ECLI:NL:RBAMS:2018:4569

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 juni 2018
Publicatiedatum
29 juni 2018
Zaaknummer
13/437024-07 tbs
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging terbeschikkingstelling met voorwaardelijke machtiging in kader van de wet BOPZ

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 juni 2018 uitspraak gedaan over de terbeschikkingstelling (TBS) van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1976. De terbeschikkingstelling was oorspronkelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof Amsterdam op 7 maart 2008 en was voorwaardelijk beëindigd op 23 juni 2015. De officier van justitie had op 23 april 2018 een vordering ingediend tot verlenging van de TBS met één jaar. Tijdens de openbare raadkamer op 16 mei 2018 heeft de officier van justitie zijn vordering aangepast, waarbij hij voorstelde de TBS te beëindigen onder de voorwaarde dat er een voorwaardelijke machtiging in het kader van de wet BOPZ zou worden afgegeven.

De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende rapporten en adviezen, waaronder een advies van de Inforsa reclassering en een rapport van psychiater E.A.M. Schouten. Op 4 juni 2018 is er een voorwaardelijke machtiging afgegeven, wat de rechtbank de mogelijkheid gaf om de TBS te beëindigen. De terbeschikkinggestelde heeft aangegeven dat het goed met hem gaat en dat hij binnenkort naar een zelfstandige woning zal verhuizen, waar hij begeleiding zal blijven ontvangen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de voorwaarden van de voorwaardelijke machtiging voldoende waarborgen bieden voor de veiligheid van anderen en heeft daarom de vordering van de officier van justitie toegewezen. De terbeschikkingstelling is beëindigd, en de rechtbank heeft de beslissing in openbare raadkamer genomen, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummers: 13/437024-07 en 23/004050-07
BESLISSING
op de op 23 april 2018 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak tegen:
[terbeschikkinggestelde] , [voornaam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
wonende op het adres [adres 1] ,
die bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 7 maart 2008 ter beschikking gesteld werd, teneinde van overheidswege te worden verpleegd, welke verpleging van overheidswege bij beslissing van 23 juni 2015 voorwaardelijk is beëindigd en welke terbeschikkingstelling laatstelijk bij beslissing van deze rechtbank van 6 juli 2017 voor de duur van één jaar werd verlengd.

1.De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlengen van de termijn van genoemde terbeschikkingstelling met één jaar. In de openbare raadkamer van 16 mei 2018 heeft de officier van justitie de vordering aangepast in die zin dat de terbeschikkingstelling (met voorwaarden) kan worden beëindigd onder de voorwaarde dat een voorwaardelijke machtiging in het kader van de wet Bopz is afgegeven.

2.De procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het op 12 april 2018 op grond van artikel 509o, derde lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv) uitgebrachte advies van de Inforsa reclassering te Amsterdam, strekkende tot beëindiging van de voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling, onder de voorwaarde dat de behandeling en begeleiding wordt voortgezet in het kader van een voorwaardelijke machtiging (wet Bopz);
  • twee voortgangsrapporten van de Inforsa reclassering te Amsterdam van 30 januari 2018 en 10 oktober 2017;
  • een voorlopig verlengingsadvies van de Inforsa reclassering te Amsterdam van 21 november 2017;
  • het op 20 februari 2018 op grond van artikel 509o, derde lid Sv, opgemaakte rapport van de psychiater E.A.M. Schouten, strekkende tot beëindiging van de voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling, onder de voorwaarde dat er een rechterlijke machtiging met voorwaarden is geregeld, nu de verdere behandeling en begeleiding binnen een BOPZ-kader vorm kan worden gegeven;
  • het proces-verbaal van deze rechtbank van 16 mei 2018, waarin de behandeling van de zaak is aangehouden tot 14 juni 2018, in afwachting van genoemde voorwaardelijke machtiging in kader van de wet Bopz;
  • een beschikking van de rechtbank Amsterdam, afdeling Privaatrecht, van 4 juni 2018, waaruit blijkt dat aan de terbeschikkinggestelde een voorwaardelijke machtiging als bedoeld in artikel 14a Wet Bopz is verleend tot 1 december 2018, onder de voorwaarde dat de terbeschikkinggestelde zich onder behandeling stelt van de behandelaar en zich zal houden aan het behandelingsplan van 3 mei 2018.
De rechtbank heeft op 14 juni 2018 de officier van justitie mr. A.M. Grüschke, de terbeschikkinggestelde en diens raadsvrouw mr. N. el Farougui, advocaat te Amsterdam, in openbare raadkamer gehoord.
De terbeschikkinggestelde heeft verklaard dat het nog steeds goed met hem gaat, dat hij aan het verhuizen is naar een zelfstandige woning, gelegen aan de [adres 2] en dat [begeleidster] hem zal blijven begeleiden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de TBS kan worden beëindigd nu er op 4 juni 2018 een voorwaardelijke machtiging in het kader van de wet Bopz is afgegeven.

3.De beoordeling

De TBS van de terbeschikkinggestelde is gestart op 20 juni 2008. Hij is op 20 januari 2009 opgenomen in [verblijfadres] en op 24 maart 2014 is hij transmuraal overgeplaatst naar [verblijfadres] . Op 23 juni 2015 is de TBS-maatregel voorwaardelijk beëindigd en op 14 juni 2016 is de terbeschikkinggestelde naar een voorziening van beschermd wonen gegaan bij [verblijfadres] . Binnenkort verhuist hij naar een zelfstandige woning in [adres 2] , [adres 2] .
Sinds de terbeschikkinggestelde in Amsterdam woont, wordt hij ambulant behandeld door de Forensisch Ambulante Zorg (FAZ) van Inforsa. Deze behandeling is gericht op psychiatrische problematiek en leefstijl, waaronder dagbesteding en middelengebruik. Zijn behandelaars hebben de indruk dat het goed met hem gaat en dat hij zijn medicatie naar behoren gebruikt. Het abstinent blijven van cannabis blijft een belangrijk onderdeel onderwerp tijdens de behandeling. In oktober 2017 is de terbeschikkinggestelde gestart met een dagbesteding.
Als hij naar een zelfstandige woning zal verhuizen, kan hij een beroep kunnen blijven doen op de maatschappelijk werker en persoonlijk begeleider van HVO, [begeleidster] .
De FAZ is, evenals de onafhankelijk psychiater, van oordeel dat een verdere behandeling en begeleiding in kader van een voorwaardelijke rechterlijke machtiging volstaat. In het geval een BOPZ-machtiging wordt afgegeven is de TBS-maatregel niet langer nodig.
De rechtbank stelt vast dat er op 4 juni 2018 een voorlopige machtiging is afgegeven met een behandelplan en afspraken die zien op het gebruik van medicatie, het niet terugvallen in overmatig drank- drugsgebruik, regelmatig contact met zijn FACT-behandelaar en het houden aan afspraken met HVO woonbegeleiding.
Nu voor de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het bovenstaande behandelplan in de huidige omstandigheden voldoende waarborgen biedt, is de rechtbank van oordeel dat de gewijzigde vordering van de officier van justitie kan worden toegewezen en dat de terbeschikkingstelling dient te worden beëindigd.

4.Beslissing

De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie toe en
beëindigt de terbeschikkingstelling van [terbeschikkinggestelde].
Deze beslissing is gegeven in openbare raadkamer van deze rechtbank door
mr. S.P. Pompe, voorzitter,
mrs. R.C.J. Hamming en M.F. Ferdinandusse, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 juni 2018.