ECLI:NL:RBAMS:2018:4821

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 juli 2018
Publicatiedatum
10 juli 2018
Zaaknummer
13/741000-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak en bezit van een jammer met vrijspraak voor drugsgerelateerde aanklachten

Op 10 juli 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van woninginbraak en het voorhanden hebben van een jammer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 december 2017 samen met anderen een woning in Ridderkerk heeft ingebroken, waarbij een kluis met een aanzienlijk geldbedrag en verdovende middelen is weggenomen. De verdachte en zijn medeverdachten zijn op heterdaad betrapt en aangehouden na een achtervolging door de politie. Tijdens de rechtszaak heeft de officier van justitie bewijs gepresenteerd dat de verdachte betrokken was bij de inbraak, onder andere door camerabeelden en GPS-gegevens. De verdediging heeft betoogd dat de verdachte niet op de hoogte was van de drugs in de kluis en dat hij slechts op de uitkijk stond tijdens de inbraak. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de aanklachten met betrekking tot de drugs, omdat niet kon worden bewezen dat hij wetenschap had van de aanwezigheid ervan. Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de woninginbraak en het voorhanden hebben van een jammer, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/741000-18 en 23/004452-15 (TUL)
Datum uitspraak: 10 juli 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens] 1991,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] ,
gedetineerd in [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 juni 2018.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.H. Boersma en van wat verdachte en zijn raadsman mr. M.L. van Gaalen naar voren hebben gebracht.
1.3.
Deze strafzaak is gelijktijdig, maar niet gevoegd behandeld met de strafzaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] .

2.Tenlastelegging

2.1.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
1. het medeplegen van een woninginbraak op 30 december 2017 te Ridderkerk, waarbij een kluis met inhoud en een hoeveelheid verdovende middelen is weggenomen;
2. het medeplegen van het vervoeren, althans aanwezig hebben, van hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA, cocaïne en heroïne op 30 december 2017 te Amsterdam en/of Ridderkerk en/of te Alphen aan den Rijn en/of elders in Nederland;
3. het medeplegen van het verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, althans aanwezig hebben, van hoeveelheden hashish en hennep(resten) op 30 december 2017 te Amsterdam en/of Ridderkerk en/of te Alphen aan den Rijn en/of elders in Nederland;
4. het medeplegen van het voorhanden hebben van een jammer als bedoeld in artikel 161sexies Sr (primair) dan wel artikel 350d Sr (subsidiair).
2.2.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
2.3.
De rechtbank ziet zich onder meer voor de vraag gesteld of sprake is geweest van het medeplegen van een woninginbraak door vier personen en in hoeverre kan worden bewezen dat sprake is van medeplegen van het vervoeren en/of aanwezig hebben van de aangetroffen drugs.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft naar voren gebracht, onder verwijzing naar zijn schriftelijke aantekeningen, dat bewezen kan worden dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verdachte en de drie medeverdachten zijn in de nacht van 29 en 30 december 2017 op pad gegaan met een snelle auto en een jammer naar Ridderkerk. Zij wisten kennelijk dat de woning, gelegen aan de [adres 1] , een stashplaats was voor drugs. Zij hebben de deur van de woning geforceerd en een kluis met inhoud weggenomen. Dat kan worden vastgesteld aan de hand van GPS-gegevens, jammer alarm meldingen en camerabeelden. Daarna hebben zij met zijn vieren, op de vlucht naar Amsterdam, geprobeerd uit handen van de politie te blijven, maar zijn ze in Alphen aan den Rijn aangehouden. Verdachte was een van de inzittenden van de auto. Hij heeft samen met medeverdachte [medeverdachte 1] de kluis naar beneden getild. Verdachte heeft ervoor gekozen om op essentiële punten geen verklaring af te leggen, terwijl de kluis en een grote zwarte tas met een forse hoeveelheid drugs op de achterbank in de auto zijn aangetroffen en de inhoud van deze tas gedeeltelijk zichtbaar was.
Vanwege de omstandigheid dat op de camerabeelden niet te zien is en ook overigens niet is vast te stellen dat de grote zwarte tas is weggenomen uit voornoemde woning, dient verdachte te worden vrijgesproken van wat onder het tweede gedachtenstreepje onder 1 primair is ten laste gelegd, te weten: “een hoeveelheid verdovende middelen”. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde dient verdachte te worden vrijgesproken van de drugs die in de kluis zijn aangetroffen, omdat niet kan worden bewezen dat de verdachte en zijn medeverdachten de wetenschap hadden dat er drugs in de kluis zaten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij de standpunten van de raadslieden van de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en bepleit dat verdachte van de gehele tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
De raadsman heeft aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte de wetenschap heeft gehad, dan wel de aanmerkelijk kans heeft aanvaard, dat er drugs in de kluis en in de tassen in de auto aanwezig waren en dat er een jammer in de auto aanwezig was.
Ten aanzien van de herkenning van verdachte aan de kleding als zijnde de bovenste man op de trap, heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij niet op die trap is geweest. De raadsman heeft als standpunt naar voren gebracht dat de verbalisant niet specifiek heeft aangegeven waaraan hij de verdachte heeft herkend. Nu verdachte ter zitting heeft verklaard dat de North Fase jas, rechts op de foto op pagina 72, niet van hem is, maar mogelijk van medeverdachte [medeverdachte 1] , kan niet worden vastgesteld dat verdachte de bovenste persoon op de trap is. Verdachte wist dat er zou worden ingebroken in een woning, maar hij heeft daar alleen op de uitkijk gestaan. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is geen sprake van medeplegen.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen wat onder 2, 3 en 4 primair is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank zal hierna overwegen waarom zij tot deze beslissing is gekomen.
3.3.2.
Bewijs van het medeplegen van de woninginbraak (1) en het voorhanden hebben van de jammer (4 subsidiair)
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
3.3.2.1. Op 30 december 2017 is door de eigenaar van een autoverhuurbedrijf te Amsterdam aangifte gedaan van de diefstal van een auto. [2] Het ging om een witte Volkswagen Golf, kenteken [kenteken] (hierna: witte Golf), met een vermogen van 300 PK. Deze auto was op 29 december 2017 verhuurd aan [naam 1] en door [naam 1] [3] op die dag omstreeks 16.00 uur uitgeleend aan [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt verdachte [medeverdachte 2] ).
Op 30 december 2017 om 02:14 uur kreeg de aangever een jammeralarm van dit voertuig [4] . Dat betekent dat er in het voertuig een jammer is aangesloten, kennelijk om het GPS-systeem in de auto uit te schakelen. De aangever ging ervan uit dat de auto waarschijnlijk werd gestolen en hij heeft ingelogd op zijn GPS-systeem om de auto te volgen. De aangever heeft direct de politie gebeld en de locatie van deze auto doorgegeven. Op het moment dat de aangever weer een jammeralarm kreeg, zag hij dat de auto om 03:02 uur op de Rijnsingel in Ridderkerk was. [5] Hij heeft de politie continue op de hoogte gehouden van de locatie van de auto en zag dat de auto met een hoge snelheid tot wel 240 km/h over N-wegen reed.
De auto heeft blijkens een uitdraai van de GPS-gegevens [6] de volgende route gevolgd:
  • 01:54 – 02:47 Jacob van Maertantstraat Amsterdam – Rijnsingel Ridderkerk;
  • 03:02 – 03:07 Rijnsingel Ridderkerk, Leklaan Ridderkerk;
  • 03:22 – 04:00 Leklaan Ridderkerk, Maatschapslaan Alphen aan den Rijn.
3.3.2.2. Op 30 december te 03:45 uur kregen verbalisanten van de politie eenheid Den Haag een melding dat de witte Golf met hoge snelheid in de richting van Den Haag zou rijden. [7] Nadat het voertuig het Prins Clausplein was gepasseerd, reed het in de richting van Amsterdam en vervolgens in de richting van Alphen aan den Rijn. De politie is vanuit Alphen aan den Rijn in de richting van de A-4 gereden en zij zagen het voertuig met hoge snelheid in tegengestelde richting passeren. Zij zijn achter het voertuig aangereden en hoorden dat de politiehelikopter, de Zulu, het voertuig in zicht had. De Zulu zag dat het voertuig naar een bedrijventerrein voor vrachtagens op de Maatschapslaan te Alphen aan den Rijn reed en naast een busje parkeerde. Er stapten in totaal vier personen uit de auto. Zij renden weg.
De verbalisanten zagen op aanwijzingen van de Zulu dat twee van de personen uit de witte Golf op het dak van een vrachtwagen lagen. Dit bleken de verdachten [medeverdachte 2] en [verdachte] te zijn. Een van de andere verdachten lag onder een bestelbusje naast de witte Golf. Dat bleek de verdachte [medeverdachte 3] te zijn. De vierde verdachte is aangehouden op de Maatschapslaan en dat bleek de verdachte [medeverdachte 1] te zijn.
3.3.2.3. Op de achterbank van de witte Golf stond een kluis. In de auto zijn tevens twee breekijzers, een grote schroevendraaier en een jammer aangetroffen. De jammer werd aangetroffen aan de bijrijderskant van de auto. [8]
3.3.2.4. Op 31 december 2017 heeft de politie onderzoek verricht naar de herkomst van de kluis. Bij de politie was een melding binnengekomen van een woninginbraak op de [adres 1] te Ridderkerk, alwaar een kapot getrapte portiekdeur was aangetroffen. In de woning waren onder meer alle kasten doorzocht. In de gangkast werd een platgedrukt stuk vloerbedekking aangetroffen, waar mogelijk een kluis heeft gestaan. Bij vergelijking van de GPS-logging van de aangever en de locatie van de inbraak, blijkt dat de witte Golf, waarin de kluis werd aangetroffen, op ongeveer 550 meter van de woning heeft gestaan. [9]
3.3.2.5. De eigenaar van de woning, genaamd [naam 2] , heeft verklaard dat er in de woning is ingebroken en dat er onder meer een kluis, inhoudende een groot geldbedrag, een bedrag met 4 nullen, was weggenomen. Hij had de woning sinds 28 november 2012 verhuurd aan [naam 3] . De kluis stond niet in de woning op het moment dat hij de woning verhuurde. [naam 3] heeft hem op 31 december 2017 verteld dat er was ingebroken in de woning. [10]
3.3.2.6. Op de camerabeelden van het bewakingssysteem in en rond het flatgebouw is op 30 december 2017 tussen 03:21:45 uur en 03.23:40 uur het volgende te zien:
- twee personen komen de trap aflopen met een lichtkleurig voorwerp in hun handen;
- de witte Golf komt aan rijden aan de voorzijde van het appartementencomplex;
- twee personen lopen vervolgens vanaf het appartementencomplex naar de witte Golf;
- zij lopen terug van het voertuig naar het appartementencomplex en komen daarna teruglopen met een groot wit voorwerp in de handen en leggen dit op de achterbank van het voertuig
- er zijn vervolgens vier personen te zien. Deze stappen allemaal in het voertuig.
De aangehouden verdachte [verdachte] wordt door de politie aan zijn kleding herkend als de bovenste persoon op de trap. De aangehouden verdachte [medeverdachte 1] wordt door de politie aan zijn kleding herkend als de onderste persoon op de trap. [11]
3.3.2.7. Op 2 januari 2018 is de afgesloten kluis door de politie opengemaakt. In de kluis werd een geldbedrag van € 71.360,00 aangetroffen en een hoeveelheid verdovende middelden. [12]
3.3.2.8. De in de witte Golf aangetroffen jammer is voor technisch onderzoek ter beschikking gesteld aan de afdeling marktoezicht van het agentschap Telecom. Dit betreft een jammer (verstoorder), bestemd voor het uitzenden van radiosignalen met grote bandbreedte, gebouwd en ontworpen om doelgericht frequenties die door andere toepassingen worden gebruikt te verstoren op de hiervoor bestemde frequentiebanden. [13]
3.3.2.9. Verdachte heeft ter zitting van 26 juni 2018 verklaard dat hij betrokken is geweest bij de woninginbraak in Ridderkerk. Hij wist niet van te voren waar de inbraak zou worden gepleegd. Verdachte heeft bij de auto op de uitkijk gestaan en hij heeft gezien dat de kluis in de auto werd geladen. Verdachte zat in de auto op de bijrijdersstoel.
3.3.3.
Bewijsoverwegingen
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
In de onderhavige zaak heeft verdachte zich, net als de medeverdachten, bij de politie en de rechter-commissaris op zijn zwijgrecht beroepen.
Op de zitting van 26 juni 2018 heeft verdachte verklaard dat hij betrokken is geweest bij de woninginbraak in Ridderkerk. Hij had geld nodig. Hij wist niet van te voren waar de inbraak zou worden gepleegd. Hij wist wel dat de buit iets van waarde zou zijn, zoals sieraden. Hij is niet de bovenste persoon die op de camerabeelden te zien is op de trap in het appartementen-complex. De North Face jas op de foto op pagina 72 van het dossier is niet van hem. Verdachte heeft enkel bij de auto op de uitkijk gestaan en hij heeft gezien dat de kluis in de auto werd geladen. Verdachte zat in de auto op de bijrijdersstoel. Hij wil verder niets verklaren over de rol van de andere personen in de auto. Hij heeft niet gezien dat er een jammer in de auto lag en hij wist niet dat er drugs in de zwarte tas zaten.
Uit de hiervoor in rubriek 3.3.2. opgesomde redengevende feiten en omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat het onder 1 primair en 4 subsidiair ten laste gelegde door "verenigde personen" is begaan en dat dus sprake is van medeplegen. De verdachten zijn klaarblijkelijk samen vanuit Amsterdam naar Ridderkerk gereden en hebben later Ridderkerk samen met de buit, te weten de kluis, weer verlaten. Ze zijn op de vlucht geslagen voor de politie en aangetroffen in omstandigheden die op betrokkenheid bij de inbraak duiden. De weggenomen kluis lag op de achterbank van de auto en er lag inbrekers-gereedschap in de auto. Aan de bijrijderskant van de auto, waar verdachte verklaart te hebben gezeten, is een jammer aangetroffen. Het doel van het voorhanden hebben van de jammer in de auto was dat niet door het verhuurbedrijf en/of de politie kon worden gelokaliseerd waar de verdachten zich met de auto bevonden. Gelet op alle feiten en omstandigheden kan de rechtbank geen andere conclusie trekken dan dat sprake was van een gezamenlijk plan van verdachte en zijn medeverdachten om te gaan inbreken bij de [adres 1] te Ridderkerk. De jammer was onderdeel van dit plan en hebben ze dan ook samen voorhanden gehad.
De rechtbank ziet, anders dan de raadsman, geen reden om aan de juistheid van de inhoud van het proces-verbaal op pagina 72 te twijfelen en gaat er dus vanuit dat verdachte bij zijn aanhouding een North Face jas heeft gedragen en de bovenste persoon is geweest die op de trap met de kluis te zien is op de camerabeelden van het appartementencomplex. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van kleding verdachte [verdachte] (pagina 3022) heeft de verdachte geweigerd om zich met zijn kleding aan te laten fotograferen. Hierop zijn foto’s gemaakt van zijn kleding, waaronder een North Face jas, en schoenen. Het feit dat bij medeverdachte [medeverdachte 1] een zelfde soort jas is vermeld, betekent niet dat bij verdachte niet ook sprake was van een donkere North Face jas. De rechtbank gaat er dus vanuit dat verdachte samen met een mededader ( [medeverdachte 1] ) de kluis naar beneden heeft gedragen.
3.3.4.
Vrijspraakoverwegingen
3.3.4.1. Verdovende middelen kluis (feit 2)
De rechtbank is net als de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet vastgesteld kan worden dat verdachte en de medeverdachten wetenschap hadden van de aanwezigheid van verdovende middelen in de afgesloten kluis, zodat de verdachte van dit onderdeel van het onder 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
3.3.4.2. Verdovende middelen in de tassen (feit 1 2e gedachtenstreepje, feit 2 en feit 3)
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging eveneens van oordeel dat niet bewezen kan worden dat de tassen met verdovende middelen zijn weggenomen bij de woninginbraak aan de [adres 1] te Ridderkerk. Verdachte dient om die reden van dit onderdeel van feit 1 te worden vrijgesproken.
Uit het beschikbare dossier blijkt niet hoe de tassen met drugs in de witte Golf terecht zijn gekomen. Ten aanzien van de feiten 2 en 3 dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte wetenschap had van de drugs in de tassen in de auto.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat op grond van het beschikbare dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van drugs in de tassen in de auto.
Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen op pagina 54 lag onder de kluis op de achterbank van de witte Golf een grote zwarte sporttas, waarvan de inhoud deels zichtbaar was. Hier zat een gesealde plastic zak in met een veelvoud aan roze kleurige pillen. In de kofferbak stond een grote plastic shopper met vermoedelijk verdovende middelen, een plastic boodschappen-tas met onbekende inhoud en twee gesealde doorzichtige plastic zakken gevuld met vermoedelijk verdovende middelen.
Van het aantreffen van de kluis is een foto gemaakt (p. 185). Op deze foto is te zien dat onder deze kluis een zwarte sporttas ligt. De rechtbank stelt vast dat op deze foto niet is te zien dat de inhoud van de sporttas deels zichtbaar was. In het proces-verbaal van bevindingen op pagina 54 wordt ook niet uitgelegd wat er van de inhoud van de sporttas precies zichtbaar was. De rechtbank is er daarom, anders dan de officier van justitie, niet van overtuigd dat verdachte kon zien dat er drugs in de zwarte sporttas zat en om die reden wetenschap moet hebben gehad van de drugs in de auto. Ook anderszins zijn er geen aanwijzingen dat verdachte wist van de drugs in de auto.
Volgens de officier van justitie zaten de tassen met drugs allemaal in de zwarte sporttas op de achterbank van de auto. Het proces-verbaal van sporenonderzoek op pagina 139 suggereert dit inderdaad. De rechtbank heeft daar echter grote twijfels bij gelet op de inhoud van voornoemd proces-verbaal van bevindingen op pagina 54. Er lijkt ook drugs te hebben gezeten in tassen die in de kofferbak van de auto hebben gelegen. Het beschikbare dossier is niet helder in waar welke drugs is aangetroffen. Dat verdachte wetenschap had van eventuele drugs in tassen in de kofferbak van de auto, kan uit het beschikbare dossier in ieder geval evenmin worden afgeleid.
Het ingestelde dactyloscopisch onderzoek en DNA onderzoek aan de tassen en verpakkingen van de drugs hebben niet tot enig resultaat geleid.
Nu de rechtbank niet kan vaststellen dat verdachte wetenschap had van de drugs in de auto dient verdachte van de feiten 2 en 3 te worden vrijgesproken.
3.3.4.3. De jammer (feit 4 primair)
De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden voldoende duidelijk is geworden dat het GPS-systeem in de witte Golf naar behoren werkte en dat uit het dossier niet is gebleken dat aan het bestanddeel “gemeen gevaar voor goederen en/of voor de verlening van diensten te duchten was” is voldaan. Dat betekent dat verdachte van het onder 4 primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 3. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte,
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde,
op 30 december 2017, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Ridderkerk, tezamen en in vereniging met anderen, uit een woning, gelegen aan de [adres 1] , alwaar verdachte en zijn mededaders zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, hebben weggenomen
- een kluis, inhoudende een hoeveelheid verdovende middelen en een geldbedrag van 71.360,- euro,
toebehorend aan de bewoner van voornoemde woning en/of aan [naam 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij hij, verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot die woning hebben verschaft en die weg te nemen kluis met inhoud onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak op een deur van voornoemde woning.
Ten aanzien van het onder 4 subsidiair ten laste gelegde,
in de periode van 29 december 2017 tot en met 30 december 2017 te Amsterdam en/of te Ridderkerk en/of te Alphen aan de Rijn, tezamen en in vereniging met anderen, in een auto, merk Volkswagen, kenteken [kenteken] , met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 350c Wetboek van Strafrecht wordt gepleegd, een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen is tot het plegen van een zodanig misdrijf, voorhanden hebben gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1, 2, 3 en 4 primair bewezen geachte feiten dient te worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder laten meewegen dat verdachte zich met anderen heeft schuldig gemaakt aan een woninginbraak en het voorhanden hebben van een jammer, zoals hiervoor bewezen is verklaard. Dit zijn ernstige feiten. Uit de gedragingen van verdachte en zijn mededaders leidt de rechtbank af dat de verdachten hierbij planmatig en op een professionele wijze te werk zijn gegaan. Verder weegt de rechtbank ten nadele van verdachte mee dat hij, blijkens zijn verklaring ter zitting, geen verantwoordelijkheid heeft willen nemen voor zijn handelen.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op een reclasseringsadvies van de Reclassering Nederland van 7 maart 2018 en het strafblad van verdachte van 30 mei 2018, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor onder meer een soortgelijk delict, terwijl verdachte nog ter zake van een van deze veroordelingen in een proeftijd liep.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS als uitgangspunt genomen. Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van een woninginbraak een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden als sprake is van recidive. Verder heeft de rechtbank ten nadele van verdachte rekening gehouden met de factoren die een hogere gevangenisstraf rechtvaardigen, te weten dat deze woninginbraak door verdachte en zijn mededaders volgens een vooropgezet plan gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd is gepleegd, waarbij onder meer gebruik is gemaakt van een snelle vluchtauto en een jammer. De rechtbank acht een gevangenisstraf van 10 maanden passend en geboden. De straf is lager dan de officier van justitie heeft geëist doordat de rechtbank verdachte van de drugsfeiten heeft vrijgesproken.
7.4.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 5 januari 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 23/004452-15, betreffende het onherroepelijk geworden arrest van 4 mei 2016 van het gerechtshof te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot 180 dagen gevangenisstraf, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 107 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel te gelasten.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 57, 312 en 350d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9.Beslissing

Verklaart het onder 2, 3, en 4 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 4 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
1.
Diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
4. subsidiair:
Medeplegen van het voorhanden hebben van een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen is tot het plegen van een zodanig misdrijf, met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 350c van het Wetboek van Strafrecht wordt gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
10 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 4 mei 2016, namelijk
107 dagen gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter,
mrs. M.J.E. Geradts en C.C.M. Oude Hengel, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 juli 2018.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal aangifte [naam 4] van 30 december 2017, met bijlagen (p. 3-44).
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] van 30 december 2017 (p. 45-47).
4.Bijlage bij proces-verbaal aangifte (p. 26).
5.Bijlage bij proces-verbaal aangifte (p. 27).
6.Bijlage bij proces-verbaal aangifte (p. 20, 22 en 24).
7.Twee processen-verbaal van bevindingen van 30 en 31 december 2017 (p. 48-50 en p. 51-52).
8.Proces-verbaal van bevindingen aantreffen goederen in voertuig van 31 december 2017 (p. 54).
9.Proces-verbaal van bevindingen van 31 december 2017, met bijlage (p. 62-65).
10.Een geschrift, te weten een proces-verbaal aangifte van [naam 2] van 2 januari 2018 (p. 118 ev); proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 2] van 4 januari (p. 5008-2012).
11.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden inbraak woning van 1 januari 2018 (p. 68-75).
12.Proces-verbaal van bevindingen van 3 januari 2018 (p. 83-84) en een geschrift, te weten een voorlopige lijst van inbeslaggenomen verdovende middelen en geld (p. 85).
13.Een rapport van bevindingen technisch onderzoek van 16 januari 2018 (p. 134-138).