4.3.1.Loods [adres 2] te [plaats]
[medeverdachte 2] was in de ten laste gelegde periode enig aandeelhouder van [naam vennootschap] Deze vennootschap was op haar beurt enig aandeelhouder van [naam B.V.] (hierna: [naam B.V.] ). [naam B.V.] huurde een bedrijfsruimte in een loods op de [adres 3] in [plaats] .In de bedrijfsruimte bevond zich een muntfabriek. Medewerkers van het bedrijf dat gevestigd was op de [adres 4] te [plaats] hebben op 23 januari 2013 tegenover ambtenaren van de Belastingdienst verklaard dat de muntfabriek behalve [adres 3] ook [adres 5] in gebruik had. Enkele maanden daarvoor hadden ze in het weekend een oorverdovend lawaai gehoord dat leek op het geluid van een machine die iets slaat. Eén van de ambtenaren heeft vervolgens geconstateerd dat tussen hal 2-4 en hal 6 een loopdeur aanwezig was. Hij zag in hal 6 een gloeistraat en slagmachines staan, als ook bakken waarin normaliter de rondellen worden gestort voordat deze de slagmachine ingaan.
[medeverdachte 2] was geregeld bij [naam B.V.] op de [adres 2] aanwezig. Uit cameraobservaties blijkt dat hij daar ieder geval op 26 juni 2013, 11 juli 2013, 19 juli 2013, 24 juli 2013, 31 juli 2013, 6 augustus 2013, 7 augustus 2013, 21 augustus 2013, 28 augustus 2013, 10 september 2013, 17 oktober 2013 en 18 oktober 2013 is geweest.
Een voormalig werknemer van [medeverdachte 2] , [naam medewerker] , heeft verklaard dat hij in de loods aan de [adres zonder nummer] voor [medeverdachte 2] een productiestraat voor het fabriceren van munten heeft opgezet. Een deel van de apparatuur en machines stond in nummer 6. De perceelnummers 2-4 vormden één geheel en nummer 6 zat achter een muur. Tussen deze ruimtes was een deur.
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 2] in de ten laste gelegde periode met zijn bedrijf [naam B.V.] de beschikking had over ruimtes in een loods aan de [adres 2] te [plaats] , waarin een machinestraat voor het maken van munten aanwezig was. [medeverdachte 2] was met regelmaat zelf op deze locatie, ook in loods 6, aanwezig.
4.3.2.Levering rollen metaallegering [nummer] door [naam Turks bedrijf]
Het Turkse bedrijf [naam Turks bedrijf] ( [naam Turks bedrijf] ) heeft vijf partijen metaal geleverd aan [naam B.V.] . Blijkens de Turkse douaneverklaringen zijn deze leveringen op 22 november 2012, 29 mei 2013, 25 juni 2013 en tweemaal op 27 september 2013 op het douanekantoor aan de Turkse grens verwerkt. Het geleverde metaal had een nettogewicht van respectievelijk 14.449, 13.960, 10.060, 14.012 en 16.010 kilogram, en een totale verkoopwaarde van € 420.761,22.
De directeur van [naam Turks bedrijf] , [naam directeur] , heeft verklaard dat deze vijf leveringen hebben plaatsgevonden op basis van drie bestellingen. Het ging om rollen metaal met de legering [nummer] en de afmetingen 2.88*193mm. Voorafgaande aan de eerste bestelling is [medeverdachte 2] als vertegenwoordiger van het bedrijf dat de bestelling wilde plaatsen bij de fabriek in Turkije geweest en heeft daar op zijn verzoek een rondleiding gekregen. [naam directeur] heeft vervolgens een aantal werkgerelateerde gesprekken met [medeverdachte 2] gevoerd.
De zendingen van [naam Turks bedrijf] zijn na aankomst in Nederland in een douane loods van het bedrijf [naam bedrijf] te Venlo opgeslagen in afwachting van betaling van de BTW en invoerrechten door [naam B.V.] .Op 8 juli 2013 is gezien dat bij de [adres 2] uit een Turkse vrachtauto 7 pallets met goederen werden gelost en loods 6 werden binnen gebracht.
De heer [naam manager Operations] , Manager Operations bij de Koninklijke Nederlandse Munt, heeft het vermoeden geuit dat de geleverde legering [nummer] met de afmetingen 2.88*193mm gebruikt wordt voor het slaan van Britse 1-pondmuntstukken. Hoewel de samenstelling en dikte van het materiaal niet geheel identiek zijn aan de door de Royal Mint genoemde specificaties, komen ze redelijk in de buurt.
De rechtbank stelt aldus vast dat [medeverdachte 2] in de ten laste gelegde periode voor zijn bedrijf [naam B.V.] een grote hoeveelheid metaal, dat wat betreft samenstelling en afmetingen geschikt is voor het vervaardigen van Britse 1-pondmuntstukken, heeft besteld en geleverd gekregen.
4.3.3.Observatie 10 september 2013
Bij live uitgekeken camerabeelden op 10 september 2013 werd gezien dat de auto van [medeverdachte 2] aan het eind van de ochtend bij het kantoor van de loods aan de [adres zonder nummer] arriveerde. Een klein half uur later kwam een vrachtwagentje aanrijden met [verdachte] als chauffeur en een NN-man als passagier. Deze laatste liep naar het kantoor. [verdachte] reed de vrachtauto met de achterkant tot vlak bij de deur van loods 6. Hij haalde uit de loods een steekwagentje en zette deze op de laadklep van de vrachtauto. Enige minuten later kwam de NN-man met een heftruck loods 6 uitrijden met daarop een pallet met zilverkleurige vaten. Deze werden in de laadruimte van de vrachtwagen geplaatst. Daarna werden door hem ook nog blauwe vaten in de laadruimte gezet. De NN-man ging loods 6 weer in en [verdachte] reed met de vrachtauto weg.
Door het observatieteam is vervolgens waargenomen dat [verdachte] met de vrachtauto naar een loods aan de [adres 6] te [plaats] reed.
[verdachte] parkeerde de vrachtwagen in de loods, waar de vaten kennelijk door hem werden gelost. Vervolgens reed hij met de vrachtwagen naar een parkeerterrein in Aalsmeer waar een ‘snackcar’ genaamd [naam snackbar] stond geparkeerd. Door tussenkomst van een andere persoon maakte [verdachte] contact met een man en vrouw (NN3 en NN4). NN3 en NN4 reden vervolgens in een Renault bestelwagen met kenteken [kenteken] achter de vrachtwagen van [verdachte] aan, terug naar de loods aan de [adres 6] te [plaats] . De Renault bestelwagen werd achteruit de loods ingereden waarna kennelijk goederen werden ingeladen.
NN3 en NN4 reden daarop met de Renault bestelauto naar een café in Maasbracht. Daar vond een ontmoeting plaats met een man (NN5) aan wie sleutels werden overhandigd. NN5 reed vervolgens met de Renault bestelwagen naar het adres [adres 7] te [plaats] . Nadat NN5 de zijdeur van de bestelwagen had geopend, kwam een andere man, NN6, met een heftruck aanrijden. Door hem werden vaten en een krat met grijze emmers vanuit de bestelwagen in de schuur geplaatst.
[naam 3] heeft erkend dat hij de persoon is die op 10 september 2013 bij zijn woning op het adres [adres 7] te [plaats] met een heftruck vaten heeft uitgeladen.Hij is aldus NN6.
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij diverse vrachten met munten heeft vervoerd en afgeleverd bij [naam 3] . De munten werden meestal afgegeven in Maasbracht waarna hij de reeds geladen wagen overnam en daarmee naar [naam 3] reed. Hij is aldus NN5.
NN3 en NN4 zijn voor justitie onbekend gebleven.
4.3.6.In beslag genomen Britse 1-pondmuntstukken, rondellen, stempels en machines
Vrachtwagen met kentekennummer [kenteken]
De vrachtwagen waarin [verdachte] op 5 november 2013 reed bleek het kentekennummer [kenteken] te hebben. De vier vaten die in de vrachtauto stonden waren gevuld met in totaal 99.551 Britse 1-pondmuntstukken. Deze zijn in beslag genomen. Bovenop de munten lag steeds een compacte hoeveelheid metalen carrosserieringen.
Loods [adres 2] te [plaats]
Van 5 tot en met 11 november 2013 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de loods aan de [adres 2] .
In een van de ruimtes (ruimte VIII) werden in totaal 570.395 Britse 1-pondmuntstukken in beslag genomen. Een deel van deze munten bevond zich in vaten en dozen. Ook op de munten in deze vaten en in de bovenste dozen lag steeds een dikke laag met metalen carrosserieringen die het zicht op de onderliggende ponden wegnam. Tevens stonden in de loods op elkaar gestapelde vultrechterbakken met Britse 1-pondmuntstukken. Ook was een vulbak aanwezig met geheel onbewerkte rondellen en een vultrechterbak met rondellen waarbij de randen al waren bewerkt. In totaal werden in de betreffende ruimte ongeveer 570.395 Britse 1-pondmuntstukken en 331.452 rondellen in beslag genomen.
In een andere ruimte (ruimte I) zaten in vulbakken die deel uitmaakten van een machine als ook in de machine zelf rondellen. In een vulbak die naast deze machine stond zaten ongeveer 9.328 Britse 1-pondmuntstukken.
Aldus waren in de loods aan de [adres 2] in totaal ongeveer 579.723 Britse 1-pondmuntstukken aanwezig.
De in de loods aanwezige machines, stempels, vaten en andere voorwerpen zijn door de Fiod beschreven. Twee medewerkers van de Koninklijke Nederlandse Munt hebben
een groot aantal machines, gereedschappen en materialen aangewezen die vermoedelijk gebruikt of geschikt zijn voor het vervaardigen van Britse 1-pondmuntstukken. Tevens hebben zij enkele machines die vermoedelijk gebruikt zijn bij het vervaardigen van valse Britse 1-pondmuntstukken in werking gesteld. In ruimte VIII stond een machine die rondellen voorziet van een randinscriptie. In ruimte I stond een muntslagmachine (machine 15) die rondellen voorziet van een kop- en muntinscriptie. In de trechterbak bij deze machine zaten gerandschrifte rondellen, terwijl zich in de machine kop- en muntstempels bevonden. Na het aanzetten van de machine kwamen er geslagen munten uit. Deze munten zijn veiliggesteld.Het betreft Britse 1-pondmuntstukken met het jaartal 2006.
Op 5 november 2013 werd de woning van [verdachte] , [adres] te [plaats] , doorzocht.Er werden onder meer een Birkenstock schoenendoos met persstempels, een Albert Heijn tas met schriftelijke bescheiden en telefoons, een emmer met munten en een bak met metalen ringen in beslag genomen.Op de slagstempels in de schoenendoos was het hoofd van koningin Elisabeth en de woorden ‘one pound’ zichtbaar.Van de 21 stempels hadden 4 een negatieve afbeelding (zogenaamde matrijzen) en 17 een positieve afbeelding (zogenaamde poincoenen).
Loods [adres 6] te [plaats]
Op 11 november 2013 is de loods aan de [adres 6] te [plaats] doorzocht. Daarbij werden onder meer 8 blauwe en 24 grijze vaten aangetroffen.In deze vaten zaten in totaal ongeveer 11.695 Britse 1-pondmuntstukken en 4.157 rondellen. Deze zijn in beslag genomen.
Op 23 april 2014 werd de woning van [naam 3] , [adres 7] te [plaats] , doorzocht.Daarbij werden onder andere 30 carrosserieringen en 4 Britse 1-pondmuntstukken in beslag genomen.De ringen en munten werden aangetroffen op en tussen de betontegels in de berging van de woning. Het betreft twee Britse 1-pondmuntstukken met het jaartal 2005, één met het jaartal 2006 en één met het jaartal 2007.
4.3.7.Vrachtbrief [naam 1]
Op verzoek van verbalisanten overhandigde [verdachte] bij de controle op 5 november 2013 een vrachtbrief.Daarop stond vermeld dat de lading uit twee pallets met in totaal 75.000 carrosserieringen zou bestaan, afkomstig van [naam 1] en bestemd voor ‘ [naam 2] ’ te Aalsmeer.
[verdachte] heeft verklaard dat hij deze vrachtbrief van ‘ [naam 4] ’ had gekregen. Hij had gezien dat de bon niet juist was. Hij kwam immers niet van [naam 1] vandaan maar van de [adres zonder nummer] .Volgens de directeur van [naam 2] , [naam 5] , had het bedrijf geen afspraak met [naam 1] over een levering van 75.000 carrosserieringen.De door [verdachte] overhandigde vrachtbrief is getoond aan de shop-manager van [naam 1] , [naam shopmanager] . Hij verklaarde dat dit soort bonnen wel eens werden gebruikt voor een prijsopgave voor een klant, maar nooit bij verkoop. Bij verkoop was er altijd een uit de computer uitgedraaide factuur. Het moet een valse factuur zijn omdat de klantnummers van [naam 1] uit 7 cijfers bestaan en niet uit 6, zoals het nummer dat op de factuur is vermeld, aldus [naam shopmanager] .
De rechtbank acht dan ook het onder 3 ten laste gelegde bewezen, in zoverre dat [verdachte] opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalste orderbon.
4.3.8.Onderzoek in beslag genomen Britse 1-pondmuntstukken
De rechtbank overweegt dat de aanwezigheid van een op de productie van Britse 1-pondmuntstukken ingerichte muntstraat in de loods aan de [adres zonder nummer] te [plaats] een zeer sterk vermoeden oplevert dat de Britse 1-pondmuntstukken die in de buurt van de machines in bakken, vultrechters en vaten waren opgeslagen, als ook de Britse 1-pondmuntstukken die vanaf de [adres zonder nummer] , via de loods in Aalsmeer verder zijn verspreid, vals zijn.
Rapportages Pieterman en Baldwin
De juistheid van het hiervoor genoemde vermoeden vindt bevestiging in de rapportage van R. Pieterman, NFI-deskundige, die een forensisch onderzoek heeft verricht met betrekking tot de Britse 1-pondmuntstukken en stempels die op de diverse locaties zijn in beslag genomen.
De deskundige heeft in de eerste plaats opgemerkt dat er slechts één instantie in de wereld is die (officieel) Engelse ponden vervaardigt, te weten de Royal Mint te Engeland. Het gehele productieproces vindt plaats in Cardiff en wordt niet uitbesteed aan derden. Alle Engelse ponden die niet geproduceerd zijn in de Royal Mint (Cardiff) zijn per definitie niet echt.
In het rapport wordt tevens opgemerkt dat iedere stempel met betrekking tot de Britse 1-pondmuntstukken, die buiten het (streng bewaakte) circuit van de Royal Mint wordt aangetroffen, per definitie niet echt is nu de echte stempels door de Royal Mint worden bewaard in kluizen en na gebruik uit het productieproces worden verwijderd en duurzaam vernietigd.
Ook overigens bevestigt het rapport – door de deskundige op basis van de likelihood ratio methode geformuleerd – de valsheid van de onderzochte munten. De onderzoeker concludeert dat de bevindingen van het onderzoek
extreem veel waarschijnlijkerzijn wanneer hypothese 1 (de onderzochte munten zijn vals) juist is dan wanneer hypothese 2 (de onderzochte munten zijn echt) juist is, waarbij het onderzoek zich gericht heeft op:
- munten 2004 en 2006 en stempels 2004 en 2006 (waaronder randschriftblokken), in beslag genomen in loods [adres 2] te [plaats] ;
- munten 2004 en 2006 in beslag genomen in de vrachtwagen [kenteken] ;
- munten 2006 in beslag genomen in de loods [adres 6] te [plaats] ;
- munten 2004 en 2006 en een matrijsstempel 2004, in beslag genomen op het adres [adres] te [plaats] (woning [verdachte] );
- een munt 2006, in beslag genomen op het adres [adres 7] te [plaats] (woning [naam 3] ).
Daarbij blijkt uit het onderzoek nog het volgende.
Uit het onderzoek naar jaargang 2004 blijkt dat de matrijsstempel aangetroffen op de locatie [adres] te herleiden is naar alle onderzochte munten jaargang 2004 die werden aangetroffen:
• in de vrachtauto [kenteken] ;
• op de locatie [adres zonder nummer] ;
• op de locatie [adres] .
De onderzochte gebruikte en ongebruikte werkstempels op de [adres zonder nummer] , kunnen worden herleid naar de matrijsstempel ( [adres] ).
De onderzochte gebruikte werkstempels kunnen worden herleid naar de onderzochte munten in de vrachtauto [kenteken] en naar de onderzochte munten op de [adres zonder nummer] .
De onderzochte munten [adres zonder nummer] , vrachtauto [kenteken] en [adres] en de muntstempels op de [adres zonder nummer] en de matrijsstempel ( [adres] ) zijn niet te herleiden naar de officiële munten of muntstempels.
In het onderzoek naar jaargang 2006 is onder meer te lezen dat in de loods aan de [adres zonder nummer] aangetroffen werkstempels zijn te herleiden naar de onderzochte munten aangetroffen:
• in de vrachtauto [kenteken] ;
• op de locatie [adres zonder nummer] ;
• op de locatie [adres 6] ;
• op de locatie [adres 7] ;
• op de locatie [adres] .
De aangetroffen klasse- en individuele kenmerken in de onderzochte gebruikte en ongebruikte werkstempels [adres zonder nummer] en de onderzochte munten [adres zonder nummer] , vrachtauto [kenteken] , [adres 6] , [adres] en [adres 7] , zijn niet aangetroffen in de originele munten en stempels van de Royal Mint.
De deskundige D. Baldwin heeft in zijn contra-rapportage van 22 augustus 2017 de door Pieterman gevolgde werkwijze en de uitkomsten van het NFI-rapport onderstreept, met de kanttekening dat hij het verrichte onderzoek aan de door de Royal Mint ter beschikking gestelde munten en stempels niet kan beoordelen omdat hij dit onderzoek niet heeft kunnen inzien.
De rechtbank stelt op basis van de bevindingen van de deskundige Pieterman vast dat de onderzochte munten die in beslag zijn genomen in de loods aan de [adres 2] te [plaats] , in de vrachtwagen met kenteken [kenteken] , op het adres [adres] te [plaats] , in de loods [adres 6] te [plaats] en op het adres [adres 7] te [plaats] , vals zijn en zijn te herleiden naar de stempels aangetroffen in de loods aan de [adres zonder nummer] en/of de matrijsstempel in de woning van [verdachte] .
De rechtbank gaat er van uit dat de onderzochte munten afkomstig van de diverse locaties, steeds representatief zijn voor de totale hoeveelheid munten die op deze locaties zijn aangetroffen. Er zijn geen aanwijzingen dat de valse munten mogelijk vermengd zouden zijn met echte Britse 1-pondmuntstukken.
4.3.9.Betrokkenheid [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
Door [verdachte] verrichte werkzaamheden
[verdachte] heeft in door hem afgelegde verklaringen gesproken over een zekere ‘ [naam 4] ’. Hij had [naam 4] ergens eind 2012 voor het eerst ontmoet. [naam 4] vroeg toen of [verdachte] klusjes voor hem wilde doen.[naam 4] is volgens hem de persoon die op 5 november 2013 met de heftruck de vrachtauto van [verdachte] heeft geladen.
In de 7 of 8 maanden voor zijn aanhouding vervoerde [verdachte] geregeld grijze en blauwe vaten vanaf de loods aan de [adres zonder nummer] naar de door hem op verzoek van [naam 4] gehuurde ruimte in de loods aan de [adres 6] te [plaats] . [verdachte] wist dat er munten in zaten. [naam 4] betaalde de huur van de loods aan de [adres 6] en gaf hem € 250,- of € 500,- per rit.Hij regelde steeds ontmoetingen met personen in een snackbar in Aalsmeer, die achter [verdachte] aanreden naar de loods aan de [adres 6] om de munten op te halen.
Verdere route valse Britse 1-pondmuntstukken
De uit de loods in Aalsmeer opgehaalde valse Britse 1-pondmuntstukken, werden afgegeven in Maasbracht en één keer bij een hotel in Urmond. [medeverdachte 3] kreeg vooraf van een onbekend gebleven persoon die [naam 6] (niet [medeverdachte 2] ) zou heten een mail hoe laat hij daar moest zijn. Ter plaatse kreeg hij van deze [naam 6] een sleutel van de auto waarna hij de geladen wagen over nam. Iedere vracht munten die hij vervoerde heeft hij afgeleverd bij [naam 3] . Op de munten lag een laagje metalen ringen. Die haalden zij er met een magneet uit. De munten werden vervolgens overgepakt, bij de eerste zendingen in dozen, later in kleine tonnetjes.
Nadat [medeverdachte 3] de munten bij [naam 3] had gebracht nam [naam 3] contact op met [medeverdachte 4] . [medeverdachte 4] regelde dan dat de munten door het in Engeland gevestigde bedrijf Coin Co International (CCI) werden opgehaald.
[naam 4] is [medeverdachte 1]
In de woning van [verdachte] werd bij de doorzoeking op 5 november 2013 in een Albert Heijn tas een afsprakenkaartje gevonden van een tandartsenpraktijk met daarop de naam [medeverdachte 1] en adresgegevens. Deze tas heeft [verdachte] , met nog andere goederen, op verzoek van [medeverdachte 1] in zijn woning bewaard. Aan de hand van dit kaartje zijn de persoonsgegevens van [medeverdachte 1] achterhaald en is een pasfoto opgevraagd.
[verdachte] heeft ‘ [naam 4] ’ herkend als de persoon afgebeeld op een hem getoonde pasfoto van [medeverdachte 1] .Gelet op de verklaring van [verdachte] dat [naam 4] op 5 november 2013 met de heftruck de vrachtauto van [verdachte] heeft geladen, gaat de rechtbank er vanuit dat NN1 op de camerabeelden van 5 november 2013 [medeverdachte 1] is.
[medeverdachte 1] is ook te zien op camerabeelden van 2 november 2013, waar hij per taxi bij de loods aan de [adres zonder nummer] arriveerde.
Valsmunterij door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
[medeverdachte 1] heeft zich onvindbaar gehouden voor justitie. Ter terechtzitting heeft de verdediging van [medeverdachte 2] een met de naam ‘ [medeverdachte 1] ’ ondertekende schriftelijke verklaring overgelegd, als ook een foto waarop een persoon deze verklaring toont. De rechtbank constateert dat de persoon op deze foto sterke overeenkomsten vertoont met de persoon afgebeeld op de pasfoto van [medeverdachte 1] . De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de verklaring door [medeverdachte 1] is opgesteld. Zijn verklaring is door de rechtbank in het dossier van [medeverdachte 2] en de dossiers van de medeverdachten, waaronder [verdachte] , gevoegd. In deze verklaring neemt [medeverdachte 1] de verantwoordelijkheid voor de productie van valse Britse 1-pondmuntstukken op zich.
Uit de verklaring blijkt, dat [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] wenst vrij te pleiten. [medeverdachte 2] zou hem hebben geholpen met het opzetten van een muntlijn voor casino-tokens, waarbij hij zelfstandig van enkele machines in de loods gebruik mocht maken. De valse Britse 1-pondmuntstukken zouden zijn geslagen op momenten dat [medeverdachte 2] afwezig was.
De rechtbank acht echter niet geloofwaardig dat [medeverdachte 1] zonder medeweten en betrokkenheid van [medeverdachte 2] de valse Britse 1-pondmuntstukken heeft geslagen. [medeverdachte 2] was immers in de ten laste gelegde periode veel, soms zelfs dag en nacht, in zijn bedrijf [naam B.V.] aanwezig en de kostbare machines die daar stonden behoorden hem, althans zijn bedrijf, toe. Het kan [medeverdachte 2] voorts niet zijn ontgaan dat er in de loods grote hoeveelheden valse Britse 1-pondmuntstukken aanwezig waren en dat op diverse plaatsen stempels voor de vervaardiging van deze munten lagen. Bovendien heeft [medeverdachte 2] in Turkije het metaal besteld waarmee de valse Britse 1-pondmuntstukken zijn geslagen.
Dat [medeverdachte 2] wist wat er in zijn bedrijf gebeurde blijkt ook uit het gebeuren op 26 juni 2013. Bij een bezoek van ambtenaren van de belastingdienst aan [naam B.V.] op die dag was de deur naar nummer 6 door een container, een machine en verpakkingsmaterialen aan het zicht onttrokken.Uit een camera-observatie op diezelfde dag blijkt dat [medeverdachte 2] en een andere man – naar mag worden aangenomen [medeverdachte 1] – ‘s ochtends vroeg vanuit loods 6 pallets met vaten en opvangbakken in een schuin tegenover de loods geparkeerde trailer hadden geplaatst. Aan het begin van de avond zijn deze goederen door hen weer het bedrijf ingebracht.
Naar het oordeel van de rechtbank is bewezen dat [medeverdachte 2] aldus, tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] , in de loods aan de [adres 2] te [plaats] Britse 1-pondmuntstukken heeft nagemaakt.
Vrijspraak medeplegen valsmunterij
De rechtbank ziet geen bewijs dat [verdachte] aan het namaken van de Britse 1-pondmuntstukken door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] een wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Weliswaar was [verdachte] geregeld in de loods met allerlei klusjes in de weer, maar het is niet gebleken dat hij daarmee bewust de productie van de valse 1-pondmuntstukken faciliteerde. Van enige substantiële bijdrage is niet gebleken. De rechtbank zal [verdachte] daarom van de onder 1, eerste cumulatief/alternatief, ten laste gelegde valsmunterij vrijspreken.
Vrijspraak medeplegen uitvoer van valse Britse 1-pondmuntstukken
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] kan eveneens worden verweten dat zij de door hen gemaakte valse Britse 1-pondmuntstukken hebben uitgevoerd. Voor [verdachte] ligt dit anders.
Hij was niet betrokken bij de productie van de valse munten en het is niet gebleken dat hij wist wat er met deze munten ging gebeuren nadat deze uit de loods in Aalsmeer waren opgehaald. Het lijkt er op dat hij van [medeverdachte 1] alleen de informatie kreeg die noodzakelijk was om de door hem te verrichten handelingen uit te voeren.
Hij werd per rit of klus door [medeverdachte 1] betaald en heeft geen geld ontvangen van personen die de munten hebben afgenomen.
Medeplegen in voorraad hebben en vervoer van valse Britse 1-pondmuntstukken.
[verdachte] heeft in opdracht van [medeverdachte 1] vanaf de loods aan de [adres zonder nummer] te [plaats] valse Britse 1-pondmuntstukken vervoerd. Hij heeft deze 1-pondmuntstukken ook in voorraad gehad in de door hem gehuurde loods aan de [adres 6] te [plaats] . [verdachte] wist dat deze munten vals waren. Hoewel met name [medeverdachte 1] en [verdachte] de personen zijn geweest die voor het vervoer van de valse munten zorg hebben gedragen, blijkt uit observaties dat ook [medeverdachte 2] hier een rol in heeft gehad.
[verdachte] werkte aldus intensief met [medeverdachte 1] samen. Hoewel de rol van [verdachte] ondergeschikt was aan die van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , waren de door hem verrichtte werkzaamheden van wezenlijk belang en vormden deze een onmisbare schakel in de distributie van de valse munten. Anders dan de verdediging is de rechtbank dan ook van oordeel dat hierin een dermate nauwe en bewuste samenwerking besloten ligt tussen enerzijds [verdachte] en anderzijds [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , dat van medeplegen moet worden gesproken.
4.3.10.Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] , tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , valse Britse 1-pondmuntstukken voorhanden heeft gehad en heeft vervoerd.
Ten aanzien van de op de tenlastelegging vermelde aantallen, kan [verdachte] alleen verantwoordelijk worden gehouden voor de ongeveer 11.695 valse Britse 1-pondmuntstukken in de loods [adres 6] te [plaats] en de ongeveer 99.551 Britse 1-pondmuntstukken in de vrachtauto met kenteken [kenteken] .
Het is niet gebleken dat [verdachte] enige strafbare bemoeienis heeft gehad met de valse Britse 1-pondmuntstukken die in de loods [adres zonder nummer] te [plaats] aanwezig waren en met de in het Verenigd Koninkrijk in beslag genomen valse Britse 1-pondmuntstukken.
Daarnaast acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse of vervalste orderbon.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
4.3.11.Artikel 3 Opiumwet
Bij de doorzoeking op 5 november 2013 in de woning van [verdachte] , [adres] te [plaats], werd in een kast in de slaapkamer een tas met vermoedelijk hasj aangetroffen, met een totaalgewicht van ongeveer 3 kilogram. Ook in de meterkast en in een ladekast in de woonkamer lagen verpakkingen met vermoedelijk hasj.Uitgevoerde indicatietesten met de Cannabis test van M.M.C. International op de inhoud van deze verpakkingen leverden een positieve kleur op. Het netto gewicht van de aangetroffen hasj in de slaapkamerkast is 2.623,8 gram.
Een definitief forensisch onderzoeksrapport naar de aangetroffen verdovende middelen ontbreekt in het dossier.
[verdachte] heeft verklaard dat hij zelf een pakketje van drie kilogram hasj in zijn slaapkamerkast heeft gelegd.Ter terechtzitting heeft [verdachte] verklaard dat de verdovende middelen in de slaapkamer van zeer slechte kwaliteit waren en dat het kief was.
Anders dan de officier van justitie en de raadsvrouw, is de rechtbank van oordeel dat het ontbreken van een definitief forensisch onderzoeksrapport naar de aangetroffen verdovende middelen niet aan een bewezenverklaring betreffende de in de slaapkamer aangetroffen verdovende middelen in de weg staat.
De uitkomst van de indicatieve test en de bekennende verklaring van [verdachte] zijn daarvoor voldoende.
Dat ligt anders voor de in de meterkast en de woonkamerkast aangetroffen drugs waar [verdachte] zich niet over heeft uitgelaten. Voor deze hoeveelheden zal [verdachte] worden vrijgesproken.