ECLI:NL:RBAMS:2018:4703

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 juli 2018
Publicatiedatum
5 juli 2018
Zaaknummer
13/730031-13 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 72-jarige man voor valsmunterij en drugshandel

Op 6 juli 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 72-jarige man, die werd beschuldigd van valsmunterij en drugshandel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 1 januari 2012 tot en met 5 november 2013, samen met anderen valse Britse 1-pondmuntstukken heeft vervaardigd en vervoerd. De verdachte was betrokken bij het vervoer van deze valse munten vanuit een loods in Amsterdam naar een loods in Aalsmeer, waar ze verder werden verspreid. Tijdens de doorzoekingen zijn grote hoeveelheden valse munten en de benodigde apparatuur aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse orderbon en dat hij op 5 november 2013 ongeveer 2.623,8 gram hasj in zijn woning had. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten, maar achtte de betrokkenheid bij de valsmunterij en de drugshandel bewezen. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 315 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de lange duur van de procedure en de gezondheid van de verdachte, wat leidde tot een strafvermindering.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/730031-13 (Promis)
Datum uitspraak: 6 juli 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1946,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 mei 2018, 29 mei 2018, 1 juni 2018 en 22 juni 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M. Al Mansouri, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N. Bevelander, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 5 november 2013 te Amsterdam, in elk geval Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk een of meer hoeveelhe(i)d(en) van ongeveer 690.969 en/of 450.000 en/of 7.450 Britse 1 pond muntstukken heeft nagemaakt en/of heeft vervalst, met het oogmerk om die Britse 1 pond muntstukken als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 05 november 2013 te Amsterdam en/of Aalsmeer, in elk geval in Nederland, en/of te Dover en/of Newcastle, in elk geval in Groot Brittanië, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk als echt en onvervalst heeft uitgegeven een of meer hoeveelhe(i)d(en) van (ongeveer) 690.969 en/of 450.000 en/of 7.450 Britse 1 pond muntstukken, die verdachte en/of zijn mededaders zelf had(den) nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of de vervalsing hem, toen hij, verdachte en/of zijn mededader(s) deze ontving(en), bekend was of deze Britse 1 Pond muntstukken met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, heeft ontvangen en/of heeft verschaft en/of in voorraad heeft gehad en/of heeft vervoerd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd;
2.
hij op of omstreeks 05 november 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 3 (drie) kilogram hashish, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hashish), in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij op of omstreeks 05 november 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals(e) of vervalst(e) orderbon (afkomstig van [naam 1] en ten name van [naam 2] ), - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij deze bon heeft overhandigd bij een controle door de Douane en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat de op de bon genoemde goederen, te weten 2 (twee) pallets carrosserie ringen, 75000 ringen, niet de daadwerkelijke lading was maar de lading in feite bestond uit (onder meer) 2 (twee) vaten gevuld met valse Britse 1 pond muntstukken waarop een laag metalen ringen lag, en/of deze lading afkomstig was van het bedrijf [naam B.V.] gevestigd aan de [adres 1] te [plaats] en niet van [naam 2] en/of [naam 1] .
De rechtbank leest het in de één na laatste regel van het onder 1 ten laste gelegde vermelde “heeft verschaft” als “zich heeft verschaft”, omdat van een kennelijke misslag sprake is. De verbetering van deze misslag schaadt verdachte niet in zijn verdediging.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
Er is onvoldoende bewijs dat verdachte een aandeel heeft gehad in de productie van valse 1-pondmuntstukken. Zijn rol was met name gelegen in het vervoer van de valse munten. Aldus kan het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde bewezen worden verklaard. Het betreft dan de 99.551 valse Britse 1-pondmuntstukken die in de vrachtwagen en de 11.695 valse Britse 1-pondmuntstukken die in loods in Aalsmeer lagen. Er zijn geen aanwijzingen dat verdachte betrokken is geweest bij het vervoer van de in Engeland in beslag genomen valse Britse 1-pondmuntstukken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
Verdachte moet van dit feit worden vrijgesproken, omdat een uitslag van een laboratoriumonderzoek met betrekking tot de in beslag genomen substantie in het dossier ontbreekt. Het is aldus niet vast te stellen of het hier om een in de Opiumwet strafbaar gestelde stof gaat.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
Verdachte heeft destijds erkend dat hij wist dat de informatie in de vrachtbrief die hij toonde niet juist was. Het feit kan daarom bewezen worden verklaard.
4.2.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
[verdachte] was de klusjesman van [medeverdachte 1] . Hij veegde de loods aan de [adres zonder nummer] aan, bracht vuilnis weg, huurde vrachtautootjes en huurde in opdracht van [medeverdachte 1] een deel van een loods in Aalsmeer. Hij had een sterk ondergeschikte rol en was niet betrokken bij besprekingen of beslissingen. Van een nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en [medeverdachte 1] of anderen bij de valsmunterij, of bij het voorhanden hebben dan wel vervoeren van de valse munten, is geen sprake geweest. Medeplegen kan daarom niet worden bewezen en [verdachte] moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
[verdachte] had zelf de pakketjes met softdrugs in zijn slaapkamerkast neergelegd, maar het was onverkoopbare rommel. In het dossier ontbreekt informatie over hoe de cannabis indicatietest is uitgevoerd en wat het exacte resultaat daarvan was. Het staat daarom niet vast dat het daadwerkelijk hasj betrof, zodat vrijspraak moet volgen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
[verdachte] had de valse orderbon van [medeverdachte 1] meegekregen. Hij heeft deze bon bij zich genomen en is gaan doen wat hem was opgedragen. Dat paste binnen de onderlinge verhouding tussen hem en [medeverdachte 1] . Pas nadat hij de bon aan de verbalisanten had getoond, bemerkte hij dat deze niet juist was. Het feit kan daarom niet bewezen worden verklaard.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Ten aanzien van het onder 1 en 3 ten laste gelegde:
4.3.1.
Loods [adres 2] te [plaats]
[medeverdachte 2] was in de ten laste gelegde periode enig aandeelhouder van [naam vennootschap] Deze vennootschap was op haar beurt enig aandeelhouder van [naam B.V.] (hierna: [naam B.V.] ). [naam B.V.] huurde een bedrijfsruimte in een loods op de [adres 3] in [plaats] . [2] In de bedrijfsruimte bevond zich een muntfabriek. Medewerkers van het bedrijf dat gevestigd was op de [adres 4] te [plaats] hebben op 23 januari 2013 tegenover ambtenaren van de Belastingdienst verklaard dat de muntfabriek behalve [adres 3] ook [adres 5] in gebruik had. Enkele maanden daarvoor hadden ze in het weekend een oorverdovend lawaai gehoord dat leek op het geluid van een machine die iets slaat. Eén van de ambtenaren heeft vervolgens geconstateerd dat tussen hal 2-4 en hal 6 een loopdeur aanwezig was. Hij zag in hal 6 een gloeistraat en slagmachines staan, als ook bakken waarin normaliter de rondellen worden gestort voordat deze de slagmachine ingaan. [3]
[medeverdachte 2] was geregeld bij [naam B.V.] op de [adres 2] aanwezig. Uit cameraobservaties blijkt dat hij daar ieder geval op 26 juni 2013, 11 juli 2013, 19 juli 2013, 24 juli 2013, 31 juli 2013, 6 augustus 2013, 7 augustus 2013, 21 augustus 2013, 28 augustus 2013, 10 september 2013, 17 oktober 2013 en 18 oktober 2013 is geweest. [4]
Een voormalig werknemer van [medeverdachte 2] , [naam medewerker] , heeft verklaard dat hij in de loods aan de [adres zonder nummer] voor [medeverdachte 2] een productiestraat voor het fabriceren van munten heeft opgezet. Een deel van de apparatuur en machines stond in nummer 6. De perceelnummers 2-4 vormden één geheel en nummer 6 zat achter een muur. Tussen deze ruimtes was een deur. [5]
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 2] in de ten laste gelegde periode met zijn bedrijf [naam B.V.] de beschikking had over ruimtes in een loods aan de [adres 2] te [plaats] , waarin een machinestraat voor het maken van munten aanwezig was. [medeverdachte 2] was met regelmaat zelf op deze locatie, ook in loods 6, aanwezig.
4.3.2.
Levering rollen metaallegering [nummer] door [naam Turks bedrijf]
Het Turkse bedrijf [naam Turks bedrijf] ( [naam Turks bedrijf] ) heeft vijf partijen metaal geleverd aan [naam B.V.] . Blijkens de Turkse douaneverklaringen zijn deze leveringen op 22 november 2012, 29 mei 2013, 25 juni 2013 en tweemaal op 27 september 2013 op het douanekantoor aan de Turkse grens verwerkt. Het geleverde metaal had een nettogewicht van respectievelijk 14.449, 13.960, 10.060, 14.012 en 16.010 kilogram, en een totale verkoopwaarde van € 420.761,22. [6]
De directeur van [naam Turks bedrijf] , [naam directeur] , heeft verklaard dat deze vijf leveringen hebben plaatsgevonden op basis van drie bestellingen. Het ging om rollen metaal met de legering [nummer] en de afmetingen 2.88*193mm. Voorafgaande aan de eerste bestelling is [medeverdachte 2] als vertegenwoordiger van het bedrijf dat de bestelling wilde plaatsen bij de fabriek in Turkije geweest en heeft daar op zijn verzoek een rondleiding gekregen. [naam directeur] heeft vervolgens een aantal werkgerelateerde gesprekken met [medeverdachte 2] gevoerd. [7]
De zendingen van [naam Turks bedrijf] zijn na aankomst in Nederland in een douane loods van het bedrijf [naam bedrijf] te Venlo opgeslagen in afwachting van betaling van de BTW en invoerrechten door [naam B.V.] . [8] Op 8 juli 2013 is gezien dat bij de [adres 2] uit een Turkse vrachtauto 7 pallets met goederen werden gelost en loods 6 werden binnen gebracht. [9]
De heer [naam manager Operations] , Manager Operations bij de Koninklijke Nederlandse Munt, heeft het vermoeden geuit dat de geleverde legering [nummer] met de afmetingen 2.88*193mm gebruikt wordt voor het slaan van Britse 1-pondmuntstukken. Hoewel de samenstelling en dikte van het materiaal niet geheel identiek zijn aan de door de Royal Mint genoemde specificaties, komen ze redelijk in de buurt. [10]
De rechtbank stelt aldus vast dat [medeverdachte 2] in de ten laste gelegde periode voor zijn bedrijf [naam B.V.] een grote hoeveelheid metaal, dat wat betreft samenstelling en afmetingen geschikt is voor het vervaardigen van Britse 1-pondmuntstukken, heeft besteld en geleverd gekregen.
4.3.3.
Observatie 10 september 2013
Bij live uitgekeken camerabeelden op 10 september 2013 werd gezien dat de auto van [medeverdachte 2] aan het eind van de ochtend bij het kantoor van de loods aan de [adres zonder nummer] arriveerde. Een klein half uur later kwam een vrachtwagentje aanrijden met [verdachte] als chauffeur en een NN-man als passagier. Deze laatste liep naar het kantoor. [verdachte] reed de vrachtauto met de achterkant tot vlak bij de deur van loods 6. Hij haalde uit de loods een steekwagentje en zette deze op de laadklep van de vrachtauto. Enige minuten later kwam de NN-man met een heftruck loods 6 uitrijden met daarop een pallet met zilverkleurige vaten. Deze werden in de laadruimte van de vrachtwagen geplaatst. Daarna werden door hem ook nog blauwe vaten in de laadruimte gezet. De NN-man ging loods 6 weer in en [verdachte] reed met de vrachtauto weg.
Door het observatieteam is vervolgens waargenomen dat [verdachte] met de vrachtauto naar een loods aan de [adres 6] te [plaats] reed. [11]
[verdachte] parkeerde de vrachtwagen in de loods, waar de vaten kennelijk door hem werden gelost. Vervolgens reed hij met de vrachtwagen naar een parkeerterrein in Aalsmeer waar een ‘snackcar’ genaamd [naam snackbar] stond geparkeerd. Door tussenkomst van een andere persoon maakte [verdachte] contact met een man en vrouw (NN3 en NN4). NN3 en NN4 reden vervolgens in een Renault bestelwagen met kenteken [kenteken] achter de vrachtwagen van [verdachte] aan, terug naar de loods aan de [adres 6] te [plaats] . De Renault bestelwagen werd achteruit de loods ingereden waarna kennelijk goederen werden ingeladen.
NN3 en NN4 reden daarop met de Renault bestelauto naar een café in Maasbracht. Daar vond een ontmoeting plaats met een man (NN5) aan wie sleutels werden overhandigd. NN5 reed vervolgens met de Renault bestelwagen naar het adres [adres 7] te [plaats] . Nadat NN5 de zijdeur van de bestelwagen had geopend, kwam een andere man, NN6, met een heftruck aanrijden. Door hem werden vaten en een krat met grijze emmers vanuit de bestelwagen in de schuur geplaatst. [12]
[naam 3] heeft erkend dat hij de persoon is die op 10 september 2013 bij zijn woning op het adres [adres 7] te [plaats] met een heftruck vaten heeft uitgeladen. [13] Hij is aldus NN6.
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij diverse vrachten met munten heeft vervoerd en afgeleverd bij [naam 3] . De munten werden meestal afgegeven in Maasbracht waarna hij de reeds geladen wagen overnam en daarmee naar [naam 3] reed [14] . Hij is aldus NN5.
NN3 en NN4 zijn voor justitie onbekend gebleven.
4.3.4.
Observatie 5 november 2013
Bij een live uitgekeken cameraobservatie op 5 november 2013 is waargenomen dat een man, NN1, de loodsdeur van de [adres 5] opende. Een kleine vrachtwagen reed vervolgens achteruit de loods in. Een man die herkend is als [verdachte] rommelde wat bij de laadklep van de vrachtauto en liep de loods uit. Kort daarna ging [verdachte] met een door NN1 klaargezette steekwagen de vrachtauto in. NN1 laadde daarop met behulp van een heftruck vier vaten in de vrachtwagen. De vrachtwagen reed vervolgens de loods uit. [15]
De vrachtwagen, bestuurd door [verdachte] , werd enige minuten later op de Ruijgoordweg te Amsterdam gecontroleerd.
4.3.5.
Overige observaties
Op camerabeelden is gezien dat [verdachte] ook op 24 en 29 juni 2013, op 6, 10 11, 19, 24, 30 en 31 juli 2013, op 5, 6, 7, 21, 22, 28 augustus 2013 [16] en op 17 en 18 oktober 2013 [17] bij de loods aan de [adres zonder nummer] aanwezig was en daar werkzaamheden verrichtte.
4.3.6.
In beslag genomen Britse 1-pondmuntstukken, rondellen, stempels en machines
Vrachtwagen met kentekennummer [kenteken]
De vrachtwagen waarin [verdachte] op 5 november 2013 reed bleek het kentekennummer [kenteken] te hebben. De vier vaten die in de vrachtauto stonden waren gevuld met in totaal 99.551 Britse 1-pondmuntstukken. Deze zijn in beslag genomen. Bovenop de munten lag steeds een compacte hoeveelheid metalen carrosserieringen. [18]
Loods [adres 2] te [plaats]
Van 5 tot en met 11 november 2013 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de loods aan de [adres 2] . [19]
In een van de ruimtes (ruimte VIII) werden in totaal 570.395 Britse 1-pondmuntstukken in beslag genomen. Een deel van deze munten bevond zich in vaten en dozen. Ook op de munten in deze vaten en in de bovenste dozen lag steeds een dikke laag met metalen carrosserieringen die het zicht op de onderliggende ponden wegnam. Tevens stonden in de loods op elkaar gestapelde vultrechterbakken met Britse 1-pondmuntstukken. Ook was een vulbak aanwezig met geheel onbewerkte rondellen en een vultrechterbak met rondellen waarbij de randen al waren bewerkt. In totaal werden in de betreffende ruimte ongeveer 570.395 Britse 1-pondmuntstukken en 331.452 rondellen in beslag genomen. [20]
In een andere ruimte (ruimte I) zaten in vulbakken die deel uitmaakten van een machine als ook in de machine zelf rondellen. In een vulbak die naast deze machine stond zaten ongeveer 9.328 Britse 1-pondmuntstukken. [21]
Aldus waren in de loods aan de [adres 2] in totaal ongeveer 579.723 Britse 1-pondmuntstukken aanwezig.
De in de loods aanwezige machines, stempels, vaten en andere voorwerpen zijn door de Fiod beschreven. Twee medewerkers van de Koninklijke Nederlandse Munt hebben
een groot aantal machines, gereedschappen en materialen aangewezen die vermoedelijk gebruikt of geschikt zijn voor het vervaardigen van Britse 1-pondmuntstukken. Tevens hebben zij enkele machines die vermoedelijk gebruikt zijn bij het vervaardigen van valse Britse 1-pondmuntstukken in werking gesteld. In ruimte VIII stond een machine die rondellen voorziet van een randinscriptie. In ruimte I stond een muntslagmachine (machine 15) die rondellen voorziet van een kop- en muntinscriptie. In de trechterbak bij deze machine zaten gerandschrifte rondellen, terwijl zich in de machine kop- en muntstempels bevonden. Na het aanzetten van de machine kwamen er geslagen munten uit. Deze munten zijn veiliggesteld. [22] Het betreft Britse 1-pondmuntstukken met het jaartal 2006. [23]
[adres] te [plaats]
Op 5 november 2013 werd de woning van [verdachte] , [adres] te [plaats] , doorzocht. [24] Er werden onder meer een Birkenstock schoenendoos met persstempels, een Albert Heijn tas met schriftelijke bescheiden en telefoons, een emmer met munten en een bak met metalen ringen in beslag genomen. [25] Op de slagstempels in de schoenendoos was het hoofd van koningin Elisabeth en de woorden ‘one pound’ zichtbaar. [26] Van de 21 stempels hadden 4 een negatieve afbeelding (zogenaamde matrijzen) en 17 een positieve afbeelding (zogenaamde poincoenen). [27]
Loods [adres 6] te [plaats]
Op 11 november 2013 is de loods aan de [adres 6] te [plaats] doorzocht. Daarbij werden onder meer 8 blauwe en 24 grijze vaten aangetroffen. [28] In deze vaten zaten in totaal ongeveer 11.695 Britse 1-pondmuntstukken en 4.157 rondellen. Deze zijn in beslag genomen. [29]
[adres 7] te [plaats]
Op 23 april 2014 werd de woning van [naam 3] , [adres 7] te [plaats] , doorzocht. [30] Daarbij werden onder andere 30 carrosserieringen en 4 Britse 1-pondmuntstukken in beslag genomen. [31] De ringen en munten werden aangetroffen op en tussen de betontegels in de berging van de woning. Het betreft twee Britse 1-pondmuntstukken met het jaartal 2005, één met het jaartal 2006 en één met het jaartal 2007. [32]
4.3.7.
Vrachtbrief [naam 1]
Op verzoek van verbalisanten overhandigde [verdachte] bij de controle op 5 november 2013 een vrachtbrief. [33] Daarop stond vermeld dat de lading uit twee pallets met in totaal 75.000 carrosserieringen zou bestaan, afkomstig van [naam 1] en bestemd voor ‘ [naam 2] ’ te Aalsmeer. [34]
[verdachte] heeft verklaard dat hij deze vrachtbrief van ‘ [naam 4] ’ had gekregen. Hij had gezien dat de bon niet juist was. Hij kwam immers niet van [naam 1] vandaan maar van de [adres zonder nummer] . [35] Volgens de directeur van [naam 2] , [naam 5] , had het bedrijf geen afspraak met [naam 1] over een levering van 75.000 carrosserieringen. [36] De door [verdachte] overhandigde vrachtbrief is getoond aan de shop-manager van [naam 1] , [naam shopmanager] . Hij verklaarde dat dit soort bonnen wel eens werden gebruikt voor een prijsopgave voor een klant, maar nooit bij verkoop. Bij verkoop was er altijd een uit de computer uitgedraaide factuur. Het moet een valse factuur zijn omdat de klantnummers van [naam 1] uit 7 cijfers bestaan en niet uit 6, zoals het nummer dat op de factuur is vermeld, aldus [naam shopmanager] . [37]
De rechtbank acht dan ook het onder 3 ten laste gelegde bewezen, in zoverre dat [verdachte] opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalste orderbon.
4.3.8.
Onderzoek in beslag genomen Britse 1-pondmuntstukken
Vermoeden valsheid
De rechtbank overweegt dat de aanwezigheid van een op de productie van Britse 1-pondmuntstukken ingerichte muntstraat in de loods aan de [adres zonder nummer] te [plaats] een zeer sterk vermoeden oplevert dat de Britse 1-pondmuntstukken die in de buurt van de machines in bakken, vultrechters en vaten waren opgeslagen, als ook de Britse 1-pondmuntstukken die vanaf de [adres zonder nummer] , via de loods in Aalsmeer verder zijn verspreid, vals zijn.
Rapportages Pieterman en Baldwin
De juistheid van het hiervoor genoemde vermoeden vindt bevestiging in de rapportage van R. Pieterman, NFI-deskundige, die een forensisch onderzoek heeft verricht met betrekking tot de Britse 1-pondmuntstukken en stempels die op de diverse locaties zijn in beslag genomen.
De deskundige heeft in de eerste plaats opgemerkt dat er slechts één instantie in de wereld is die (officieel) Engelse ponden vervaardigt, te weten de Royal Mint te Engeland. Het gehele productieproces vindt plaats in Cardiff en wordt niet uitbesteed aan derden. Alle Engelse ponden die niet geproduceerd zijn in de Royal Mint (Cardiff) zijn per definitie niet echt.
In het rapport wordt tevens opgemerkt dat iedere stempel met betrekking tot de Britse 1-pondmuntstukken, die buiten het (streng bewaakte) circuit van de Royal Mint wordt aangetroffen, per definitie niet echt is nu de echte stempels door de Royal Mint worden bewaard in kluizen en na gebruik uit het productieproces worden verwijderd en duurzaam vernietigd.
Ook overigens bevestigt het rapport – door de deskundige op basis van de likelihood ratio methode geformuleerd – de valsheid van de onderzochte munten. De onderzoeker concludeert dat de bevindingen van het onderzoek
extreem veel waarschijnlijkerzijn wanneer hypothese 1 (de onderzochte munten zijn vals) juist is dan wanneer hypothese 2 (de onderzochte munten zijn echt) juist is, waarbij het onderzoek zich gericht heeft op:
- munten 2004 en 2006 en stempels 2004 en 2006 (waaronder randschriftblokken), in beslag genomen in loods [adres 2] te [plaats] ;
- munten 2004 en 2006 in beslag genomen in de vrachtwagen [kenteken] ;
- munten 2006 in beslag genomen in de loods [adres 6] te [plaats] ;
- munten 2004 en 2006 en een matrijsstempel 2004, in beslag genomen op het adres [adres] te [plaats] (woning [verdachte] );
- een munt 2006, in beslag genomen op het adres [adres 7] te [plaats] (woning [naam 3] ).
Daarbij blijkt uit het onderzoek nog het volgende.
Uit het onderzoek naar jaargang 2004 blijkt dat de matrijsstempel aangetroffen op de locatie [adres] te herleiden is naar alle onderzochte munten jaargang 2004 die werden aangetroffen:
• in de vrachtauto [kenteken] ;
• op de locatie [adres zonder nummer] ;
• op de locatie [adres] .
De onderzochte gebruikte en ongebruikte werkstempels op de [adres zonder nummer] , kunnen worden herleid naar de matrijsstempel ( [adres] ).
De onderzochte gebruikte werkstempels kunnen worden herleid naar de onderzochte munten in de vrachtauto [kenteken] en naar de onderzochte munten op de [adres zonder nummer] .
De onderzochte munten [adres zonder nummer] , vrachtauto [kenteken] en [adres] en de muntstempels op de [adres zonder nummer] en de matrijsstempel ( [adres] ) zijn niet te herleiden naar de officiële munten of muntstempels.
In het onderzoek naar jaargang 2006 is onder meer te lezen dat in de loods aan de [adres zonder nummer] aangetroffen werkstempels zijn te herleiden naar de onderzochte munten aangetroffen:
• in de vrachtauto [kenteken] ;
• op de locatie [adres zonder nummer] ;
• op de locatie [adres 6] ;
• op de locatie [adres 7] ;
• op de locatie [adres] .
De aangetroffen klasse- en individuele kenmerken in de onderzochte gebruikte en ongebruikte werkstempels [adres zonder nummer] en de onderzochte munten [adres zonder nummer] , vrachtauto [kenteken] , [adres 6] , [adres] en [adres 7] , zijn niet aangetroffen in de originele munten en stempels van de Royal Mint. [38]
De deskundige D. Baldwin heeft in zijn contra-rapportage van 22 augustus 2017 de door Pieterman gevolgde werkwijze en de uitkomsten van het NFI-rapport onderstreept, met de kanttekening dat hij het verrichte onderzoek aan de door de Royal Mint ter beschikking gestelde munten en stempels niet kan beoordelen omdat hij dit onderzoek niet heeft kunnen inzien. [39]
De rechtbank stelt op basis van de bevindingen van de deskundige Pieterman vast dat de onderzochte munten die in beslag zijn genomen in de loods aan de [adres 2] te [plaats] , in de vrachtwagen met kenteken [kenteken] , op het adres [adres] te [plaats] , in de loods [adres 6] te [plaats] en op het adres [adres 7] te [plaats] , vals zijn en zijn te herleiden naar de stempels aangetroffen in de loods aan de [adres zonder nummer] en/of de matrijsstempel in de woning van [verdachte] .
De rechtbank gaat er van uit dat de onderzochte munten afkomstig van de diverse locaties, steeds representatief zijn voor de totale hoeveelheid munten die op deze locaties zijn aangetroffen. Er zijn geen aanwijzingen dat de valse munten mogelijk vermengd zouden zijn met echte Britse 1-pondmuntstukken.
4.3.9.
Betrokkenheid [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
Door [verdachte] verrichte werkzaamheden
[verdachte] heeft in door hem afgelegde verklaringen gesproken over een zekere ‘ [naam 4] ’. Hij had [naam 4] ergens eind 2012 voor het eerst ontmoet. [naam 4] vroeg toen of [verdachte] klusjes voor hem wilde doen. [40] [naam 4] is volgens hem de persoon die op 5 november 2013 met de heftruck de vrachtauto van [verdachte] heeft geladen.
In de 7 of 8 maanden voor zijn aanhouding vervoerde [verdachte] geregeld grijze en blauwe vaten vanaf de loods aan de [adres zonder nummer] naar de door hem op verzoek van [naam 4] gehuurde ruimte in de loods aan de [adres 6] te [plaats] . [verdachte] wist dat er munten in zaten. [naam 4] betaalde de huur van de loods aan de [adres 6] en gaf hem € 250,- of € 500,- per rit. [41] Hij regelde steeds ontmoetingen met personen in een snackbar in Aalsmeer, die achter [verdachte] aanreden naar de loods aan de [adres 6] om de munten op te halen.
Verdere route valse Britse 1-pondmuntstukken
De uit de loods in Aalsmeer opgehaalde valse Britse 1-pondmuntstukken, werden afgegeven in Maasbracht en één keer bij een hotel in Urmond. [medeverdachte 3] kreeg vooraf van een onbekend gebleven persoon die [naam 6] (niet [medeverdachte 2] ) zou heten een mail hoe laat hij daar moest zijn. Ter plaatse kreeg hij van deze [naam 6] een sleutel van de auto waarna hij de geladen wagen over nam. Iedere vracht munten die hij vervoerde heeft hij afgeleverd bij [naam 3] . Op de munten lag een laagje metalen ringen. Die haalden zij er met een magneet uit. De munten werden vervolgens overgepakt, bij de eerste zendingen in dozen, later in kleine tonnetjes. [42]
Nadat [medeverdachte 3] de munten bij [naam 3] had gebracht nam [naam 3] contact op met [medeverdachte 4] . [medeverdachte 4] regelde dan dat de munten door het in Engeland gevestigde bedrijf Coin Co International (CCI) werden opgehaald. [43]
[naam 4] is [medeverdachte 1]
In de woning van [verdachte] werd bij de doorzoeking op 5 november 2013 in een Albert Heijn tas een afsprakenkaartje gevonden van een tandartsenpraktijk met daarop de naam [medeverdachte 1] en adresgegevens. Deze tas heeft [verdachte] , met nog andere goederen, op verzoek van [medeverdachte 1] in zijn woning bewaard. Aan de hand van dit kaartje zijn de persoonsgegevens van [medeverdachte 1] achterhaald en is een pasfoto opgevraagd. [44]
[verdachte] heeft ‘ [naam 4] ’ herkend als de persoon afgebeeld op een hem getoonde pasfoto van [medeverdachte 1] . [45] Gelet op de verklaring van [verdachte] dat [naam 4] op 5 november 2013 met de heftruck de vrachtauto van [verdachte] heeft geladen, gaat de rechtbank er vanuit dat NN1 op de camerabeelden van 5 november 2013 [medeverdachte 1] is.
[medeverdachte 1] is ook te zien op camerabeelden van 2 november 2013, waar hij per taxi bij de loods aan de [adres zonder nummer] arriveerde. [46]
Valsmunterij door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
[medeverdachte 1] heeft zich onvindbaar gehouden voor justitie. Ter terechtzitting heeft de verdediging van [medeverdachte 2] een met de naam ‘ [medeverdachte 1] ’ ondertekende schriftelijke verklaring overgelegd, als ook een foto waarop een persoon deze verklaring toont. De rechtbank constateert dat de persoon op deze foto sterke overeenkomsten vertoont met de persoon afgebeeld op de pasfoto van [medeverdachte 1] . De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de verklaring door [medeverdachte 1] is opgesteld. Zijn verklaring is door de rechtbank in het dossier van [medeverdachte 2] en de dossiers van de medeverdachten, waaronder [verdachte] , gevoegd. In deze verklaring neemt [medeverdachte 1] de verantwoordelijkheid voor de productie van valse Britse 1-pondmuntstukken op zich. [47]
Uit de verklaring blijkt, dat [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] wenst vrij te pleiten. [medeverdachte 2] zou hem hebben geholpen met het opzetten van een muntlijn voor casino-tokens, waarbij hij zelfstandig van enkele machines in de loods gebruik mocht maken. De valse Britse 1-pondmuntstukken zouden zijn geslagen op momenten dat [medeverdachte 2] afwezig was.
De rechtbank acht echter niet geloofwaardig dat [medeverdachte 1] zonder medeweten en betrokkenheid van [medeverdachte 2] de valse Britse 1-pondmuntstukken heeft geslagen. [medeverdachte 2] was immers in de ten laste gelegde periode veel, soms zelfs dag en nacht, in zijn bedrijf [naam B.V.] aanwezig en de kostbare machines die daar stonden behoorden hem, althans zijn bedrijf, toe. Het kan [medeverdachte 2] voorts niet zijn ontgaan dat er in de loods grote hoeveelheden valse Britse 1-pondmuntstukken aanwezig waren en dat op diverse plaatsen stempels voor de vervaardiging van deze munten lagen. Bovendien heeft [medeverdachte 2] in Turkije het metaal besteld waarmee de valse Britse 1-pondmuntstukken zijn geslagen.
Dat [medeverdachte 2] wist wat er in zijn bedrijf gebeurde blijkt ook uit het gebeuren op 26 juni 2013. Bij een bezoek van ambtenaren van de belastingdienst aan [naam B.V.] op die dag was de deur naar nummer 6 door een container, een machine en verpakkingsmaterialen aan het zicht onttrokken. [48] Uit een camera-observatie op diezelfde dag blijkt dat [medeverdachte 2] en een andere man – naar mag worden aangenomen [medeverdachte 1] – ‘s ochtends vroeg vanuit loods 6 pallets met vaten en opvangbakken in een schuin tegenover de loods geparkeerde trailer hadden geplaatst. Aan het begin van de avond zijn deze goederen door hen weer het bedrijf ingebracht. [49]
Naar het oordeel van de rechtbank is bewezen dat [medeverdachte 2] aldus, tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] , in de loods aan de [adres 2] te [plaats] Britse 1-pondmuntstukken heeft nagemaakt.
Vrijspraak medeplegen valsmunterij
De rechtbank ziet geen bewijs dat [verdachte] aan het namaken van de Britse 1-pondmuntstukken door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] een wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Weliswaar was [verdachte] geregeld in de loods met allerlei klusjes in de weer, maar het is niet gebleken dat hij daarmee bewust de productie van de valse 1-pondmuntstukken faciliteerde. Van enige substantiële bijdrage is niet gebleken. De rechtbank zal [verdachte] daarom van de onder 1, eerste cumulatief/alternatief, ten laste gelegde valsmunterij vrijspreken.
Vrijspraak medeplegen uitvoer van valse Britse 1-pondmuntstukken
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] kan eveneens worden verweten dat zij de door hen gemaakte valse Britse 1-pondmuntstukken hebben uitgevoerd. Voor [verdachte] ligt dit anders.
Hij was niet betrokken bij de productie van de valse munten en het is niet gebleken dat hij wist wat er met deze munten ging gebeuren nadat deze uit de loods in Aalsmeer waren opgehaald. Het lijkt er op dat hij van [medeverdachte 1] alleen de informatie kreeg die noodzakelijk was om de door hem te verrichten handelingen uit te voeren.
Hij werd per rit of klus door [medeverdachte 1] betaald en heeft geen geld ontvangen van personen die de munten hebben afgenomen.
Medeplegen in voorraad hebben en vervoer van valse Britse 1-pondmuntstukken.
[verdachte] heeft in opdracht van [medeverdachte 1] vanaf de loods aan de [adres zonder nummer] te [plaats] valse Britse 1-pondmuntstukken vervoerd. Hij heeft deze 1-pondmuntstukken ook in voorraad gehad in de door hem gehuurde loods aan de [adres 6] te [plaats] . [verdachte] wist dat deze munten vals waren. Hoewel met name [medeverdachte 1] en [verdachte] de personen zijn geweest die voor het vervoer van de valse munten zorg hebben gedragen, blijkt uit observaties dat ook [medeverdachte 2] hier een rol in heeft gehad. [50]
[verdachte] werkte aldus intensief met [medeverdachte 1] samen. Hoewel de rol van [verdachte] ondergeschikt was aan die van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , waren de door hem verrichtte werkzaamheden van wezenlijk belang en vormden deze een onmisbare schakel in de distributie van de valse munten. Anders dan de verdediging is de rechtbank dan ook van oordeel dat hierin een dermate nauwe en bewuste samenwerking besloten ligt tussen enerzijds [verdachte] en anderzijds [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , dat van medeplegen moet worden gesproken.
4.3.10.
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] , tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , valse Britse 1-pondmuntstukken voorhanden heeft gehad en heeft vervoerd.
Ten aanzien van de op de tenlastelegging vermelde aantallen, kan [verdachte] alleen verantwoordelijk worden gehouden voor de ongeveer 11.695 valse Britse 1-pondmuntstukken in de loods [adres 6] te [plaats] en de ongeveer 99.551 Britse 1-pondmuntstukken in de vrachtauto met kenteken [kenteken] .
Het is niet gebleken dat [verdachte] enige strafbare bemoeienis heeft gehad met de valse Britse 1-pondmuntstukken die in de loods [adres zonder nummer] te [plaats] aanwezig waren en met de in het Verenigd Koninkrijk in beslag genomen valse Britse 1-pondmuntstukken.
Daarnaast acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse of vervalste orderbon.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
4.3.11.
Artikel 3 Opiumwet
Bij de doorzoeking op 5 november 2013 in de woning van [verdachte] , [adres] te [plaats] [51] , werd in een kast in de slaapkamer een tas met vermoedelijk hasj aangetroffen, met een totaalgewicht van ongeveer 3 kilogram. Ook in de meterkast en in een ladekast in de woonkamer lagen verpakkingen met vermoedelijk hasj. [52] Uitgevoerde indicatietesten met de Cannabis test van M.M.C. International op de inhoud van deze verpakkingen leverden een positieve kleur op. Het netto gewicht van de aangetroffen hasj in de slaapkamerkast is 2.623,8 gram. [53]
Een definitief forensisch onderzoeksrapport naar de aangetroffen verdovende middelen ontbreekt in het dossier.
[verdachte] heeft verklaard dat hij zelf een pakketje van drie kilogram hasj in zijn slaapkamerkast heeft gelegd. [54] Ter terechtzitting heeft [verdachte] verklaard dat de verdovende middelen in de slaapkamer van zeer slechte kwaliteit waren en dat het kief was.
Anders dan de officier van justitie en de raadsvrouw, is de rechtbank van oordeel dat het ontbreken van een definitief forensisch onderzoeksrapport naar de aangetroffen verdovende middelen niet aan een bewezenverklaring betreffende de in de slaapkamer aangetroffen verdovende middelen in de weg staat.
De uitkomst van de indicatieve test en de bekennende verklaring van [verdachte] zijn daarvoor voldoende. [55]
Dat ligt anders voor de in de meterkast en de woonkamerkast aangetroffen drugs waar [verdachte] zich niet over heeft uitgelaten. Voor deze hoeveelheden zal [verdachte] worden vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
in de periode van 1 januari 2012 tot en met 5 november 2013 te Amsterdam en/of Aalsmeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, hoeveelheden Britse 1 pond muntstukken, waarvan de valsheid hem, toen hij deze ontving, bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, heeft ontvangen, in voorraad heeft gehad en heeft vervoerd;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
op 5 november 2013 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad 2.623,8 gram hashish;
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
op 5 november 2013 te Amsterdam, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse of vervalste orderbon (afkomstig van [naam 1] en ten name van [naam 2] ), - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij deze bon heeft overhandigd bij een controle door de Douane en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat de op de bon genoemde goederen, te weten 2 pallets carrosserie ringen, 75000 ringen, niet de daadwerkelijke lading was maar de lading in feite bestond uit onder meer 2 vaten gevuld met valse Britse 1 pond muntstukken waarop een laag metalen ringen lag, en deze lading afkomstig was van het bedrijf [naam B.V.] gevestigd aan de [adres 2] te [plaats] en niet van [naam 1] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 223 dagen, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Standpunt van de verdediging
Bij de strafoplegging moet rekening worden gehouden dat de redelijke termijn fors is overschreden. Verdachte is op leeftijd, heeft een slechte gezondheid en er is sprake van psychische belasting door zware omstandigheden in zijn privéleven. Dit alles maakt hem detentieongeschikt.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft samen met anderen nagemaakte Britse 1-pondmuntstukken voorhanden gehad en vervoerd. Zijn mededaders hadden deze munten zelf geslagen. Verdachte was daar niet bij betrokken. Verdachte heeft de valse munten vanuit de loods in Amsterdam waar ze waren geslagen overgebracht naar een loods in Aalsmeer en van daaruit doorgegeven aan personen die de verdere distributie van de munten voor hun rekening namen. Hoewel verdachte intensief betrokken was bij het vervoer van de valse munten, was zijn rol duidelijk ondergeschikt aan die van zijn mededaders. Hij voerde de hem opgedragen opdrachten uit en kreeg per klus betaald.
Met zijn bijdrage aan het in het verkeer brengen van de nagemaakte Britse 1-pondmuntstukken, heeft verdachte het vertrouwen in chartaal geld aangetast. De ontvanger van de munten wordt bovendien in zijn vermogen getroffen, op het moment dat blijkt dat de munten niet echt zijn. De uitgifte van chartaal geld is bij uitstek voorbehouden aan de overheid, die daarbij in de regel ook een monetair beleid zal voeren. Het in omloop brengen van dergelijke grote hoeveelheden vals geld zorgt daarom voor een verstoring van het economische en financiële verkeer.
Daarnaast heeft verdachte gebruik gemaakt van een valselijk opgemaakt document, om de indruk te geven dat er een andere lading in de auto zat dan in werkelijkheid het geval was. Daarmee heeft hij het vertrouwen aangetast dat burgers en overheidsinstanties in het maatschappelijk verkeer moeten kunnen stellen in de juistheid van bepaalde geschriften.
Ten slotte had verdachte bijna drie kilogram hasj in zijn woning liggen. Softdrugs is schadelijk voor de gezondheid, terwijl de handel in verdovende middelen overlast veroorzaakt en niet zelden gepaard gaat met andersoortige criminaliteit.
In aanmerking genomen de grootschaligheid waarop de handel in valse Britse 1-pondmuntstukken plaatsvond en het grote maatschappelijk belang om dit soort praktijken te voorkomen, acht de rechtbank een forse straf op zijn plaats. Als uitganspunt neemt zij voor het ten aanzien van verdachte bewezenverklaarde in voorraad hebben en vervoeren van de munten een gevangenisstraf van 16 maanden.
Uit een Uittreksel Justitiële Documentatie van 17 april 2018 blijkt dat verdachte in het verleden, zowel in Nederland als in het buitenland, voor andersoortige delicten tot onder meer zware vrijheidsstraffen is veroordeeld. Deze veroordelingen zijn inmiddels zo oud dat de rechtbank daar geen acht meer op zal slaan.
De rechtbank constateert verder dat de behandeling van de strafzaak lang op zich heeft laten wachten. Verdachte is in verband met deze strafzaak op 5 november 2013 aangehouden. Deze datum kan worden beschouwd als het moment waarop de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) een aanvang heeft genomen. Zijn voorlopige hechtenis is op 17 juni 2014 geschorst. De strafzaak had binnen 2 jaren moeten zijn afgedaan. De inhoudelijke behandeling van de strafzaak vond echter pas plaats vanaf 28 mei 2018 en er wordt nu uiteindelijk op 6 juli 2018 vonnis gewezen. De redelijke termijn is daarom met meer dan 32 maanden overschreden. De lange duur van de vervolging is niet aan de verdediging te wijten, terwijl ook de ingewikkeldheid van de zaak de overschrijding niet rechtvaardigt. Dit dient te leiden tot strafvermindering.
Verdachte heeft 225 dagen in voorarrest doorgebracht. Verdachte kampt met serieuze gezondheidsklachten en hij ervaart veel stress van een aantal nare gebeurtenissen in zijn familie.
Mede in aanmerking genomen de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn, vindt de rechtbank het niet nodig dat verdachte opnieuw de gevangenis in gaat. De rechtbank zal daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen gelijk aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarbij zal de rechtbank een voorwaardelijk deel opleggen ter grootte van 90 dagen, met een proeftijd van 2 jaren. Deze voorwaardelijke straf dient verdachte ervan te weerhouden opnieuw in de fout te gaan.
Omdat de rechtbank voor de feiten een langere gevangenisstraf als uitgangspunt neemt en op een enkel onderdeel, anders dan de officier van justitie tot een bewezenverklaring komt, komt zij tot een zwaardere straf dan door de officier van justitie geëist.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 209 en 225 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, tweede cumulatief/alternatief, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1, tweede cumulatief/alternatief, bewezen verklaarde:
medeplegen van muntspeciën waarvan de valsheid hem, toen hij ze ontving, bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad hebben, zich verschaffen, vervoeren en uitvoeren;
ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde:
opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225 eerste lid, Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
315 (driehonderd en vijftien) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
90 (negentig) dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Knol, voorzitter,
mrs. P.L.C.M. Ficq en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 juli 2018.

Voetnoten

1.In de hierna volgende voetnoten wordt telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering.
2.AH-001
3.AH-006, D-010
4.AH-010, AH-011, AH-014, AH-016, AH-017
5.G01-01
6.D-082 t/m D-086
7.G07-01
8.AH-005
9.AH-008
10.D-005
11.AH-014
12.OBS-F-001
13.V05-01
14.V06-01
15.AH-019
16.AH-010
17.AH-017
18.AH-034
19.AH-053
20.AH-032
21.AH-033
22.AH-054
23.AH-127A
24.AH-021
25.AH-021A
26.AH-025
27.AH-127J
28.AH-031
29.AH-035
30.AH-077
31.AH-077A
32.AH-078
33.AH-020
34.D-016
35.V03-03
36.G2-01
37.G03-01
38.AH-128
39.Rapport D. Baldwin d.d. 22 augustus 2017
40.V03-03
41.V03-02
42.V06-01
43.V05-03
44.AH-094
45.V03-05
46.AH-044
47.Ter terechtzitting overgelegde verklaring van [medeverdachte 1]
48.AH-006
49.AH-016
50.AH-010
51.AH-021
52.AH-021A
53.AH-051
54.V03-04
55.HR 11-10-2016, ECLI:NL:HR:2016:2293