ECLI:NL:RBAMS:2018:4790

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 juli 2018
Publicatiedatum
10 juli 2018
Zaaknummer
6896020
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en billijke vergoeding in arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 10 juli 2018 uitspraak gedaan in een verzoek van [verzoeker] tegen zijn werkgever, PayPlaza B.V. [verzoeker] had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en verzocht om een billijke vergoeding na ontslag op staande voet. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag niet rechtsgeldig was, omdat er geen dringende reden voor het ontslag was. De feiten wezen erop dat [verzoeker] op 9 april 2018 was ontslagen na een conflict met zijn directeur, waarbij [verzoeker] zijn stem had verheven maar geen handtastelijkheden had gepleegd. De kantonrechter oordeelde dat de reactie van [verzoeker] niet zo ernstig was dat dit het ontslag op staande voet rechtvaardigde. De kantonrechter kende [verzoeker] een billijke vergoeding van € 3.000,00 toe, evenals een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 3.000,00. Daarnaast werd PayPlaza veroordeeld tot betaling van achterstallig loon van € 1.599,60, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente. De kosten van de procedure werden ook aan PayPlaza opgelegd. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 6896020 EA VERZ 18-404
beschikking van: 10 juli 2018
func.: 25

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

[verzoeker]

wonende te [woonplaats]
verzoeker
nader te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. M.A.F.J. Hupkes-van den Brink (DAS Rechtsbijstand)
t e g e n

de besloten vennootschap PayPlaza B.V.

gevestigd te Amsterdam
verweerster
nader te noemen: PayPlaza
gemachtigde: mr. I.K. Kolev

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

[verzoeker] heeft een verzoek gedaan om ten laste van PayPlaza een billijke vergoeding toe te kennen, met nevenvorderingen.
heeft ook een verzoek gedaan om op grond van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een voorlopige voorziening te treffen. PayPlaza heeft een verweerschrift ingediend.
Op 19 juni 2018 is de zaak mondeling behandeld. [verzoeker] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens PayPlaza zijn verschenen [naam directeur/statutair bestuurder] (directeur/statutair bestuurder), [naam legal counsel] (legal counsel) en de gemachtigde. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.
Beschikking is bepaald op heden. Ter zitting is besproken dat niet op de voorlopige voorziening wordt beslist.

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1966, is op 24 oktober 2017 voor bepaalde tijd in dienst getreden bij PayPlaza als Finance en Operational BI en Reporting Projectmanager, met een salaris van € 6.000,00 bruto per maand inclusief emolumenten waaronder vakantiegeld, bij een werkweek van 40 uur.
1.2.
Artikel 4 van de arbeidsovereenkomst luidt, voor zover van belang:
1. De arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor bepaalde tijd en wel voor de duur van 6 maanden, ingaande op 24 oktober 2017.2. De overeenkomst eindigt van rechtswege op de datum waarop de doelstellingen zijn behaald doch uiterlijk op 22 april 2018. (…)4. Tussentijdse opzegging is mogelijk, met inachtneming van een opzegtermijn van 1 maand. (…)
1.3.
Artikel 7.4 van de arbeidsovereenkomst bepaalt voorts:
Reiskosten inzake woon- en werkverkeer worden vergoed o.b.v. de wettelijke regelgeving en max. € 0,19 per kilometer. (…)
1.4.
PayPlaza is een groothandel in computers, randapparatuur en software.
1.5.
Bij e-mail van 27 maart 2018 heeft PayPlaza, bij monde van haar directeur [naam directeur/statutair bestuurder] (hierna: [naam directeur/statutair bestuurder] ), aan [verzoeker] laten weten dat het contract voor bepaalde tijd niet zou worden verlengd en dat hij toestemming had voor de door hem gevraagde vakantie. De vakantie zou op 11 of 12 april ingaan.
1.6.
Op 9 april 2018 is [verzoeker] door PayPlaza op staande voet ontslagen.
1.7.
Bij e-mail van 9 april heeft [naam directeur/statutair bestuurder] het ontslag op staande voet bevestigd:
Ik vroeg vanochtend om een datum (voor de zoveelste keer) tot presentatie van de financiële rapportage die er tot op de dag van vandaag nog niet is, na bijna 6 maanden in dienst te zijn geweest.Helaas heb ik je zojuist uit het pand moeten verwijderen na je onfatsoenlijke wijze/stemverheffing/aantijgingen inclusief ongepaste handtastelijkheden jegens mij, en publiek na je afwijzing (tot 3x toe) op mijn verzoek om even rustig te gaan zitten om dit met je te bespreken.Bij deze bevestig ik jou dit ontslag op staande voet (…)
1.8.
Bij brief van zijn gemachtigde van 10 april 2018 heeft [verzoeker] bezwaar gemaakt tegen het ontslag.

Verzoek

2. [verzoeker] verzoekt om ten laste van PayPlaza een billijke vergoeding toe te kennen van
€ 12.000,00, op grond van artikel 7:681 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Volgens de werknemer moet een billijke vergoeding worden toegekend, omdat geen sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet, en het ontslag dus in strijd is met artikel 7:671 BW. [verzoeker] heeft daarnaast ook een verzoek gedaan om PayPlaza te veroordelen een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van
€ 3.000,00 bruto (zijnde de hoogte van het salaris van 9 tot 24 april 2018). Tevens vordert [verzoeker] veroordeling van PayPlaza tot betaling van het loon van € 1.599,60 bruto van 1 tot 9 april 2018, vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW. Ter zitting heeft [verzoeker] zijn vordering op dit laatste punt vermeerderd in die zin dat hij tevens een salarisspecificatie daarvan vordert. Ten slotte maakt [verzoeker] , na zijn vordering ter zitting te hebben verminderd met de gevorderde bonus van € 3.000,00 bruto en een deel van de gevorderde reiskosten, nog aanspraak op € 1.282,31 netto wegens achterstallige reiskosten alsmede de wettelijke rente over de diverse bedragen.
3. [verzoeker] heeft in het kader van de door hem gevorderde voorlopige voorziening gevorderd dat PayPlaza wordt veroordeeld tot betaling van het loon van € 4.599,60 bruto van 1 tot 24 april 2018.
4. [verzoeker] heeft hiertoe gesteld – kort gezegd – dat de dringende reden voor het ontslag op staande voet ontbreekt. Volgens [verzoeker] heeft hij op 9 april 2018 op de vraag van [naam directeur/statutair bestuurder] om de financiële rapportage te presenteren geantwoord dat dit onmogelijk was omdat de boekhouding niet op orde was, waarop [verzoeker] diverse malen heeft gewezen. Daarop werd [naam directeur/statutair bestuurder] boos, wat uiteindelijk in een discussie tot het ontslag leidde. [verzoeker] stelt dat hij [naam directeur/statutair bestuurder] heeft geprobeerd te kalmeren door zijn hand op diens arm te leggen. Van handtastelijkheden was geen sprake.

Verweer

5. PayPlaza verweert zich tegen het verzoek. Zij voert aan – samengevat – dat de handelwijze van [verzoeker] op 8 april 2018 wel degelijk zodanig was dat dat het gegeven ontslag op staande voet rechtvaardigt. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst PayPlaza naar de door haar in het geding gebrachte producties, waaronder een aantal verklaringen van medewerkers over de onenigheid tussen [verzoeker] en [naam directeur/statutair bestuurder] in de openbare ruimte van het kantoor voorafgaand aan het ontslag. Ook moet uit de overgelegde producties blijken dat [verzoeker] van meet af aan onvoldoende functioneerde, onder meer omdat hij dikwijls afwezig en/of onbereikbaar was.
6. Voorts wijst PayPlaza erop dat met de e-mail van 27 maart 2018 tijdig is aangezegd dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd. PayPlaza verzet zich tegen toekenning van een billijke vergoeding en zeker tegen de omvang van de gevraagde vergoeding.
7. Voor toewijzing van de gevorderde reiskosten is geen reden, aangezien [verzoeker] deze maandelijks heeft ontvangen en er geen vergoeding verschuldigd is voor dagen waarop [verzoeker] niet op kantoor aanwezig was.

Beoordeling

8. Het gaat in deze zaak in de eerste plaats om de vraag of de opzegging door PayPlaza rechtsgeldig is en zo niet of PayPlaza moet worden veroordeeld tot betaling van een billijke vergoeding en vergoeding wegens onregelmatige opzegging.
9. Naar het oordeel van de kantonrechter is de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig wegens het ontbreken van een dringende reden daarvoor. Daartoe wordt het volgende overwogen. Het is evident dat PayPlaza niet tevreden was met het functioneren van [verzoeker] . Dit was voor haar reden om de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, die op 22 april 2018 afliep, niet te verlengen. [naam directeur/statutair bestuurder] had dit reeds aangekondigd in zijn e-mail van 27 maart 2018. Desondanks zocht [naam directeur/statutair bestuurder] op 8 april 2018 toch nog de confrontatie, blijkens de bewoordingen van de door PayPlaza als productie 13 overgelegde verklaring van [naam directeur/statutair bestuurder] :
” (…) waarop ik voor de zoveelste keer bij hem informeer naar de rapportage en de vraag stel of hij nu eindelijk de presentatie aan het MT gaat doen”. Volgens [naam directeur/statutair bestuurder] reageerde [verzoeker] daarop kortaf met
“Nee”, waarna hij naar zijn werkplek liep. [naam directeur/statutair bestuurder] is hem vervolgens gevolgd en bleef aandringen op een gesprek. In het licht van de aflopende arbeidsovereenkomst en het feit dat [verzoeker] gelet op zijn voorgenomen vakantie nog maar twee dagen zou werken, is het niet onbegrijpelijk dat deze situatie uit de hand liep en leidde tot een geagiteerde reactie van [verzoeker] . Mocht [verzoeker] daarbij zijn stem hebben verheven en zich ondiplomatiek hebben geuit, zoals PayPlaza stelt en [verzoeker] betwist, dan is dat weliswaar onverstandig en mogelijk onbehoorlijk, maar onvoldoende ernstig om onder deze omstandigheden de vergaande maatregel van ontslag op staande voet te rechtvaardigen. Datzelfde geldt voor de aanraking door [verzoeker] van de arm van [naam directeur/statutair bestuurder] .
10. De gevorderde vergoeding wegens onregelmatige opzegging zal worden toegewezen, nu geen opzegtermijn in acht is genomen. Op grond van artikel 7:672 lid 10 BW is de werkgever die vergoeding verschuldigd aan de werknemer, omdat is opgezegd tegen een eerdere dag dan die tussen partijen geldt. De vergoeding is gelijk aan het bedrag van het loon over de tijd dat de arbeidsovereenkomst nog zou hebben geduurd, te weten € 3.000,00 bruto. Met toepassing van artikel 7:686a lid 1 BW zal de gevorderde wettelijke rente over deze vergoeding worden toegewezen, te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 8 mei 2018.
11. Uit artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer een billijke vergoeding kan toekennen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Nu hiervoor is geoordeeld dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is, zal het verzoek van [verzoeker] om toekenning van een billijke vergoeding dan ook worden toegewezen.
12. Voor de bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding zal aansluiting worden gezocht bij het feit dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege per 22 april 2018 zou eindigen, terwijl [verzoeker] het beschadigende effect verder niet heeft onderbouwd. Een vergoeding ter grootte van een half maandsalaris ad € 3.000,00 bruto acht de kantonrechter billijk en toewijsbaar. De wettelijke rente hierover zal worden toegewezen vanaf 22 april 2018.
13. Aangezien PayPlaza niet heeft betwist dat het loon van 1 tot 9 april 2018 ad € 1.599,60 bruto niet is voldaan, zal de vordering tot betaling daarvan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke verhoging beperkt tot 25% en de wettelijke rente vanaf 22 april 2018.
14. [verzoeker] maakt tevens aanspraak op door hem gestelde achterstallige vergoeding voor reiskosten van thans nog € 1.282,31 netto. Nu uit de arbeidsovereenkomst niet anders volgt dan dat er € 0,19 per kilometer voor woon/werkverkeer wordt vergoed en [verzoeker] overigens zijn vordering niet heeft onderbouwd, terwijl PayPlaza zich op standpunt stelt dat [verzoeker] de vergoeding waarop hij recht heeft heeft ontvangen, zal dit deel van de vordering worden afgewezen.
15. Nu in deze beschikking al een beslissing wordt gegeven over het verzoek van [verzoeker] , is er geen reden meer om met toepassing van artikel 223 Rv een voorlopige voorziening te treffen. Een voorlopige voorziening op grond van dat artikel kan immers alleen worden getroffen voor de duur van het geding.
16. Bij deze uitkomst zal PayPlaza als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

BESLISSING

De kantonrechter:
verklaart voor recht dat het ontslag op staande voet ten onrechte is gegeven;
veroordeelt PayPlaza om aan [verzoeker] een billijke vergoeding te betalen van
€ 3.000,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 april 2018 tot de voldoening;
veroordeelt PayPlaza om aan [verzoeker] de vergoeding wegens onregelmatige opzegging te betalen van € 3.000,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 8 mei 2018 tot aan de voldoening;
veroordeelt PayPlaza tot betaling aan PayPlaza van € 1.599,60 bruto aan loon, te vermeerderen met de wettelijke verhoging met een maximum van 25%, en te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 april 2018 tot de voldoening;
veroordeelt PayPlaza in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [verzoeker] begroot op:
salaris € 400,00
griffierecht € 79,00
-----------------
totaal € 479,00
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt PayPlaza tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden en PayPlaza niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan de beschikking heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het anders of meer verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.W. Inden, kantonrechter en op 10 juli 2018 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter