ECLI:NL:RBAMS:2018:4623

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 juli 2018
Publicatiedatum
3 juli 2018
Zaaknummer
6919053 EA VERZ 18-429
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling beslagvrije voet na verhuizing naar België

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 5 juli 2018 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoekster] tot vaststelling van een beslagvrije voet. [verzoekster] woont in België en heeft op 18 mei 2018 een verzoek ingediend op basis van artikel 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) om haar beslagvrije voet vast te laten stellen. Dit verzoek volgde op een eerdere veroordeling tot betaling aan [verweerder] en een daaropvolgend beslag dat was gelegd onder de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De gemachtigde van [verweerder] heeft op 7 maart 2018 de beslagvrije voet op € 0,00 vastgesteld, wat leidde tot het verzoek van [verzoekster] omdat zij hierdoor in financiële problemen verkeerde.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de rechtbank bevoegd is, omdat het beslag onder de SVB is gelegd, en heeft de financiële situatie van [verzoekster] beoordeeld. Ondanks dat [verzoekster] niet alle stellingen met bewijsstukken had onderbouwd, heeft de kantonrechter geoordeeld dat er voldoende aanleiding was om een beslagvrije voet vast te stellen. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de financiële situatie van [verzoekster] niet significant was veranderd na haar verhuizing naar België en heeft de beslagvrije voet vastgesteld op € 1.015,15 per maand, met terugwerkende kracht tot de datum van indiening van het verzoekschrift. Tevens is [verweerder] veroordeeld in de proceskosten van [verzoekster].

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 6919053 EA VERZ 18-429
beschikking van: 5 juli 2018
func.: 991

beschikking van de kantonrechter

i n z a k e

[verzoekster]

wonende te [woonplaats] (België)
verzoekster
nader te noemen: [verzoekster]
procederend in persoon
t e g e n

[verweerder]

wonende te [woonplaats]
verweerder
nader te noemen: [verweerder]
gemachtigde: Van Lith Gerechtsdeurwaarders & Incasso

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

[verzoekster] heeft op 18 mei 2018 een verzoekschrift met bijlagen ingediend dat, op voet van artikel 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), strekt tot vaststelling van een beslagvrije voet.
Op 8 juni 2018 heeft de gemachtigde van [verweerder] een verweerschrift ingediend.
Daarop heeft [verzoekster] gereageerd bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 12 juni 2018.
[verweerder] heeft daar vervolgens op 21 juni 2018 een reactie daarop ingediend, waarna beschikking is bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Uitgegaan wordt van het volgende.
1.1.
[verzoekster] , geboren op [geboortedatum] 1950, thans 68 jaar oud, woont in België.
1.2.
Op 31 oktober 2007 is een vonnis gewezen waarin [verzoekster] is veroordeeld tot betaling van € 119.254,00 aan [verweerder] .
1.3.
[verzoekster] heeft met (de gemachtigde van) [verweerder] een betalingsregeling getroffen van € 250,00 per maand. Deze betalingsregeling is [verzoekster] tot en met juni 2017 nagekomen.
1.4.
Op 9 november 2017 is beslag gelegd onder de Sociale Verzekeringsbank (verder: SVB). Op dat moment woonde [verzoekster] nog in Nederland en viel er € 145,72 per maand onder het beslag.
1.5.
In of omstreeks januari 2018 is [verzoekster] verhuisd naar België.
1.6.
Op 7 maart 2018 heeft de gemachtigde van [verweerder] (verder: Van Lith) aan SVB een wijziging van de hoogte van de beslagvrije voet doorgegeven. De beslagvrije voet is op grond van artikel 475e Rv vastgesteld op € 0,00.
1.7.
Bij brief van 9 maart 2018 heeft de gemachtigde van [verweerder] [verzoekster] geïnformeerd over het beslag. In deze brief staat, voor zover relevant:
Op verzoek van mijn cliënt wordt de beslagvrije voet op € 0,00 gezet zodat uw volledige uitkering van de SVB onder het beslag valt. Deze bevoegdheid hebben wij op basis van artikel 475e Rv.Indien u het hier niet mee eens bent, dan kunt u op basis van ditzelfde artikel een verzoekschrift indienen bij de kantonrechter om een beslagvrije voet vast te laten stellen. (…)
1.8.
Bij brief van 28 maart 2018 is [verzoekster] door SVB geïnformeerd over de wijziging van het beslag op haar AOW-pensioen. Vanaf april 2018 wordt door Van Lith, de beslagleggende deurwaarder, maandelijks € 1.057,83 ingehouden op het AOW-pensioen, waardoor € 21,64 netto per maand resteert.

Verzoek

2. [verzoekster] verzoekt de kantonrechter een beslagvrije voet vast te stellen, nu zij door het beslag, kort gezegd, over onvoldoende middelen van bestaan beschikt.
3. [verzoekster] stelt hiertoe dat zij door toedoen van een derde in deze positie is geraakt. Haar maandelijkse inkomsten bedragen € 933,00 van SVB en € 85,00 van Aegon. Haar uitgaven zijn € 500,00 aan huur, € 85,00 aan aanvullende verzekering, € 18,00 aan verzekering, € 20,00 aan gsm, € 220,00 aan levensonderhoud en € 19,00 aan medicijnen. [verzoekster] ontvangt al maandenlang geen pensioen meer en komt in zware problemen. [verzoekster] ontvangt € 43,00 aan inkomsten uit België. [verzoekster] is bereid een betalingsregeling van € 200,00 per maand te treffen.

Verweer

4. Ten eerste voert [verweerder] aan dat de rechtbank Amsterdam niet bevoegd is kennis te nemen van dit verzoekschrift. Ten tweede wordt door [verzoekster] geen concreet verzoek gedaan tot aanpassing van de beslagvrije voet. Ten derde valt uit het verzoek niet af te leiden dat zij aanpassing van de beslagvrije voet verzoekt. [verzoekster] heeft geen bewijsstukken overgelegd. Slechts het vermelden van kosten op papier is onvoldoende. Het is [verweerder] bekend dat [verzoekster] recht heeft op een beslagvrije voet.
5. Voorts voert [verweerder] nog aan dat [verzoekster] tot en met juni 2017 een betalingsregeling van € 250,00 per maand had. Nadien is beslag gelegd. Na aanpassing van de beslagvrije voet viel er maandelijks nog € 145,72 onder het beslag. [verweerder] vond dat te laag en namens hem is door Van Lith verzocht het bedrag aan te vullen tot € 250,00 per maand, zodat in feite de betalingsregeling weer werd hervat. [verzoekster] heeft toen aangegeven hier geen financiële middelen voor te hebben.
6. Aangezien [verzoekster] eind januari 2018 naar België is verhuisd, is de beslagvrije voet op grond van artikel 475e Rv op € 0,00 is gezet. Deze wijziging is op 7 maart 2018 medegedeeld aan SVB.

Beoordeling

Bevoegdheid
6. Het meest verstrekkende verweer aan de zijde van [verweerder] betreft de stelling dat de kantonrechter niet bevoegd zou zijn om kennis te nemen van dit verzoekschrift.
7. De kantonrechter acht zich bevoegd kennis te nemen, nu het beslag is gelegd onder de SVB, waarvan het hoofdkantoor is gevestigd in het rechtsgebied van de kantonrechter te Amsterdam. Voorts heeft [verweerder] geen enkel belang aangevoerd bij het verzoek tot verwijzing van de zaak naar een andere rechter; de procedure wordt schriftelijk gevoerd.
Het verzoek
8. Voorliggend geschil behelst de vraag of [verzoekster] , gelet op het verweer van [verweerder] , genoegzaam heeft aangetoond dat zij over onvoldoende middelen beschikt om in haar levensonderhoud te voorzien en er daarom aanleiding bestaat een beslagvrije voet te bepalen.
9. Weliswaar heeft [verzoekster] niet al haar stellingen met bewijsstukken onderbouwd, maar de kantonrechter ziet evenwel aanleiding een beslagvrije voet vast te stellen.
10. Ten onrechte lijkt de gemachtigde van [verweerder] in de veronderstelling te zijn dat (slechts) de kantonrechter de voor [verzoekster] geldende beslagvrije voet kan c.q. moet vaststellen ingeval van een woonplaats buiten Nederland. Hoewel de letterlijke tekst van artikel 475e Rv dat wellicht doet vermoeden, is dat standpunt niet in overeenstemming met de bedoeling van de wetgever. De weg naar de kantonrechter dient alleen zo nodig bewandeld te worden. Het is dus in beginsel de bedoeling dat [verzoekster] , mede ter voorkoming van extra kosten, zich voor de vaststelling van een beslagvrije voet wendt tot de deurwaarder die het beslag namens [verweerder] heeft gelegd, in dit geval Van Lith. Dat heeft [verzoekster] gedaan. Dat blijkt onder meer uit haar e-mail van 23 april 2018.
11. Van Lith schrijft in de eerste reactie dat zij ervan op de hoogte is dat [verzoekster] recht heeft op een beslagvrije voet. Het is voor de kantonrechter onbegrijpelijk waarom Van Lith meent de voorheen in Nederland geldende beslagvrije voet niet te hoeven toepassen c.q. aanpassen naar de situatie in België. Van Lith heeft de beslagvrije voet op € 0,00 gezet onder verwijzing naar artikel 475e Rv, terwijl zij op de hoogte was van de financiële situatie van [verzoekster] en derhalve wist dat zij door het hanteren van die beslagvrije voet over onvoldoende financiële middelen van bestaan zou beschikken. Dat deze verhuizing naar België samen zou gaan met een belangrijke inkomenssprong is gesteld noch gebleken. Van Lith verwijst [verzoekster] slechts naar de kantonrechter, waardoor [verzoekster] onnodig met extra kosten wordt belast.
12. Gelet op het voorgaande en het door [verweerder] gestelde, komt de kantonrechter tot het volgende oordeel. In de situatie in Nederland viel er volgens Van Lith laatstelijk € 145,72 per maand onder het beslag. Van Lith heeft de financiële situatie van [verzoekster] zoals deze in Nederland was verder niet uiteengezet. Nu het de kantonrechter onaannemelijk voorkomt dat de inkomsten en uitgaven van [verzoekster] grote wijzigingen hebben ondergaan na haar verhuizing naar België, zal de kantonrechter de door [verzoekster] gestelde inkomsten en uitgaven als uitgangspunt nemen. Op grond daarvan zou [verzoekster] recht hebben op een beslagvrije voet van € 1.215,15. [verzoekster] heeft als onweersproken gesteld dat zij thans in België over € 43,00 aan extra inkomen per maand beschikt. Dat betekent dat er € 188,72 onder het beslag zou vallen, uitgaande van (nagenoeg) dezelfde financiële situatie. Nu [verzoekster] heeft aangeboden om € 200,00 per maand aan Van Lith te betalen en dat bedrag ongeveer overeenkomt met het bedrag dat onder het beslag zou vallen, zal de kantonrechter de beslagvrije voet vaststellen op € 1.015,15.
13. De ingangsdatum van de beslagvrije voet zal worden de datum van indiening van dit verzoekschrift, te weten 18 mei 2018, zodat het teveel geïncasseerde aan [verzoekster] terugbetaald dient te worden.
14. Bij deze uitkomst dient [verweerder] te worden veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van [verzoekster] .

BESLISSING

De kantonrechter:
I. stelt de beslagvrije voet met ingang van 18 mei 2018 vast op € 1.015,15 per maand;
II. veroordeelt [verweerder] in de proceskosten, tot op heden begroot op € 79,00 aan griffierecht.
Aldus gegeven door mr. E. Pennink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op
5 juli 2018 in aanwezigheid van de griffier.