Ten aanzien van de feiten 2 en 3 dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte wetenschap had van de drugs in de tassen in de auto.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat op grond van het beschikbare dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van drugs in de tassen in de auto.
Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen op pagina 54 lag onder de kluis op de achterbank van de witte Golf een grote zwarte sporttas, waarvan de inhoud deels zichtbaar was. Hier zat een gesealde plastic zak in met een veelvoud aan roze kleurige pillen. In de kofferbak stond een grote plastic shopper met vermoedelijk verdovende middelen, een plastic boodschappen-tas met onbekende inhoud en twee gesealde doorzichtige plastic zakken gevuld met vermoedelijk verdovende middelen.
Van het aantreffen van de kluis is een foto gemaakt (p. 185). Op deze foto is te zien dat onder deze kluis een zwarte sporttas ligt. De rechtbank stelt vast dat op deze foto niet is te zien dat de inhoud van de sporttas deels zichtbaar was. In het proces-verbaal van bevindingen op pagina 54 wordt ook niet uitgelegd wat er van de inhoud van de sporttas precies zichtbaar was. De rechtbank is er daarom, anders dan de officier van justitie, niet van overtuigd dat verdachte kon zien dat er drugs in de zwarte sporttas zat en om die reden wetenschap moet hebben gehad van de drugs in de auto. Ook anderszins zijn er geen aanwijzingen dat verdachte wist van de drugs in de auto.
Volgens de officier van justitie zaten de tassen met drugs allemaal in de zwarte sporttas op de achterbank van de auto. Het proces-verbaal van sporenonderzoek op pagina 139 suggereert dit inderdaad. De rechtbank heeft daar echter grote twijfels bij gelet op de inhoud van voornoemd proces-verbaal van bevindingen op pagina 54. Er lijkt ook drugs te hebben gezeten in tassen die in de kofferbak van de auto hebben gelegen. Het beschikbare dossier is niet helder in waar welke drugs is aangetroffen. Dat verdachte wetenschap had van eventuele drugs in tassen in de kofferbak van de auto, kan uit het beschikbare dossier in ieder geval evenmin worden afgeleid.
Het ingestelde dactyloscopisch onderzoek en DNA onderzoek aan de tassen en verpakkingen van de drugs hebben niet tot enig resultaat geleid.
Nu de rechtbank niet kan vaststellen dat verdachte wetenschap had van de drugs in de auto dient verdachte van de feiten 2 en 3 te worden vrijgesproken.
3.3.4.3. Verduistering (feit 4)
De rechtbank is net als de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan verduistering van de huurauto, zodat de verdachte van het onder 4 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
3.3.4.4. De jammer (feit 5 primair)
Het verweer van de raadsman dat het GPS-systeem in de witte Golf naar behoren werkte en dat uit het dossier niet blijkt dat aan het bestanddeel “gemeen voor goederen en/of voor de verlening van diensten te duchten was” is voldaan, slaagt. Dat betekent dat verdachte van het onder 5 primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.