In deze zaak heeft de passagier, vertegenwoordigd door mr. H. Loonstein, de rechtspersoon EI AI Israel Airlines LTD aangeklaagd voor het betalen van een compensatievergoeding van € 400,00 en bijkomende kosten van € 456,67. De procedure is gestart met een dagvaarding waarin de passagier de vervoerder heeft aangesproken op zijn verplichtingen. Op 16 oktober 2017 heeft de kantonrechter een tussenvonnis gewezen waarin een comparitie van partijen is gelast. De passagier heeft zijn vordering verminderd en verzocht om de comparitie te laten vervallen, wat door de vervoerder is goedgekeurd. De vervoerder heeft vervolgens verzocht om de passagier te veroordelen in de werkelijke proceskosten, waartegen de passagier zich heeft verzet.
In het tussenvonnis is al geoordeeld dat de compensatievergoeding toewijsbaar is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder wettelijke rente verschuldigd is over de vertragingsvergoeding vanaf het moment dat hij in verzuim is geraakt, wat op 28 februari 2016 is vastgesteld. De passagier heeft zijn vordering met betrekking tot de overige kosten ingetrokken, maar de vordering tot proceskosten gehandhaafd. De vervoerder heeft betoogd dat de passagier misbruik heeft gemaakt van procesrecht, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de passagier genoodzaakt was om de procedure aan te spannen om zijn recht op compensatie te verkrijgen.
De kantonrechter heeft uiteindelijk de vervoerder veroordeeld tot betaling van de gevorderde hoofdsom van € 400,00, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten tot een totaal van € 567,08. Daarnaast is de vervoerder veroordeeld tot betaling van een nasalaris van € 50,00, met een verhoging onder bepaalde voorwaarden. Het vonnis is uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2018.