ECLI:NL:RBAMS:2018:4590

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 juni 2018
Publicatiedatum
2 juli 2018
Zaaknummer
13/997015-14
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor medeplegen van drugstransporten met vrachtwagens naar het buitenland

Op 28 juni 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij internationale drugstransporten. De verdachte, geboren in 1987, werd beschuldigd van het medeplegen van drugstransporten van heroïne en hasj naar Noorwegen tussen 2011 en 2013. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd op verschillende data, waarbij de officier van justitie, mr. C. Hofstee, de vordering heeft ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij drie drugstransporten, waarbij grote hoeveelheden verdovende middelen zijn onderschept in verschillende landen. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en medeverdachten beoordeeld en geconcludeerd dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de drugstransporten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaar, met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen goederen, waaronder geld en een mobiele telefoon, behandeld en bepaald dat deze aan de verdachte moeten worden teruggegeven, terwijl het buitenlandse geld moet worden bewaard voor de rechthebbende. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een aantal andere tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/997015-14 (Promis)
Datum uitspraak: 28 juni 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 25 september 2014, 2 november 2017, 23 mei 2018 en 24 mei 2018.
Het onderzoek is gesloten op 14 juni 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C. Hofstee en van wat verdachte en zijn raadsman mr. D. Fontein naar voren hebben gebracht.

2.De inleiding en de tenlastelegging

2.1
De beschuldiging tegen verdachte en zijn medeverdachten betreft het (mede)plegen van internationale drugstransporten vanaf februari 2011 tot 6 februari 2013. Grote hoeveelheden verdovende middelen, softdrugs en/of harddrugs, zijn onderschept in Engeland, Noorwegen, Italië, Spanje en Frankrijk. De verdovende middelen zijn telkens vervoerd in vrachtwagens.
De mogelijke betrokkenheid van verdachte bij deze drugstransporten is aan het licht gekomen door een verhoor van twee ex-medewerkers van [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ). Deze ex-medewerkers zijn [ex-medewerker 1] (hierna: [ex-medewerker 1] ) en [ex-medewerker 2] (hierna: [ex-medewerker 2] ).
Op grond van hun verklaringen is op 13 maart 2013 een onderzoek gestart, waarbij is terug gerechercheerd naar transporten waarbij verdovende middelen zijn vervoerd en onderschept en waarbij verdachte betrokken zou zijn. Dit onderzoek kreeg de naam ‘Alfetta’.
Het onderzoek Alfetta bevat naast informatie uit het Nederlandse onderzoek - kort samengevat - informatie uit het Duitse onderzoek “Norge” en het Noorse onderzoek “Donald”. Daarnaast is via rechtshulpverzoeken informatie gedeeld vanuit Engeland, Italië, Frankrijk en Spanje.
Uit het Duitse onderzoek bleek dat er in Duitsland en Noorwegen onderzoeken liepen tegen twee in Duitsland wonende Nederlanders: vader en zoon [naam 1] , die betrokken zouden zijn bij transporten van verdovende middelen naar het buitenland. Zij zouden, zo bleek uit die informatie, hebben samengewerkt met Nederlanders die in het onderzoek Alfetta als verdachten zijn aangemerkt, te weten: verdachte, [medeverdachte 2] (13/997013-14), [medeverdachte 1] (13/997012-14) en [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) (13/997028-14).
De zaken tegen de medeverdachten zijn gelijktijdig behandeld met de zaak tegen verdachte.
De rechtbank doet op 28 juni 2018 in elk van deze zaken afzonderlijk uitspraak.
De verdenking tegen verdachte bestaat eruit dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het (mede)plegen van 3 drugstransporten.
2.2.
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. ZD03)
Het medeplegen van het opzettelijk uitvoeren vanuit Nederland naar Noorwegen, dan wel het opzettelijk afleveren, verstrekken, vervoeren, aanwezig hebben van ongeveer 9,5 kg heroïne in de periode van 9 november 2012 tot 15 december 2012.
2. ( ZD01 + ZDO9)
Het medeplegen van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen, dan wel het opzettelijk afleveren, verstrekken, vervoeren, aanwezig hebben in Noorwegen van ongeveer 100 kg hasj (ZD09) en ongeveer 30 kg marihuana en/of 39 kg hasj (ZD01) in de periode van 27 februari 2012 tot en met 1 april 2012.
2.3.
De tekst van de integrale tenlastelegging, zoals gewijzigd op 23 mei 2018, is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.De waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Verdachte is betrokken geweest 3 strafbare feiten, waaronder de uitvoer van ongeveer 9,5 kilo heroïne en bijna 170 kilo softdrugs. De officier van justitie heeft de strafrechtelijke betrokkenheid van verdachte onder meer gebaseerd op de verklaringen van de chauffeurs en de telefoongegevens van de chauffeurs en de herkenning van verdachte op een foto door de chauffeurs. De officier van justitie schetst een nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten met een specifieke rolverdeling. In veel zaken heeft verdachte een prominente rol bij de transporten. Hij is aanwezig bij de overdracht van de vrachtwagens en instrueert de chauffeurs voor en tijdens de transporten. Verdachte fungeert ook als tussenpersoon tussen de chauffeur en medeverdachte [medeverdachte 1] . Op basis van de inhoud van het totale dossier en de tenlastegelegde feiten – in onderlinge samenhang bezien –komt de officier van justitie tot de conclusie dat verdachte deze feiten heeft begaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte werkte voor [bedrijf 1] en niet voor [bedrijf 2] en was daar niet de vaste planner. Daarnaast is de in het dossier voorkomende naam “ [voornaam 1] ” of “ [voornaam 2] ” niet automatisch of direct te koppelen aan verdachte.
Er kan met betrekking tot de aan verdachte tenlastegelegde feiten niet eenzelfde modus operandi worden vastgesteld, met daarin duidelijke overeenkomsten tussen de zaakdossiers.
Verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde feit (ZD03)
Verdachte heeft weliswaar telefonisch contact onderhouden met [medeverdachte 4] , de chauffeur van de vrachtwagen, maar dat betrof contact, zoals dat normaal is in de transportbranche en het betrof de accuproblemen van de betrokken vrachtwagen. In het Noorse onderzoek worden 2 telefoonnummers aan verdachte toegeschreven, te weten de nummers [telefoonnummer 1] ( [naam 2] ) en [telefoonnummer 2] ( [voornaam 1] ). Het is niet vast te stellen dat verdachte gebruiker is geweest van, met name, het telefoonnummer van [naam 2] , waarmee de belastende gesprekken/berichten hebben plaatsgevonden. Er heeft ook geen stemherkenning plaatsgevonden na onderzoek van die beide telefoonnummers. De belastende verklaring van [medeverdachte 4] is niet betrouwbaar nu de door hem afgelegde verklaringen onderling enorm verschillen.
Voorts kan ook de wetenschap van verdachte met betrekking tot de illegale lading niet worden vastgesteld en evenmin dat hij met betrekking tot dit feit nauw en bewust zou hebben samengewerkt.
De raadsman heeft met betrekking tot het onder 2. tenlastegelegde feit (ZD01) verzocht de verklaring van de chauffeur [chauffeur 1] niet voor het bewijs te gebruiken.
Dat verzoek berust op de omstandigheid dat [chauffeur 1] verschillende verklaringen heeft afgelegd. [chauffeur 1] lijkt de conclusie te hebben getrokken dat verdachte van de drugs wist, terwijl hij er niet specifiek met hem over heeft gesproken. Daarnaast heeft de ex-vrouw van [chauffeur 1] hem als leugenaar betiteld. Wetenschap van verdachte van de aanwezigheid van drugs kan niet worden vastgesteld en er is geen sprake van medeplegen. De verdachte dient van dit feit te worden vrijgesproken.
Volgens de raadsman dient ook vrijspraak te volgen van het ZD09. De aangehouden chauffeur [chauffeur 2] heeft onbetrouwbare verklaringen afgelegd nu zijn verklaringen bij zijn aanhouding in 2012 heel anders zijn dan in 2014. Deze verklaringen moeten van het bewijs worden uitgesloten.
Daarnaast is de verdediging niet in staat geweest om [chauffeur 2] effectief te kunnen ondervragen, nu het tot op heden niet mogelijk is gebleken om [chauffeur 2] te traceren en te horen. Het bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij dit feit berust overwegend op de belastende verklaring van [chauffeur 2] . Er is onvoldoende steunbewijs dat verdachte hierbij is betrokken en er is onvoldoende compensatie geboden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal een algemene overweging geven met betrekking tot aspecten van de zaken die een mate van overeenkomst vertonen. Deze aspecten zijn:
  • Modus operandi,
  • feitelijk plaatsvinden van transporten,
  • betrokkenheid van eenzelfde groep personen.
Daarna zal de rechtbank per zaakdossier een overweging wijden aan de betrokkenheid van verdachter per zaakdossier.
De rechtbank volstaat hierbij met het samenvatten van de feiten en omstandigheden en zal daarbij in voetnoten verwijzen naar de vindplaats van de bewijsmiddelen.
3.3.1
Algemeen [1]
Modus operandi
De transporten kennen een aantal meer of minder overeenkomende kenmerkende aspecten, die hieronder worden toegelicht. [2]
Dit zijn:
  • gebruik van (dezelfde) transport bedrijven,
  • verstopplaats drugs,
  • deklading,
  • laden en lossen op ongebruikelijke plaatsen,
  • communicatie,
  • levering verdovende middelen.
Betrokken transportbedrijven
Uit de onderliggende dossiers en beschikbare verklaringen blijkt dat bij de transporten, waarbij verdovende middelen zijn aangetroffen, verschillende vennootschappen betrokken zijn, dat vaste chauffeurs voor wisselende vennootschappen reden en dat vennootschappen waarmee [medeverdachte 2] in verband kan worden gebracht ook wel op naam van stromannen stonden.
In de verklaringen van [ex-medewerker 2] en [ex-medewerker 1] worden vennootschappen [bedrijf 2] en [bedrijf 3] in verband gebracht met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] .
[ex-medewerker 1] heeft verklaard dat hij omstreeks 2010 is gaan werken voor [bedrijf 2] van [medeverdachte 1] . Volgens zijn verklaring voerde [bedrijf 2] transporten uit voor [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] had schone vennootschappen en foute vennootschappen. Hij regelde de drugstransporten met de foute vennootschappen als [bedrijf 2] . Hij heeft veel BV’s. Als er wat gebeurde kon hij het laten klappen. Volgens zijn verklaring kreeg [ex-medewerker 1] vaak een nieuwe werkgeversverklaring. Die regelde [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] gebruikte, zo verklaarde hij, diverse BV’s voor het vervoeren van drugs en was de [alias 3] . [3]
[ex-medewerker 2] verklaart dat [bedrijf 2] op naam stond van [medeverdachte 1] , althans dat hij het deed voorkomen dat hij de man was. Degene die de daadwerkelijke beslissingen nam was [medeverdachte 2] . Als hij wat aan [medeverdachte 1] vroeg dan zei hij dat hij terug zou bellen. [ex-medewerker 2] verklaart dat hij dan gewoon wist dat [medeverdachte 1] ging overleggen met [medeverdachte 2] en dat hij een antwoord gaf in opdracht van [medeverdachte 2] . Volgens [ex-medewerker 2] was het schering en inslag dat je steeds voor andere bedrijven reed. Het kwam ook wel eens voor dat [medeverdachte 2] bedrijven op naam van een ander zette. [4]
[chauffeur 1] , de chauffeur van het op 27 februari 2012 onderschepte transport naar Noorwegen heeft verklaard dat hij werkte voor [bedrijf 2] . De trekker die hij bestuurde stond echter op naam van [bedrijf 4] . [5] Uit een verklaring van [medeverdachte 5] , die ook gehoord is als verdachte in deze zaak, blijkt dat hij gedurende een aantal jaren regelmatig door [medeverdachte 2] is benaderd om bedrijven op zijn naam te zetten. [medeverdachte 2] bleef de baas van de bedrijven die [medeverdachte 5] op zijn naam had. [medeverdachte 2] betaalde [medeverdachte 5] ook voor het op zijn naam zetten van deze bedrijven. [6]
Ook uit andere stukken van het dossier blijkt een duidelijke link tussen deze werkwijze en de concrete drugstransporten in dit dossier.
Zo was [medeverdachte 5] , naast bestuurder van het bedrijf dat uiteindelijk te linken is aan het voornoemde transport van 27 februari 2012, ook bestuurder van de [stichting] , welke stichting weer bestuurder was van het transportbedrijf [bedrijf 5] . [medeverdachte 5] heeft bevestigd dat hij dit bedrijf op naam had voor [medeverdachte 2] . Daarnaast blijkt [medeverdachte 2] eigenaar te zijn van [bedrijf 6] , welk bedrijf de betrokken oplegger bij dat transport op zijn naam had staan. [7] [chauffeur 3] , de chauffeur die op 9 mei 2011 is aangehouden in Frankrijk, heeft eveneens verklaard dat zijn truck is verzekerd onder de naam [bedrijf 6] en dat de DAF eigendom is van [bedrijf 5] die hem weer onderverhuurt aan [bedrijf 7] . [8]
Uit onderlinge telefonische contacten tussen [medeverdachte 1] en [naam 1] blijkt er ook een link te zijn met het bedrijf [bedrijf 8] dat op naam staat van [naam 1] . Opmerkelijk is dat dit bedrijf op papier in januari 2013 is verkocht aan [naam 3] , terwijl [naam 3] naar zijn zeggen nooit iets heeft betaald en de verkoop in zijn beleving niet heeft plaatsgevonden. [9] Wat met name in het oog springt als bewijs van samenwerking en vervlechting van de bedrijven is dat de voornoemde Nederlandse trekker en oplegger die gebruikt zijn voor het verdovende middelen transport op 27 februari 2012, door de vrouw van [naam 1] is opgehaald uit Noorwegen. [10] De trekker stond eerder op naam van [bedrijf 4] . De oplegger is, nadat hij is teruggehaald uit Noorwegen, vervangen door een koeloplegger van [bedrijf 9] , een bedrijf van [medeverdachte 2] . [11] Daarna wordt de hele vrachtwagencombinatie op Duits kenteken gezet en op naam van [naam 3] gezet. [12]
Door de onderlinge verbanden en de verklaring van met name [medeverdachte 5] en [naam 3] , kan uit de wijze waarop trekkers, opleggers en vrachtwagencombinaties continue wisselen van tenaamstelling en Nederlands dan wel Duits kenteken, worden opgemaakt dat de daadwerkelijk eigendomssituatie kennelijk verhuld werd.
Verstopplaats drugs
Bij een aantal transporten zijn geprepareerde accubakken aangetroffen al dan niet gevuld met drugs. [ex-medewerker 2] verklaart hierover en stelt dat hij met [medeverdachte 2] de geestelijk vader is van dit idee. Er is met lege geprepareerde accu’s proefgereden. Geprepareerde accu’s zijn gebruikt voor drugstransporten. Na de ontdekking werd uitgeweken naar accus’s in andere delen van de vrachtauto, of in de pompwagen. Vanaf dat moment is dan ook drugs op andere plekken verstopt. Dat blijkt uit ontdekking van de verschillende verstopplekken die in de verschillende zaakdossiers zijn beschreven.
Samenwerkingsverband
Voldoende specifiek kan worden vastgesteld dat bij de (drugs)transporten sprake is geweest van een samenwerking in organisatorisch verband, waarbij betrokkenen een eigen rol vervuld hebben om de transporten zo goed mogelijk te laten verlopen. Uit de verschillende bewijsmiddelen, zoals deze ook zijn opgenomen bij de verschillende zaakdossiers valt op te maken dat er sprake is van een herkenbaar patroon, waarbij gebruik is gemaakt van vaak wisselende transportbedrijven waarvan [medeverdachte 2] de ‘baas’ is. [13]
[medeverdachte 1] wordt genoemd als de planner die in sommige gevallen contact onderhoudt met de chauffeurs. Hij wordt gezien als degene die veelal verantwoordelijk is voor het plaatsen van de verdovende middelen.
Verdachte is de juniorplanner/loopjongen, die eveneens contact onderhoudt met de chauffeurs en soms ook verantwoordelijk is voor het plaatsen van de lading.
Ook zijn er rondom transporten telefoongesprekken gevoerd en ontmoetingen geweest met [medeverdachte 3] . Deze ontmoetingen vonden plaats op zijn kantoor in [vestigingsplaats] .
Deklading
Naast deze rolverdeling valt op dat het transporten betreft vanuit Nederland naar het buitenland van verschillende soorten harddrugs en (pogingen) invoer van softdrugs in Nederland. Daarbij is er kennelijk sprake van drugstransporten waarvoor een deklading moet worden gezocht met een bekend afleveradres, waarvoor vrachtbrieven zijn geregeld. Indien de verdovende middelen tussen de reguliere lading zijn geplaatst, onherkenbaar verpakt als afzonderlijk stuk reguliere lading, is er voor dat onderdeel van het transport geen vrachtbrief en afleveradres voorhanden. [14]
Uit meerdere tapgesprekken en verhoren van chauffeurs in de verschillende zaakdossiers blijkt dat er bij de reguliere lading op een andere locatie “nog iets bijgeladen” moet worden.
Laden en lossen
De plaatsen waar de verdovende middelen geladen en gelost worden betreffen geen reguliere laad- of losplaatsen, maar veelal parkeerterreinen of andere bedrijfsterreinen. [15] Er waren ook dingen die naar het idee van de chauffeurs niet klopten, want er werd opvallend vaak overgeladen. [16]
Communicatie:
Uit de verklaringen van de chauffeurs blijkt tevens dat zij vlak voor vertrek een telefoon krijgen, met vaak maar 1 voorgeprogrammeerd nummer met daaraan gekoppeld een (vrouwen-)naam en via dat nummer zij in contact kunnen komen met de contactpersoon van het drugstransport. [17]
Levering
Het adres of het telefoonnummer van de afnemers wordt pas verstrekt op het moment dat de chauffeur in het buitenland is gearriveerd waar de verdovende middelen moeten worden afgeleverd. In de verhoren van de chauffeurs worden steeds dezelfde personen/namen genoemd die bij de transporten betrokken zijn. De verschillende chauffeurs hebben allemaal vergelijkbare verhalen over de wijze van laden, de plaats waar de drugs zich bevonden, de aflevering en de wijze waarop zij bekend raken met het afleveradres en de daarbij betrokken personen, zonder dat zij kennis hebben van elkaars verklaringen.
Feitelijk plaatsvinden van transporten
Allereerst stelt de rechtbank vast dat de negen transporten die uit het onderzoek Alfetta blijken daadwerkelijk hebben plaatsgevonden, of gestrand zijn in een poging of voorbereiding tot een transport.
Transporten zijn onderschept, chauffeurs aangehouden en drugs is in beslaggenomen.
Betrokkenheid van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 3] .
In het onderzoek Aletta zijn de verklaringen van [ex-medewerker 2] en [ex-medewerker 1] de eerste aanwijzingen voor betrokkenheid van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] .
De rechtbank vindt de verklaringen van [ex-medewerker 1] en [ex-medewerker 2] , in samenhang met de onderschepte transporten, de betrokken transportbedrijven en de plaatsen waar de verdovende middelen zijn aangetroffen, betrouwbaar. De verklaringen zijn consistent en gedetailleerd en in lijn met de andere verklaringen en bevindingen in het dossier. Bij de rechter-commissaris hebben beiden weliswaar op onderdelen anders verklaard dan dat zij eerder bij de politie deden, in die zin dat meer sprake zou zijn van horen zeggen in plaats van directe wetenschap, maar dat doet niet af aan de betrouwbaarheid van hun verklaringen. Het feit dat zij in hun verklaringen ook belastend verklaren over zichzelf draagt bij aan het oordeel dat deze verklaringen betrouwbaar zijn en voor het bewijs kunnen worden gebruikt. In hun latere verklaringen hebben zij hun eigen rol ook in stand gehouden, maar hebben kennelijk redenen gehad hun verklaringen over hun medeverdachten te willen afzwakken.
[ex-medewerker 2] heeft verklaard dat hij werkte voor [medeverdachte 2] en dat hij samen met hem een systeem heeft bedacht om verdovende middelen te vervoeren. Het betrof vervoer van drugs in accu’s van de vrachtwagens, in de laadklep van de trailer. Uit zijn verklaring valt af te leiden dat toen dat systeem ontdekt werd, er overgegaan is op een ander systeem, waaronder het vervoer in de accu’s van de trekker en de accu’s in de pompwagens. [ex-medewerker 2] heeft over verdachte verklaard dat hij verantwoordelijk was voor de pakketjes en het vullen van de pompwagens in Nieuwegein en dat verdachte hem betaalde voor de transporten. Verdachte kreeg dat geld van [medeverdachte 2] . [ex-medewerker 2] verklaarde dat hij tijdens de ritten voor verschillende bedrijven van [medeverdachte 2] reed. [ex-medewerker 2] noemt namen van chauffeurs die met drugs hebben gereden en die zijn aangehouden, waaronder een aantal die in de tenlastegelegde zaakdossiers voorkomen, zoals [alias 1] ( [chauffeur 4] ), [voornaam 3] (de rechtbank begrijpt: [chauffeur 5] ), [voornaam 4] (de rechtbank begrijpt: [chauffeur 1] ) en [chauffeur 3] . In ieder geval heeft [alias 1] ook voor [medeverdachte 2] heeft gereden en reed ook [chauffeur 6] drugstransporten, aldus [ex-medewerker 2] . [18] [chauffeur 1] spreekt in zijn verklaring ook over de vrachtwagens die voor [bedrijf 2] reden. Hij wist ook dat de meeste trekkers geprepareerd waren, dat er één accubak was leeggehaald en dat hierin harddrugs werden vervoerd. [19] De in maart 2011 in Frankrijk aangehouden [naam 4] spreekt ook over cocaïne die aangetroffen is in de accu’s van de pompwagen die in de trailer van zijn vrachtwagen stond. De pompwagen is in Nieuwegein door [medeverdachte 1] naar buiten gereden en [medeverdachte 1] heeft geholpen de pompwagen in de auto te zetten. De trailer stond op naam van [bedrijf 2] . [20] De rechtbank begrijpt dat met [medeverdachte 1] verdachte wordt bedoeld, zoals dat uit verschillende verhoren, waarbij ook een foto van verdachte is getoond, is gebleken. Bewijs daarvan wordt later in dit vonnis besproken.
[ex-medewerker 1] heeft ook verklaard over de werkwijze van het afleveren van de drugs. Als hij de drugs ging afleveren kreeg hij via de sms een adres of telefoonnummer van de klant. De drugs werden op een afgesproken locatie overhandigd. Tijdens de drugstransporten werd er ook gewone lading vervoerd die bij een klant werd afgeleverd. [ex-medewerker 1] spreekt ook van drugstransporten in accubakken van trailers en daarna in de accubakken van de trekkers en de elektrische pompwagens. Daarna zijn ze overgegaan op een ander systeem. Volgens [ex-medewerker 1] ging het onder meer om heroïne, cocaïne, XTC en softdrugs. Volgens [ex-medewerker 1] was [medeverdachte 2] de [alias 3] en verdachte de planner van de transporten en de tweede man die alles ‘uit handen geeft’. Verdachte heeft volgens [ex-medewerker 1] ook drugs in accu’s ingebouwd. [21]
Uit de onderzoeksbevindingen van het Duitse onderzoek “Norge” blijkt dat ook verdachte en [medeverdachte 3] (verder: [medeverdachte 3] ) contact hebben met onder meer de aangehouden chauffeurs dan wel met verdachte en/of [medeverdachte 2] .
Uit getapte gesprekken blijkt dat er contact is tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] rond de tijd dat er transporten plaatsvinden. Tevens zijn er in het Duitse onderzoek telefonische contacten vastgesteld tussen [medeverdachte 3] en [naam 1] en is gebleken dat er bij [medeverdachte 3] ook bijeenkomsten worden georganiseerd, waarbij in ieder geval ook [naam 1] aanwezig is.
De getuige [ex-medewerker 1] heeft onder meer verklaard over ene [voornaam 1] , die ook wel [alias 2] wordt genoemd. Deze [voornaam 1] werkt ook bij [medeverdachte 2] en hij doet allerlei klusjes voor de bedrijven van [medeverdachte 2] . [ex-medewerker 1] heeft foto nummer 5 herkend als [voornaam 1] , [alias 2] .
De persoon op foto nummer 6, wordt door [ex-medewerker 1] herkend als [medeverdachte 2] , die hij in zijn verhoren ook wel " [alias 3] ' heeft genoemd. [22]
De foto 5 in het dossier betreft de foto van verdachte en foto nummer zes betreft [medeverdachte 2] . [23]
Conclusie
De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat sprake is van een herkenbare, specifieke en op essentiële onderdelen overeenkomende werkwijze van verdachten die als een rode draad door het dossier loopt.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is er met betrekking tot de verschillende zaakdossiers, sprake van sterke overeenkomsten in de modus operandi. Dit brengt met zich dat de rechtbank van oordeel is dat de bewijsmiddelen elkaar versterken en in onderling verband en samenhang moeten worden bezien.
De rechtbank acht het hiervoor omschreven samenwerkingsverband en de kenmerkende aspecten van de transporten op zichzelf niet voldoende om de strafbare betrokkenheid van verdachte bij alle zaakdossiers vast te stellen, maar kan daartoe wel bijdragen in de vorm van schakelbewijs. Het hiervoor omschreven samenwerkingsverband en werkwijze in algemene zin zal dan ook als uitgangspunt dienen waartegen het bewijs per zaak wordt beoordeeld
3.3.2
Het oordeel over ten laste gelegde feiten.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich aan de volgende feiten heeft schuldig gemaakt
  • het medeplegen van uitvoer van ongeveer 30 kg marihuana en 39 kg hasj naar Noorwegen rond 27 februari 2012 (ZD01)
  • het medeplegen van uitvoer van 9,5 kg heroïne naar Noorwegen op 15 december 2012 (ZD03);
De rechtbank komt tot dat oordeel op grond van de feiten en omstandigheden zoals hierboven opgenomen onder het kopje algemeen en zoals die hieronder per zaakdossier zullen worden besproken.
De rechtbank gaat nu over tot de behandeling van de door haar bewezenverklaarde zaakdossiers.
Ten aanzien van de bewijsmiddelen zal de rechtbank weergeven welke feiten en omstandigheden zij uit het dossier heeft afgeleid en tot welk oordeel de rechtbank op grond daarvan komt. In voetnoten bij de verschillende zaakdossiers is de vindplaats van die informatie opgenomen.
ZD01, de uitvoer van 30 kg marihuana en/of 39 kg hasj naar Noorwegen op 27 februari 2012 (tenlastegelegd onder feit 2)
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 27 februari 2012 is door de Noorse autoriteiten op een parkeerplaats in Noorwegen, een hoeveelheid verdovende middelen onderschept. Het betrof 6 dozen die zich tussen de reguliere lading bevonden van de vrachtwagencombinatie met Nederlands kenteken. De vrachtwagen was voorzien van een Nederlands kenteken. Deze vrachtwagen werd bestuurd door [chauffeur 1] (verder: [chauffeur 1] ) en [chauffeur 7] (verder: [chauffeur 7] ). [24] De inhoud van de dozen is onderzocht. Het onderzochte materiaal bestond uit in totaal 26,78 kilo Cannabis en 40,37 kilo Cannabishars. [25]
De rechtbank leidt uit het dossier voorts het volgende af.
[chauffeur 1] kreeg op enig moment een telefoontje van [voornaam 1] die hem zei naar De Meern te komen. [voornaam 1] stond daar klaar met de vrachtwagen. Hij kreeg de sleutels van [voornaam 1] . Daarna is hij met [chauffeur 7] naar Noorwegen gereden. [voornaam 1] had hem gezegd te bellen als hij in Noorwegen aankwam.
In Noorwegen kreeg hij telefonisch door van [voornaam 1] dat er extra dozen in de vrachtwagen lagen die op een ander adres afgeleverd moesten worden dan de rest van de lading. [26] Het is niet gebruikelijk om goederen zonder vrachtpapieren af te leveren. [voornaam 1] gaf [chauffeur 1] 2 telefoonnummers van de personen voor wie deze dozen waren. [chauffeur 1] moest als naam [alias 4] opgeven. [27]
[chauffeur 1] had een telefoon met nummer [telefoonnummer 3] . Op dat nummer kreeg hij twee sms-berichten van een ‘ [voornaam 1] ’, met het nummer eindigend op * [deel telefoonnummer] . Uit onderzoek aan de telefoon bleek dat hij bericht had gekregen dat hij als eerste de twee kleintjes moest doen en als tweede de vijf overige. Bij deze sms-jes was telkens een telefoonnummer vermeld dat hij moest bellen ( [telefoonnummer 4] en [telefoonnummer 5] ). Daarbij werd vermeld: “je bent [alias 4] . Die geeft jou trouwens ook een klein pakketje mee, zit niks raars in ofzo, haha”. Uit de gespreksgegevens blijkt dat [chauffeur 1] verschillende malen contact heeft gehad met het nummer eindigend op * [deel telefoonnummer 4] tussen 18.00 en 20.30 u.
[chauffeur 7] (verder: [chauffeur 7] ) heeft verklaard dat er een paar dozen in de trailer stonden die moesten worden afgeleverd. [chauffeur 1] bracht één doos naar een VW Golf. De Golf vertrok toen met maar één doos. Het was de bedoeling dat hij twee dozen mee zou nemen. [28]
Op het telefoonnummer eindigend op * [deel telefoonnummer] komt ook om 20.45 het bericht binnen “ben gepakt”. [29] Dit nummer, dat in de telefoon van [chauffeur 1] staat als ‘ [voornaam 1] ’, staat op naam van de vader van verdachte. [30]
[chauffeur 1] heeft na zijn vrijlating verklaard dat hij wist dat hij verdovende middelen vervoerde. Hij had de vrachtwagen in Nieuwegein geparkeerd en toen hij later de opdracht kreeg om naar Noorwegen te rijden wist hij dat er verdovende middelen aan boord waren. Hij had begrepen van [voornaam 1] dat ‘het’ voorin lag en begreep dat daarmee de verdovende middelen werden bedoeld. Hij zou voor dit transport 6000 euro krijgen. [31] [chauffeur 1] herkent verdachte van de foto. [32]
Nadere bewijsoverweging
De raadsman heeft bepleit dat het sturen van een sms-bericht naar de telefoon van de vader van verdachte niet kan leiden tot de conclusie dat verdachte betrokken zou zijn geweest bij het transport.
De raadsman gaat eraan voorbij dat met datzelfde telefoonnummer de sms-berichten zijn gestuurd over het afleveren van de 2 kleine en de 5 grote, waarin na onderzoek de drugs zijn aangetroffen.
Voor de rechtbank staat hiermee, in combinatie met de verklaring van [chauffeur 1] , voldoende vast dat [verdachte] degene was die gebruik maakte van dat telefoonnummer.
De rechtbank ziet ook geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [chauffeur 1] met betrekking tot [bedrijf 2] en de drugstransporten. Dat de ex-partner van [chauffeur 1] , [ex-partner] , hem als leugenachtig heeft betiteld, houdt namelijk geen verband met het verdovende middelen transport, maar eerder met hun privéleven.
ZD03, medeplegen van uitvoer van 9,5 kg heroïne naar Noorwegen op 15 december 2012 (tenlastegelegd onder feit 1)
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 15 december 2012 is door de Noorse autoriteiten bij Oslo in Noorwegen een hoeveelheid verdovende middelen onderschept [33] . Het betrof in totaal 18 verpakkingen met bruin hard samengeperst poeder met een totaal nettogewicht van in totaal ongeveer 9053 gram. Dit materiaal bevatte een stofmengsel op basis van heroïne. [34] De vrachtwagen werd bestuurd door [medeverdachte 4] (verder: [medeverdachte 4] ). Observanten hebben een ontmoeting gezien tussen [medeverdachte 4] en 3 inzittenden van een personenauto met Noors kenteken. [medeverdachte 4] begaf zich naar de personenauto en kwam vervolgens met een ogenschijnlijk lege rugzak terug bij zijn vrachtwagen. Korte tijd daarop kwam hij weer terug bij de personenauto met de 3 personen en had een rugzak in zijn hand die nu duidelijk wel gevuld was. Daarna vond de aanhouding plaats van [medeverdachte 4] en de afnemers [afnemer 1] en [afnemer 2] . In de rugzak werden de pakken heroïne aangetroffen en in beslaggenomen. Uit de foto’s van de vrachtwagen blijkt dat de heroïne verstopt moet hebben gezeten in de accubak. [35]
De rechtbank leidt uit het dossier voorts het volgende af.
Voorafgaand aan het transport van 15 december 2012 zijn meerdere telefoongesprekken onderschept waarbij er veelvuldig telefonisch contact is tussen [medeverdachte 1] en [naam 1] en [medeverdachte 1] en verdachte.
Op 11 december 2012 zegt [medeverdachte 1] te gaan kijken of iemand [medeverdachte 4] kan bellen of die kan laden. [36] [naam 1] en [medeverdachte 1] , die hij ook kent als [medeverdachte 1] [37] , spreken met elkaar over dat [medeverdachte 2] een paar dagen in Spanje is. Dat hij daar wat moest regelen, dus dat dat daarna wel weer verder zal gaan. De daarop volgende dag zegt [medeverdachte 1] dat de DAF en de chauffeur klaar staan. [38] Enkele uren later zegt [naam 1] tegen [medeverdachte 1] dat hij wat te laden heeft in Essen en dat dat naar Drammen moet. Dat ligt links onder Oslo zegt hij. Nadat [medeverdachte 1] aan [naam 1] heeft gevraagd welke richting de chauffeur op moet rijden [39] vertrekt [medeverdachte 4] op 13 december 2012 vanuit Nieuwegein richting Essen/Gelsenkirchen. [40] Diezelfde dag belt verdachte met [medeverdachte 1] en zegt dat ze vragen naar ‘z’n CMR’. [41] Diezelfde dag bellen [naam 1] en [medeverdachte 1] met elkaar en ook [medeverdachte 1] met verdachte om door te geven dat 'hij' morgen om 10.00 uur in Travenmunde de boot moet hebben. [42] Op de GPS data is te zien dat de vrachtwagen op 14 december 2012 om 00.49 uur aan de Skandienavienkai in Travenmunde staat. Later die dag ontvangt [medeverdachte 1] een sms van [naam 1] met de tekst: 'papieren maken grens svinnesund bij kgh dan richting oslo halverwege oslo kan hij richting drammen via tunnel maandag lossen'. [43] [medeverdachte 1] stuurt deze tekst door naar een onbekend nummer. [44] [medeverdachte 4] ontvangt eveneens een sms met nagenoeg dezelfde tekst van een telefoonnummer waarvan hij de gebruiker identificeert als verdachte.
[medeverdachte 4] [45] verklaart de rit in opdracht van de firma [bedrijf 8] te hebben gemaakt, waarvan de [alias 3] ene ' [naam chef] ' zou zijn. Andere medewerkers van de firma zouden ene ' [voornaam 1] ' ' [voornaam 5] ' en ' [voornaam 6] ' zijn. Door [voornaam 1] zou hij zijn aangeworven voor de rit naar Noorwegen. De vrachtwagencombinatie zou aan hem zijn overgedragen op 13 december 2012 door ' [naam chef] en ' [voornaam 1] ', die hij ook kende onder de bijnaam ' [naam 2] '. Hij had van [voornaam 1] een telefoon gekregen waarin de naam ‘ [naam 2] ’ opgeslagen stond. [medeverdachte 4] verklaart ook dat er " [naam 2] " op de display stond wanneer ‘ [voornaam 1] ’ verdachte belde. Het telefoonnummer dat opgeslagen staat als " [alias 5] " in de telefoonlijst van [medeverdachte 4] stuurt een sms naar [medeverdachte 4] , waarin staat " [adres 2] ". [medeverdachte 4] verklaart dat [voornaam 1] dat adres heeft gestuurd. ' [voornaam 1] ' was degene met wie hij gedurende de hele rit naar Oslo telefonisch contact had en die hem aanwijzingen heeft gegeven. ' [voornaam 1] ' heeft daarbij de Nederlands telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] gebruikt. Van het nummer eindigend op * [deel telefoonnummer 1] krijgt [afnemer 1] , een van de afnemers, op 15 december 2012 een aantal sms-berichten met als inhoud “you see him?” en “Everything ok?” en “where is my friend he dont’t pick up his phone”. [46]
[medeverdachte 4] verklaart verder dat ' [voornaam 1] ' degene is geweest die hem op 15 december 2012 telefonisch met één van de afnemers van de verdovende middelen genaamd [afnemer 1] in contact had gebracht. [medeverdachte 4] verklaart dat hij van [voornaam 1] moest uitkijken naar een zilverkleurige of goudkleurige auto. Nadat hij twee uur gewacht had kwam er een lichte auto die op de beschrijving zou kunnen lijken. Hij is naar die auto gelopen en met een rugzak vanaf de auto weer terug naar de trailer. Daarna is hij aangehouden.
[medeverdachte 4] wordt geconfronteerd een foto [47] en herkent verdachte van de foto.
Op dezelfde dag wordt [medeverdachte 1] gebeld door [medeverdachte 2] [48] , waarbij [medeverdachte 2] zegt dat [alias 2] [49] het alleen allemaal loopt te doen en dat die jongen dat niet gewend is. [medeverdachte 1] zegt alles geregeld te hebben voor [alias 2] en dat hij het gelul vindt wat ie nou zegt. [medeverdachte 2] zegt daarop “Hij krijgt jou niet te pakken. Hij krijgt die hond niet te pakken”, waarop [medeverdachte 1] zegt dat hij in feite alles heeft geregeld en hem zo gelijk wel opbelt.
[medeverdachte 1] belt vervolgens met verdachte [50] en zegt tegen hem op de vraag of ie nu geholpen wordt “Ja, dat heb ik toch gezegd. Hij moest een adres hebben en hij wordt geholpen. En ga niet tegen de [alias 3] zeggen dat je alles alleen moet doen. Ja niemand neemt op! En dan wordt ie boos op mij omdat (ntv) alles alleen moet doen..” Ook verdachte zit vier man te bellen die niet opnemen. Hij heeft net het adres aan [medeverdachte 1] verstuurd en die zegt dat het wordt geregeld. Verdachte wil dat wel zeker weten “ die jongen zit daar en die neemt ook niet meer op trouwens.” (..) [medeverdachte 1] zegt met van alles bezig te zijn.. “Moet alles alleen doen! Onder andere met zo'n [medeverdachte 4] moet ik, moet ik communiceren en dan (ntv) het is kut. En dan krijg ik op m’n lazer. Daar hou ik niet van. Daar ben ik echt niet van gediend.”, waarop verdachte zegt dat hij toch moet weten of het geregeld wordt. Als verdachte nogmaals zegt dat hij niet meer opneemt zegt [medeverdachte 1] dat hij daar ook niets aan kan doen en even niet weet wat hij daarmee moet doen en dat verdachte maar moet blijven proberen. [51]
[medeverdachte 2] [52] belt daarna nog met [medeverdachte 1] en vraagt hem of het voor de rest loopt. [medeverdachte 1] reageert bevestigend en zegt nog “Dat andere komt ook goed.”
[medeverdachte 1] [53] meldt in de middag aan [naam 1] dat “die jongen al twee uur geen contact met ‘hem’ krijgt” en dat hij zich zorgen maakt. Daarna volgen er nog meerdere gesprekken en sms-berichten tussen [medeverdachte 1] en [naam 1] over het feit dat er nog steeds geen nieuws is. De dag na de aanhouding van [medeverdachte 4] belt [naam 1] met [medeverdachte 3] met de vraag of hij even kan checken daarzo.
[medeverdachte 4] heeft voor [naam 1] gewerkt als chauffeur en hij heeft hem via [medeverdachte 1] leren kennen. Volgens [naam 1] is [voornaam 1] de rechterhand van [medeverdachte 1] . [54]
Nadere bewijsoverweging
Voor de rechtbank staat vast dat het verdachte degene is geweest die gebruik heeft gemaakt van de telefoonnummers die in de telefoon van [medeverdachte 4] waren opgeslagen als [voornaam 1] en ‘ [naam 2] ’.
Verdachte onderhoudt het contact met de chauffeur tijdens de rit en heeft contact met de afnemers van de verdovende middelen. Daarnaast heeft hij contact met [medeverdachte 1] nadat [medeverdachte 4] is aangehouden.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de heroïne in Nederland in de bergplaats is gestopt, zodat de uitvoer vanuit Nederland kan worden bewezen. Dit leidt de rechtbank af uit de GPS-gegevens van de vrachtwagen, waaruit blijkt dat [medeverdachte 4] vanuit Nieuwegein is gaan rijden. [55]
Vrijspraak van het aan verdachte tenlastegelegde ZD09
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat niet is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
- de uitvoer van 100 hasj naar Noorwegen op 1 april 2012 (ZD09)
De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken. Hiertoe overweegt de rechtbank het volgende.
Op 1 april 2012 is [chauffeur 2] , chauffeur van een Duitse vrachtwagencombinatie, in Noorwegen aangehouden, nadat hij 100 kilo hasj had overgedragen.
[chauffeur 2] heeft in 2012 in Noorwegen een aantal verklaringen afgelegd. Deze verklaringen zijn door middel van rechtshulpverzoeken in het onderzoek Alfetta opgenomen. Daarnaast heeft [chauffeur 2] in een strafrechtelijk onderzoek tegen [naam 1] een verklaring afgelegd op 8 april 2014. Daarin heeft [chauffeur 2] naast belastende verklaringen met betrekking tot [naam 1] ook belastende verklaringen afgelegd tegen verdachte, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] die op betrokkenheid van hen bij dit drugstransport wijzen.
De verdediging heeft verzocht om [chauffeur 2] als getuige te kunnen horen. Het is echter onmogelijk gebleken om de verblijfplaats van [chauffeur 2] te achterhalen en hem te (doen) horen in aanwezigheid van de verdediging.
De raadsman heeft gewezen op de onbetrouwbaarheid van [chauffeur 2] met betrekking tot zijn verklaringen en tevens gesteld dat deze verklaring niet voor het bewijs mag worden gebruikt nu het bewijs dat verdachte hierbij zou zijn betrokken enkel berust op zijn verklaring en het niet mogelijk is gebleken [chauffeur 2] effectief door de verdediging te doen ondervragen.
Met betrekking tot de belastende verklaring van [chauffeur 2] overweegt de rechtbank het volgende.
De verdediging heeft, op grond van art. 6, derde lid aanhef en onder d van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), het recht op een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om getuigen in enig stadium van het geding daadwerkelijk te (doen) ondervragen.
In dit specifieke geval is het in het geheel niet mogelijk gebleken om de getuige te ondervragen, zodat de verdediging niet in staat is geweest de oprechtheid en de geloofwaardigheid van een door deze getuige eerder afgelegde verklaring - buiten aanwezigheid van de verdediging afgelegd - te toetsen en aan te vechten.
In het licht van het EVRM is het gebruik voor het bewijs van een ambtsedig proces-verbaal voor zover inhoudende een niet ter terechtzitting afgelegde, verdachte belastende verklaring niet zonder meer ongeoorloofd en in het bijzonder niet onverenigbaar met artikel 6 eerste lid en artikel 6 derde lid onder d EVRM. Dat wordt anders indien geen behoorlijke en effectieve mogelijkheid tot het stellen van vragen mogelijk is geweest en de bewezenverklaring uitsluitend of in beslissende mate steunt op de verklaringen van die getuige en daarvoor voldoende compenserende factoren ontbreken. De rechtspraak van het EHRM geeft geen eenduidig beeld van het antwoord op de vraag of het bewijs "not solely or to a decisive extent" steunt op de verklaring van de getuige die niet kon worden ondervraagd.
De vraag die de rechtbank zich moet stellen is of de verklaring van [chauffeur 2] , die niet door de verdediging kon worden ondervraagd, het enige bewijsmiddel is waaruit rechtstreeks de aan de verdachte verweten gedraging kan worden afgeleid.
Hoewel de belastende verklaring van [chauffeur 2] gedeeltelijk wordt ondersteund door de verklaring van [naam 1] , is de rechtbank van oordeel dat het bewijs bijna in zijn geheel steunt op de verklaringen die [chauffeur 2] in Noorwegen heeft afgelegd. De omstandigheid dat de verdediging [chauffeur 2] niet heeft kunnen ondervragen wordt naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende gecompenseerd. De rechtbank sluit de verklaring van [chauffeur 2] dan ook uit voor het bewijs zodat verdachte, bij gebreke van ander terzake dienend bewijs, dient te worden vrijgesproken.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Feit 1 (ZD03)
in de periode van 9 november 2012 tot en met 15 december 2012 in Nederland en/of Noorwegen tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet ongeveer 9,5 kg van een materiaal bevattende heroïne, zijnde een middel als bedoeld bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 2 (ZD01)
omstreeks 27 februari 2012 in Nederland en/of Noorwegen tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 30 kg marihuana, en 39 kg van een materiaal bevattende hasj, zijnde telkens een middel als bedoeld bij de Opiumwet behorende lijst II, terwijl het feit telkens betrekking heeft op een grote hoeveelheid van dat middel.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd.
Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.De motivering van de straf

7.1.
De strafeis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 (zesendertig) maanden, met aftrek van voorarrest. Verdachte heeft een prominente rol gehad binnen het samenwerkingsverband met de medeverdachten. Verdachte is aanwezig bij de overdracht van de vrachtwagens en instrueert de chauffeurs voor en tijdens de transporten. De officier van justitie ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen reden om af te zien van het eisen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Schending van de redelijke termijn
Vast staat dat er geen eindvonnis in deze zaak is gewezen binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn is aangevangen bij de aanhouding van verdachte op 23 juni 2014.
De officier van justitie meent dat volstaan kan worden met de vaststelling dat de redelijke termijn is overschreden nu sprake is van bijzondere omstandigheden die de overschrijding rechtvaardigen. De officier van justitie heeft daarbij verwezen naar de omstandigheid dat sprake is geweest van een groot onderzoek, met internationale componenten en meerdere verdachten. Op verzoek van de verdediging zijn in de periode van 2015-2017 meerdere getuigen gehoord en ook na de regiezitting in november 2017 is nog aanvullend onderzoek gedaan.
Beslag
Het inbeslaggenomen geld en de telefoon dienen te worden verbeurd verklaard.
Het geld betreft opbrengsten uit misdrijf en met de telefoon is het strafbare feit begaan. De officier van justitie hecht geen waarde aan de papieren die verdachte heeft overgelegd met betrekking tot de herkomst van het geldbedrag
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien de rechtbank tot een veroordeling komt, verzocht om rekening te houden met de omstandigheid dat het percentage harddrugs in ZD03, veel lager is dan gebruikelijk. Verdachte was ten tijde van de feiten nog jong en zijn rol was duidelijk ondergeschikt, zoals blijkt uit de verklaringen van de chauffeurs alsook uit een getapt gesprek over verdachte tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
Schending van de redelijke termijn
Daarnaast dient bij de bepaling van de strafmaat rekening te worden gehouden met de schending van de redelijke termijn. Verdachte is op 23 juni 2014 aangehouden en verhoord. De enkele vaststelling van deze schending doet geen recht aan de duur van de overschrijding nu de vertraging met name te wijten is aan het Openbaar Ministerie.
Voorlopige hechtenis
De raadsman heeft verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen wegens het gebrek aan gronden. De 12-jaarsgrond is niet meer aan de orde. Voorts waren er geen bijzondere voorwaarden aan de schorsing verbonden. Indien de rechtbank een langere straf oplegt dan verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, verzoekt de raadsman daarbij niet de schorsing op te heffen.
Beslag
Het inbeslaggenomen bedrag aan euro’s dient aan verdachte te worden teruggegeven.
Door justitie is niet onderbouwd dat dit geld opbrengst zou zijn uit een misdrijf.
Door de raadsman is een verklaring overgelegd van de vader van verdachte dat dit geld aan cliënt geleend was. Deze lening is vervolgens omgezet in een gift aan verdachte.
7.3.
De op te leggen straf
De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van
2 (twee) jaren. Daarvan zal de tijd die verdachte voorafgaand aan de behandeling ter zitting in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht worden afgetrokken.
Deze strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de bewezen geachte feiten, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte en zijn draagkracht, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft samen met anderen opzettelijk enorme hoeveelheden heroïne en hasj en marihuana in vrachtwagens buiten het grondgebied van Nederland naar Noorwegen gebracht. Doordat deze partijen verdovende middelen in het buitenland zijn onderschept hebben de middelen hun eindbestemming niet kunnen bereiken en zijn ze daardoor niet verder verspreid onder de gebruikers. Verdachte fungeerde binnen het samenwerkingsverband als juniorplanner en hij onderhield contact met de daadwerkelijke uitvoerders van de transporten. Aldus vormde verdachte een belangrijke schakel binnen het samenwerkingsverband, waarbij hij op afstand verantwoordelijk was voor het regelen en begeleiden van het transport door de chauffeurs, waardoor hij de risico's van het daadwerkelijke vervoer kon ontlopen.
Met name het gebruik van harddrugs is schadelijk voor de volksgezondheid en kan bijdragen aan het ontstaan van ernstige ontregeling van het maatschappelijk en mentaal functioneren van de gebruikers. De ervaring leert bovendien dat de handel in verdovende middelen dikwijls gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit, van lichte criminaliteit door drugsgebruikers tot zware criminaliteit, zoals ernstige geweldsdelicten in het criminele circuit en aantasting van het financiële verkeer door het met de handel in verdovende middelen gepaard gaande witwassen. De hoeveelheid verdovende middelen waarover het in de onderhavige zaakdossiers gaat, vertegenwoordigt een zodanige (straat)waarde dat die dreiging reëel moet worden genoemd.
Verdachte heeft zich kennelijk bij het plegen van de feiten alleen laten leiden door financieel voordeel. Hij heeft zich niet bekommerd om de ernstige gevolgen die drugsgebruik voor een gebruiker en zijn omgeving kunnen hebben.
Gelet op het bovenstaande is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
Voor de hoogte van de op te leggen straf is gekeken naar de oriëntatiepunten van de Rechtspraak, die proberen te zorgen dat gelijke gevallen zo gelijk mogelijk worden gestraft.
Verdachte is uiteindelijk betrokken geweest bij de uitvoer van ruim 9,5 kilo harddrugs, 30 kilo marihuana en 39 kilo hasj.
Volgens deze oriëntatiepunten is voor een hoeveelheid van tussen de 9 en 10 kilo harddrugs een gevangenisstraf van 57 tot 60 maanden het uitgangspunt in het geval er sprake is van een organisatie. Hoewel een organisatieverband niet ten laste is gelegd en bewezen verklaard kunnen factoren als de plaats in de organisatie, de duur van de betrokkenheid, de omvang van de partij, de geraffineerdheid van het transport en het betrekken van anderen, recidive en hebzucht bij de smokkel een reden zijn om aansluiting te zoeken bij deze categorie. Gelet op de omstandigheden in deze zaak is er zeker reden om aansluiting te zoeken bij deze categorie. De richtlijn voor de uitvoer van softdrugs is niet aanwezig. Voor het bezit tussen de 25 en 250 kilo softdrugs is een gevangenisstraf van 12 maanden onvoorwaardelijk het uitgangspunt.
Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur lijkt dan ook op zijn plaats, maar er zijn ook strafverlichtende omstandigheden. Zijn leven lijkt, met gezin en een jong kind, in rustiger vaarwater te zijn gekomen.
De redelijke termijn
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de redelijke termijn is overschreden en dat dit in de hoogte van de straf dient te worden gecompenseerd.
De rechtbank sluit zich bij de beoordeling van het verweer ten aanzien van de redelijke termijn aan bij de thans geldende jurisprudentie van de Hoge Raad. [56] Verdachte is aangehouden op 23 juni 2014. De redelijke termijn is op die dag aangevangen. Tot de uitspraak van vandaag zijn derhalve 48 maanden verstreken.
De berechting van een zaak in eerste aanleg dient in beginsel met een eindvonnis te zijn afgerond binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, waaronder de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van de verdediging op het procesverloop, de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
De redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 EVRM zou in onderhavige zaak derhalve in beginsel met twee jaar zijn overschreden.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van bijzondere omstandigheden en overweegt daartoe het volgende.
Het onderzoek Alfetta betreft een groot onderzoek, met internationale verbanden. Het is algemeen bekend dat het bij dergelijke onderzoeken langer duurt voordat het dossier compleet is en er een eindvonnis ligt, omdat er vaak rechtshulpverzoeken uitgaan, waarvan de afhandeling ook maanden kan duren en getuigen moeten worden gehoord in het buitenland. Ook in deze zaak was dat aan de orde. Het grootste deel van deze tijd heeft het onderzoek niet stilgelegen. Daarnaast geldt dat de verdediging het onderzoek niet onnodig heeft vertraagd.
De rechtbank heeft bij de vraag naar de eventuele consequentie van de overschrijding van de redelijke termijn de thans geldende jurisprudentie van de Hoge Raad, dat bij een langere overschrijding van 12 maanden naar bevind van zaken dient te worden gehandeld, in acht genomen.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in het onderhavige geval een strafvermindering passend en geboden is.
De rechtbank is bij de straftoemeting afgeweken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. Anders dan de officier van justitie komt zij tot bewezenverklaring van een kleiner aantal zaakdossiers. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de overschrijding van de redelijke termijn.
Ten aanzien van het beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
Geld Euro
5 x 50; 5 x 20; 1 x l0 waarde 360
Geld buitenlands
15x20=300GBP waarde 346,02 euro
Geld Euro
1. x 500; 68 x l00; 94 x 50; 300 x 20 waarde 18.000
Geld buitenlands
60x20;2x50;lxl0;2x5GBP =l320 GBP= waarde l522,47 Euro
Zaktelefoon BLACKBERRY gsm
De bedragen in euro’s en de telefoon behoren aan verdachte toe.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet vastgesteld kan worden dat deze geldbedragen en de mobiele telefoon geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het bewezen geachte zijn verkregen of dat met behulp van die voorwerpen het in rubriek 4. bewezen geachte is begaan of voorbereid.
De bedragen in euro’s en de telefoon dienen daarom aan verdachte te worden teruggegeven.
Verdachte heeft verklaard dat het aangetroffen buitenlandse geld niet aan hem toebehoort.
Nu niet kan worden vastgesteld aan wie deze geldbedragen toebehoren zullen de buitenlandse geldbedragen dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
Ten aanzien van de voorlopige hechtenis
De officier van justitie heeft niet gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen. De rechtbank ziet daar op dit moment ook geen reden toe.
De rechtbank ziet evenmin reden het – geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen, zoals de raadsman heeft verzocht.
Voor de gronden voor voorlopige hechtenis is van belang dat verdachte geen enkel inzicht heeft verschaft in zijn handel en wandel de afgelopen jaren en ook verder geen verklaringen heeft afgelegd, waaruit de rechtbank kan afleiden dat de kans op recidive klein of afwezig is. Gelet op de enorme hoeveelheden drugs die verdachte heeft uitgevoerd, acht de rechtbank de kans meer dan aanwezig dat verdachte daarmee door zal gaan, ook na het veroordelend vonnis. De rechtbank acht wel termen aanwezig om de 12-jaarsgrond en de onderzoeksgrond vervallen te verklaren.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9.Beslissing

Verklaart het onder het onder
feit 2ZD09ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder
feit 1ZD03en het onder
feit 2ZD01ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 2
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
2 (twee) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende:
Geld buitenlands
60x20;2x50;lxl0;2x5GBP =l320 GBP= waarde l522,47 Euro
Geld buitenlands
15x20=300GBP waarde 346,02 euro
Gelast de teruggave aan verdachte van:
Geld Euro
5 x 50; 5 x 20; 1 x l0 waarde 360
Geld Euro
1. x 500; 68 x l00; 94 x 50; 300 x 20 waarde 18.000
Zaktelefoon
BLACKBERRY gsm
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.H.J. Evers, voorzitter,
mrs. P.P.C.M. Waarts en H.E. Spruit, rechters
in tegenwoordigheid van mr. A.B. Boukema, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 juni 2018.
[(...)]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (
3.Verklaring van [ex-medewerker 1] op 14 februari 2013, Algemeen dossier pag 100 e.v.
4.Verklaring van [ex-medewerker 2] op 20 februari 2013, Algemeen dossier, pag 40
5.Verklaring van [chauffeur 1] op 19 maart 2012, ZD01, pag 93
6.Verhoor van [medeverdachte 5] van 17 september 2014, ZD06 pag 12 e.v.
7.Verhoor van [medeverdachte 5] van 17 september 2014, ZD06, pag 10 e.v.
8.Verhoor van [chauffeur 3] van 12 mei 2011, ZD06, pag 54
9.Verklaring [naam 3] ZD04, p 181 en verhoor bij rechter-commissaris op 12 nov 2015
10.Tapgesprekken, ZD04, pag 334 en 335
11.Proces-verbaal controle chassisnummers ZD04, pag 210 en verklaring van [medeverdachte 2] dat [bedrijf 9] een bedrijf van hem is ZD04, pag 220.
12.ZD04, pag 10
13.Zie ook de verklaring van [ex-medewerker 1] , die het nummer van [medeverdachte 2] in zijn telefoon heeft staan onder de naam “ [alias 3] ”. ZD01, pag 216
14.Zie onder meer de verklaring van [chauffeur 4] (vonnis van de Italiaanse rechtbank van 8 maart 2011 (ZD07, pag 32), dat hij het merendeel van de vervoerde goederen voorzien van documentatie had geladen in België, terug was gereden naar Nederland. Daar had hij de laatste lading meegenomen die geen documentatie had en die, zo was hem gezegd, door een andere chauffeur was vergeten. Zie ook het proces-verbaal van de Franse politie ZD06, pag 83 waarin de verklaring van [chauffeur 3] is opgenomen dat er geen transportbon is voor een lading meubels.
15.Zie onder meer: de verklaring van [chauffeur 3] (ZD06 pag 43) dat er in de vrachtwagen naast de lading Marmer ruimte moest worden gehouden voor andere pallets en dat hij deze pallets heeft geladen langs de nationale weg, vanuit een minibus; de verklaring van [getuige] , (ZD02, pag 153) dat ’s nachts bij Breda de oplegger werd afgekoppeld en omgewisseld.
16.Verklaring [ex-medewerker 1] , ZD06, pag 38
17.Zie onder meer: de verklaring van [getuige] (ZD02, pag 153) dat hij vlak voor vertrek een mobieltje heeft gekregen van [medeverdachte 1] ; de verklaring van [chauffeur 5] , dat hij een telefoon kreeg met een voorgeprogrammeerd nummer “ [voornaam 7] ” en dat hij via dit nummer in contact kwam met [medeverdachte 1] . ZD05 pag 501 en het overzicht van gebruikte telefoons bij alle aangehouden chauffeurs met de contactnamen (Algemeen dossier pag 249)
18.Verklaring van [ex-medewerker 2] op 20 februari 2013, Algemeen dossier pag. 16 e.v., verklaring van [ex-medewerker 2] op 21 februari 2013, Algemeen dossier pag 10 e.v.
19.Verklaring van [chauffeur 1] op 18 maart 2014 ZD01, pag 129
20.Verklaring van [naam 4] op 22 november 2014, ZD05, pag 490
21.Verklaring van [ex-medewerker 1] op 14 februari 2013, Algemeen dossier pag 100 e.v.
22.Verklaring van [ex-medewerker 1] op 14 maart 2013, ZD 1- pag 181 e.v.
23.Foto’s 5 en 6 in ZD01, pag 204 en 205
24.Proces-verbaal aantreffen drugs, incl foto’s, van 27 feb 2012, ZD01-pag 15 e.v
25.Laboratoriumrapport d.d. 26 april 2012, ZD01-pag 33 en laboratoriumrapport d.d. 21 juni 2012, ZD1-pag 37.
26.Verhoor van [chauffeur 1] op 19 maart 2012 ZD01, pag 94
27.Verhoor van [chauffeur 1] op 28 februari 2012 ZD01, pag 82
28.Verhoor [chauffeur 7] op 19.03.2012 ZD01, pag 49
29.Proces-verbaal gespreksgegevens ZD01, pag 42
30.Onderzoek mobiele telefoon ZD01, pag 42
31.Verhoor [chauffeur 1] op 18 maart 2014, ZD01, pag 127
32.Verhoor [chauffeur 1] als getuige op 17 september 2013 ZD01, pag 116 en foto op pag 121
33.ZD03, pag 5
34.PV laboratoriumonderzoek Noorwegen d.d. 27 feb 2013, ZD03 pag 268 e.v.
35.Foto’s van de vrachtwagen, ZD 03 pag 262
36.CD2, [telefoonnummer 6] gesprek 111220121307
37.Onderzoek Hassel Documentnummer 12,08,02,05
38.CD2, [telefoonnummer 6] gesprek 111220121525
39.CD2, [telefoonnummer 6] gesprek 131220121127
40.GPS [medeverdachte 4] proces-verbaal 30-612095
41.CD1, [telefoonnummer 7] gesprek 131220121533
42.Gesprekken 131220121704 en 131220121800 van CD1
43.CD2, [telefoonnummer 6] gesprek 131220121810
44.CD2, [telefoonnummer 6] gesprek 131220121817
45.Verhoren [medeverdachte 4] op 31 januari 2013, ZD03, pag 302 en Hauptakte LKA 3/4/2013 ZD03, pag 30
46.Uit het Noorse onderzoek Hassel, doc.nummer 07,01,12, en Onderzoeksbevindingen Alfetta, ZD03, pag 25
47.ZD03, pag 353
48.CD1, [telefoonnummer 7] gesprek 151220121238 en proces-verbaal Stemherkenning 30-503929 ZD03, pag 218 en ZD03, pag 220 en 222
49.Uit proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] (60-337997) blijkt dat [verdachte] ‘ [alias 2] ’ of ‘ [alias 2] ’ wordt genoemd
50.CD1, [telefoonnummer 7] gesprek 151220121249
51.Het telefoonnummer waarmee [medeverdachte 1] wordt gebeld * [deel telefoonnummer 8] wordt door middel van stemherkenning aan [verdachte] toegeschreven. ZD03 pag 224
52.CD1, [telefoonnummer 7] gesprek 151220121316
53.CD2, [telefoonnummer 6] gesprek 151220121551
54.Onderzoek Hassel Documentnummer 12,08,02,05
55.ZD03 PV GPS data [medeverdachte 4] , pag. 245 e.v., meer in het bijzonder pag. 247 en 248
56.Arrest van de Hoge Raad van 17 juni 2008, LJN: BD2578