Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
7. Minimum omzet
8.Tussentijdse opzegging
10 Opschorting van werkzaamheden
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 juni 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen S&H Productfulfilment B.V. en Patta Exclusive Sneakers B.V. Het geschil betreft een conservatoir beslag van bijna 165.000 euro dat Patta heeft gelegd op de bankrekening van S&H, haar voormalige logistieke dienstverlener. S&H vorderde de opheffing van dit beslag, terwijl Patta zich op het standpunt stelde dat het beslag gerechtvaardigd was vanwege een onverschuldigde betaling die zij had gedaan onder druk van S&H.
De procedure begon met een dagvaarding van S&H op 4 juni 2018, waarin zij de opheffing van het beslag vroeg. Tijdens de zitting op 12 juni 2018 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht en producties ingediend. S&H stelde dat zij voldoende zekerheid had geboden door een bankgarantie aan te bieden, terwijl Patta betwistte dat deze garantie voldoende was. De rechtbank oordeelde dat de door S&H aangeboden bankgarantie niet voldeed aan de eisen van voldoende zekerheid zoals bedoeld in artikel 705 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
De rechtbank overwoog dat Patta aannemelijk had gemaakt dat zij het factuurbedrag onverschuldigd had voldaan, en dat het belang van Patta bij het instandhouden van het beslag zwaarder woog dan het belang van S&H bij opheffing. De vordering van S&H werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van voldoende zekerheid bij het opheffen van conservatoir beslag en de bescherming van partijen die zich in een economisch afhankelijke positie bevinden.