In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 juli 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Uithoorn op grond van de Participatiewet. Eiser, die een bijstandsuitkering ontving, had bezwaar gemaakt tegen de verlaging van zijn uitkering met 100% voor de duur van twee maanden, die was opgelegd vanwege verwijtbare werkloosheid. Eiser stelde dat de verlaging niet terecht was, omdat hij niet verwijtbaar werkloos was geworden. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom er geen sprake was van het ontbreken van verwijtbaarheid, ondanks de door eiser aangevoerde omstandigheden. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit niet zorgvuldig was voorbereid en niet berustte op een draagkrachtige motivering. Daarom werd het besluit vernietigd en werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser. De rechtbank benadrukte dat bij een nieuw besluit nader onderzoek moet worden verricht naar de omstandigheden van eiser en het UWV.