ECLI:NL:RBAMS:2018:4565

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2018
Publicatiedatum
29 juni 2018
Zaaknummer
4933456 CV EXPL 16-10076
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van compensatievergoeding en proceskosten door passagier tegen vervoerder

In deze zaak heeft de passagier, vertegenwoordigd door mr. H. Loonstein, de rechtspersoon EI AI Israel Airlines LTD aangeklaagd voor het betalen van een compensatievergoeding van € 400,00 en bijkomende kosten van € 456,67. De procedure is gestart met een dagvaarding waarin de passagier de vervoerder heeft aangesproken op zijn verplichtingen. Op 16 oktober 2017 heeft de kantonrechter een tussenvonnis gewezen waarin een comparitie van partijen is gelast. De passagier heeft zijn vordering verminderd en verzocht om de comparitie te laten vervallen, wat door de vervoerder is goedgekeurd. De vervoerder heeft vervolgens verzocht om de passagier te veroordelen in de werkelijke proceskosten, waartegen de passagier zich heeft verzet.

In het tussenvonnis is al geoordeeld dat de compensatievergoeding toewijsbaar is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder wettelijke rente verschuldigd is over de vertragingsvergoeding vanaf het moment dat hij in verzuim is geraakt, wat op 28 februari 2016 is vastgesteld. De passagier heeft zijn vordering met betrekking tot de overige kosten ingetrokken, maar de vordering tot proceskosten gehandhaafd. De vervoerder heeft betoogd dat de passagier misbruik heeft gemaakt van procesrecht, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de passagier genoodzaakt was om de procedure aan te spannen om zijn recht op compensatie te verkrijgen.

De kantonrechter heeft uiteindelijk de vervoerder veroordeeld tot betaling van de gevorderde hoofdsom van € 400,00, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten tot een totaal van € 567,08. Daarnaast is de vervoerder veroordeeld tot betaling van een nasalaris van € 50,00, met een verhoging onder bepaalde voorwaarden. Het vonnis is uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2018.

Uitspraak

vonni•s

RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 4933456 CV EXPL 16-10076
vonnis van: 26 maart 2018
fno.: 94

vonnis van de kantonrechter

Inzake

[de passagier] wonende te [woonplaats] eiser

nader te noemen: de passagier gemachtigde: mr. H. Loonstein
tegen

de rechtspersoon naar buitenlands recht EI AI Israel Airlines LTD

gevestigd te Amstelveen gedaagde
nader te noemen: de vervoerder gemachtigde: mr. W.M. Hes

VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Op 16 oktober 2017 is een tussenvonnis gewezen waarin een comparitie van partijen is gelast.
De passagier heeft daarna bij akte zijn vordering verminderd en verzocht de comparitie te laten vervallen.
De vervoerder is daarmee akkoord gegaan.
De vervoerder heeft daarna bij akte (met producties) verzocht de passagier te veroordelen in de werkelijke proceskosten.
De passagier heeft zich daar bij antwoord-akte tegen verzet. Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. De passagier heeft bij dagvaarding veroordeling van de vervoerder gevorderd tot betaling aan de passagier van€ 400,00 aan compensatievergoeding en€ 456,67 aan
maaltijd-, vervoers- en verblijfskosten.
3. In het tussenvonnis is al geoordeeld dat de compensatievergoeding toewijsbaar is. Deze zal dan ook thans worden toegewezen.
4. De vervoerder is de wettelijke rente over de vertragingsvergoeding verschuldigd vanaf het moment dat hij in verzuim is geraakt. Ingevolge art. 6:82 BW treedt verzuim in wanneer de vervoerder in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor nakoming wordt gesteld. De vervoerder is op 22 februari 2016 tot betaling gesommeerd en daarbij is verzocht de vertragingsvergoeding binnen
5dagen· te voldoen. Hieruit volgt dat de vervoerder
5dagen na dagtekening van bovengenoemd bericht in verzuim is geraakt. De wettelijke rente is mitsdien toewijsbaar vanaf 28 februari 2016.
5. De passagier heeft de vordering met betrekking tot de overige kosten ingetrokken en zijn vordering met betrekking tot de proceskosten gehandhaafd.
6. Volgens de vervoerder dient de passagier in de werkelijke proceskosten te worden veroordeeld aangezien de passagier volgens hem misbruik heeft gemaakt van procesrecht. Het was immers voor de passagier al op voorhand duidelijk dat de vordering met betrekking tot de "overige schade" volstrekt kansloos zou zijn, des te meer nu hij al eerder had aangeboden een deel van de schadevergoeding aan de passagier te betalen.
7. De vervoerder heeft in deze procedure verweer gevoerd tegen de gevorderde compensatievergoeding. In het tussenvonnis is de vordering tot betaling van deze vergoeding toewijsbaar geacht. Nu de passagier derhalve genoodzaakt was tot het aanhangig maken van deze procedure om betaling van de compensatievergoeding te verkrijgen, zijn de proceskosten niet nodeloos gemaakt. Dit geldt des te meer nu de vervoerder alleen voor de dagvaarding een vergoeding van een deel van de overige kosten heeft aangeboden en niet is gesteld of gebleken dat hij eerder aan de passagier heeft meegedeeld ook bereid te zijn de compensatievergoeding te betalen. Dat de vordering met betrekking tot de overige kosten een (iets) groter deel van de totale vordering bedraagt maakt dit niet anders.
8. Dit leidt tot de slotsom dat de vervoerder zal worden veroordeeld in de kosten van het geding.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 400,00 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf28 februari 2016 tot aan de voldoening;
veroordeelt de vervoerder in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van de passagier begroot op:
exploot
94,08
salaris
250,00
griffierecht
223,00
totaal
567,08
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt de vervoerder tot betaling van een bedrag van€ 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van€ 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en de vervoerder niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.