ECLI:NL:RBAMS:2018:4571

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 juli 2018
Publicatiedatum
29 juni 2018
Zaaknummer
AMS 17/1333
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van beroep en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak

In deze bestuursrechtelijke zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 juli 2018 uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, een vrouw uit Turkije, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had in eerste instantie beroep ingesteld tegen de beslissing van verweerder om haar WIA-toeslag per 1 januari 2017 te stoppen. Na een zitting op 2 juni 2017, waarbij het onderzoek werd geschorst in afwachting van een vergelijkbare zaak, heeft de gemachtigde van eiseres op 9 april 2018 het beroep ingetrokken. Echter, op 25 april 2018 heeft de gemachtigde aangegeven dat er sprake was van een misverstand en dat het beroep niet ingetrokken diende te worden. De rechtbank heeft vervolgens moeten beoordelen of de intrekking van het beroep geldig was en of er recht op proceskostenvergoeding bestond.

De rechtbank concludeert dat de intrekking van het beroep op 9 april 2018 een officiële proceshandeling was, waar niet zomaar van teruggekomen kan worden. De gemachtigde van eiseres had met zijn bericht van 9 april 2018 het beroep ingetrokken en ook toestemming gegeven om zonder zitting uitspraak te doen over de proceskosten. De rechtbank oordeelt dat de omstandigheden die door de gemachtigde zijn aangevoerd, niet voldoende zijn om terug te komen op de intrekking. Bovendien is vastgesteld dat verweerder eiseres niet tegemoet is gekomen in haar bezwaren, waardoor er geen grond is voor een proceskostenveroordeling. Het verzoek om vergoeding van proceskosten wordt dan ook afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/1333

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juli 2018 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] (Turkije), eiseres,

(gemachtigde: mr. N. Türkkol),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
(gemachtigde: R.D. van den Heuvel).

Procesverloop

Bij besluit van 29 december 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de toeslag op de WIA-uitkering van eiseres gestopt per 1 januari 2017.
Bij besluit van 28 februari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Namens eiseres is tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld op de zitting van 2 juni 2017. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst in afwachting van de uitkomst van een vergelijkbare zaak die aanhangig is bij de Centrale Raad van Beroep.
Op 9 april 2018 heeft de gemachtigde van eiseres het beroep ingetrokken en is aanspraak gemaakt op vergoeding van proceskosten.
Op 25 april 2018 heeft de gemachtigde van eiseres bericht dat sprake is van een misverstand en dat het onderhavige verzoekschrift [de rechtbank begrijpt: het beroepschrift] niet wordt ingetrokken.
Nadat partijen toestemming hebben gegeven om zonder zitting uitspraak te doen, is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Is het beroep ingetrokken?
1. De rechtbank moet eerst beoordelen of het beroep is ingetrokken. Daarbij zijn de volgende gegevens van belang.
2. De gemachtigde van eiseres heeft op 9 april 2018 via een digitaal ingediend formulier laten weten dat verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar heeft genomen en dat hierdoor volledig is tegemoetgekomen aan de bezwaren van eiseres. Daarom wordt verzocht het beroepschrift als ingetrokken te beschouwen onder uitdrukkelijke voorwaarde dat verweerder wordt veroordeeld in de proceskosten. In het digitale bericht van 9 april 2018 is als procedurenummer AMS 17/1333 vermeld. Dit is het zaaknummer van de procedure van eiseres. Daarnaast is als documentnummer 170301-12333880-1 vermeld. Dit is het nummer van het document waarmee in de zaak van eiseres op 1 maart 2017 digitaal het inleidende beroepschrift is ingediend.
3. De rechtbank heeft het bericht van 9 april 2018 opgevat als een intrekking van het beroep van eiseres met het verzoek verweerder te veroordelen in de proceskosten. De griffier heeft de intrekking van het beroep, alsmede het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten, in een brief van 13 april 2018 aan de gemachtigde van eiseres bevestigd. Daarbij is ook gevraagd of toestemming wordt verleend om zonder zitting op het verzoek om vergoeding van proceskosten uitspraak te doen.
4. In een op 17 april 2018 per fax toegezonden formulier heeft de gemachtigde van eiseres aangekruist dat toestemming wordt gegeven om zonder zitting uitspraak te doen op het verzoek om vergoeding van de proceskosten.
5. In een faxbrief van 25 april 2018 heeft de gemachtigde van eiseres meegedeeld dat sprake is van een groot misverstand, dat hij per ongeluk een verkeerd dossiernummer heeft ingetoetst om een andere lopende zaak in te trekken en dat hij het onderhavige verzoekschrift [de rechtbank begrijpt: het beroepschrift] niet wenst in te trekken.
6. Bij brief van 26 april 2018 heeft verweerder meegedeeld dat hij ten aanzien van eiseres geen nieuwe beslissing op bezwaar heeft afgegeven, dat sprake lijkt van een administratieve vergissing van de gemachtigde van eiseres en dat verweerder de gemachtigde van eiseres hiervan telefonisch op de hoogte heeft gesteld. Verder acht verweerder een proceskostenveroordeling niet aangewezen.
7. In een brief van 14 mei 2018 heeft de griffier aan de gemachtigde van eiseres gevraagd om toe te lichten waarom hij van mening is dat het mogelijk is om terug te komen op de intrekking van het beroep.
8. In een brief van 13 juni 2018 heeft de gemachtigde laten weten dat het nooit zijn bedoeling was om het beroepschrift van eiseres in te trekken en dat hij deze procedure per abuis heeft ingetrokken. Hij had de procedure met nummer AMS 17/2259 willen intrekken. Aangezien bij de lopende procedures geen namen staan vermeld, is per abuis het beroepschrift van eiseres ingetrokken.
9. De rechtbank overweegt als volgt.
10. Een schriftelijke mededeling door een advocaat dat een zaak wordt ingetrokken, is een officiële proceshandeling waarvan in beginsel niet kan worden teruggekomen. In dit geval heeft de gemachtigde van eiseres met het bericht van 9 april 2018 het beroep ingetrokken. Bovendien heeft de gemachtigde van eiseres met het bericht van 17 april 2018 toestemming gegeven zonder zitting uitspraak te doen op het verzoek om vergoeding van proceskosten. Door dat aan te geven, heeft de gemachtigde de intrekking van het beroep bevestigd. In de brief van de rechtbank van 9 april 2018 en in het daarbij gevoegde door de gemachtigde ingevulde toestemmingsformulier waren overigens niet alleen het zaaknummer maar óók de naam en de woonplaats van eiseres vermeld. Voor zover het eerste bericht van 9 april 2018 op een vergissing berustte, had daarom in elk geval na ontvangst van de brief van 13 april 2018 van de griffier duidelijk moeten zijn voor de gemachtigde van eiseres dat het hier om de intrekking van de zaak van eiseres ging.
11. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de gemachtigde van eiseres de onderhavige zaak heeft ingetrokken. De door hem aangevoerde omstandigheden leiden er niet toe dat hij van de intrekkingsverklaring en de bevestiging van die intrekking kan terugkomen.
Is er aanspraak op vergoeding van proceskosten?
12. Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld.
13. Niet in geschil is dat verweerder niet aan eiseres is tegemoetgekomen. Dat betekent dat niet voldaan is aan het bepaalde in artikel 8:75a van de Awb. Er is daarom geen grond voor een proceskostenveroordeling. Het daartoe strekkende verzoek wordt afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan op 3 juli 2018 door mr. J.T. Kruis, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, de griffier, en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.