ECLI:NL:RBAMS:2018:4486

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 juni 2018
Publicatiedatum
27 juni 2018
Zaaknummer
13/680048-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor woninginbraak, diefstal van bierfusten en poging tot diefstal uit een auto

Op 26 juni 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam een 25-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, voor meerdere strafbare feiten, waaronder woninginbraak, diefstal van bierfusten en poging tot diefstal uit een auto. De man was op 31 december 2017 betrokken bij een woninginbraak in Amsterdam, waarbij hij samen met anderen een flatscreen, een iPad en een broodrooster heeft gestolen. Daarnaast heeft hij op 13 januari 2018 geprobeerd goederen te stelen uit een auto door een ruit in te slaan. Ook was hij betrokken bij de diefstal van bierfusten van een bedrijfsterrein op 5 november 2017. Tijdens de rechtszitting op 12 juni 2018 heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de vervolging te schorsen. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van de feiten gebaseerd op de bekennende verklaring van de verdachte en verschillende proces-verbaal van aangifte en sporenonderzoek. De rechtbank heeft rekening gehouden met de materiële schade die de benadeelde partij heeft geleden en heeft de vordering tot schadevergoeding toegewezen. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd aan de voorwaardelijke straf, waaronder meldplicht en behandeling door een zorgverlener. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte in overweging heeft genomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/680048-18
Datum uitspraak: 26 juni 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats]
thans gedetineerd in het Justitieel Complex [naam JC] te [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 juni 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. P.C. Velleman, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. P. Scholte, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting van 12 juni 2018 – ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 31 december 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een pand (perceel [adres 1]
, eigendom van Woningbouwvereniging Stadgenoot) heeft weggenomen een
flatscreen en/of een i-pad en/of een broodrooster, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] en/of [naam 2] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij hij, verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot voornoemd
pand heeft/hebben verschaft en/of die weg weg te nemen goederen onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2.
hij op of omstreeks 13 januari 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een personenauto (kenteken [kenteken] ) weg te nemen een of meerdere goederen, geheel of ten dele toebehorend aan [naam 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en zich daarbij de toegang tot voornoemd voertuig te verschaffen
en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van
braak en/of verbreking, naar voornoemde personenauto is toegegaan waarna hij,
verdachte, een ruit van voornoemde auto heeft ingeslagen en/of ingetikt;
3.
(gevoegde zaak 741263-17)
primair
hij op of omstreeks 05 november 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening in/uit een bedrijf/bedrijfsterrein (perceel [adres 2] ) heeft weggenomen een of meerdere (bier)fusten, geheel op ten dele toebehorend aan [naam 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemd bedrijf/bedrijfsterrein heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair
hij op of omstreeks 05 november 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een bedrijf/bedrijfsterrein (perceel
[adres 2] ) weg te nemen een of meerdere (bier)fusten, geheel of ten dele
toebehorend aan [naam 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem,
verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemd
bedrijf/bedrijfsterrein te verschaffen en/of die weg te nemen een of meer
fusten onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking
en/of inklimming, nar voornoemd bedrijf/bedrijfsterrein is toegegaan waarna
hij, verdachte en/of zijn mededader(s) voornoemd bedrijfsterrein is/zijn
opgegaan en/of een of meer fusten heeft/hebben verplaatst.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1.
op 31 december 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand (perceel [adres 1]
, eigendom van Woningbouwvereniging Stadgenoot) heeft weggenomen een
flatscreen en een iPad en een broodrooster, toebehorende aan [naam 1] en/of [naam 2] , waarbij hij, verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot voornoemd
pand hebben verschaft door middel van braak;
2.
op 13 januari 2018 te Amsterdam, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto (kenteken [kenteken] ) weg te nemen een of meerdere goederen, toebehorend aan [naam 3] , en zich daarbij de toegang tot voornoemd voertuig te verschaffen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, naar voornoemde personenauto is toegegaan waarna hij, verdachte, een ruit van voornoemde auto heeft ingeslagen;
3. primair
op 5 november 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van een bedrijfsterrein (perceel [adres 2] ) heeft weggenomen (bier)fusten, toebehorend aan [naam 4] , en zich daarbij de toegang tot voornoemd bedrijfsterrein hebben verschaft door middel van braak.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank stelt vast dat sprake is van een bekennende verdachte, zoals bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en dat daarom kan worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, zoals in rubriek 4 is vermeld, op grond van de volgende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1, 2 en 3 primair
1.
De bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting van 12 juni 2018 heeft afgelegd zoals neergelegd in het proces-verbaal van die terechtzitting.
Ten aanzien van feit 1
2.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2018000113-1 van 2 januari 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 1] , inhoudende de verklaring van [naam 2] mede namens Wbv Stadgenoot en [naam 1] , doorgenummerde pag. 1-25 (met bijlagen).
3.
Een proces-verbaal van sporenonderzoek met nummer 2018000113-6 van 8 januari 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 2] , doorgenummerde pag. 26-29.
4.
Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 1 februari 2018, nummer 2018.01.17.195, opgemaakt door A.I. Berghout MSc. NFI-deskundige forensisch DNA-onderzoek.
Ten aanzien van feit 2
5.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2018009568-1 van 13 januari 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 3] , inhoudende de verklaring van [naam 5] namens [naam 3] , doorgenummerde pag. 1-2.
6.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2018009568-3 van 2 maart 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 4] , doorgenummerde pag. 6-13 (met bijlagen).
7.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2018009568-2 van 2 februari 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 5] , doorgenummerde pag. 14-16 (met bijlagen).
Ten aanzien van feit 3 primair
8.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2017233903-1 van 5 november 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 6] , inhoudende de verklaring van [naam 6] namens [naam 4] , doorgenummerde pag. 5-6.
9.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2017233903-11 van 5 november 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 7] , doorgenummerde pag. 11-12.
10.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2017233903-10 van 5 november 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam opsporingsambtenaar 8] en [naam opsporingsambtenaar 9] , doorgenummerde pag. 13-14.
11.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2017233903-33 van 6 november 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 10] , doorgenummerde pag. 25-27.
12.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2017233903-32 van 6 november 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 10] , doorgenummerde pag. 28-31.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1, 2 en 3 primair bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren. De officier van justitie heeft gevorderd dat de bijzondere voorwaarden worden opgelegd zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport van 21 maart 2018.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op het reclasseringsadvies van 21 maart 2018, verzocht aan verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen. De raadsman heeft verzocht daarbij in matigende zin af te wijken van de eis van de officier van justitie.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een woninginbraak, waarbij het hele huis is doorzocht en een enorme puinhoop is veroorzaakt. De benadeelde partij heeft hierdoor veel materiële schade geleden. Daarnaast is door het handelen van verdachte een grote inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid bij de benadeelde. De woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen. Bovendien zorgen woninginbraken voor gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal uit een auto, waarbij de ruit van de auto is ingeslagen. Ook heeft verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal van bierfusten, door middel van braak. Dit zijn zeer ergerlijke feiten, waarmee schade en overlast is veroorzaakt, en waarmee verdachte heeft aangetoond geen respect te hebben voor andermans eigendommen.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank straffen in vergelijkbare zaken, zoals neergelegd in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, als uitgangspunt genomen. Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 16 mei 2018, waaruit volgt dat hij eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten. De onderhavige strafbare feiten rechtvaardigen het opleggen van een gevangenisstraf van langere duur.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het reclasseringsrapport van 21 maart 2018, waarin de noodzaak van een voorwaardelijk strafdeel uiteen is gezet. Uit het rapport blijkt het volgende. Financieel gewin en een negatief sociaal netwerk spelen een rol bij de totstandkoming van het delictgedrag van verdachte. Maar ook het ontbreken van stabiliteit op het gebied van huisvesting, een onstabiele financiële situatie en zijn levenshouding (leven van dag tot dag) hebben invloed op zijn functioneren. Het is van belang dat verdachte binnen een strak kader structuur krijgt aangeboden om zijn leven te ordenen. Verder is versteviging bij het maken van de juiste keuzes, omgaan met tegenslagen, praten over problemen en het stellen van grenzen noodzakelijk. Elektronische controle kan verdachte daarbij ondersteunen. De rechtbank neemt dit advies over en legt verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op met de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in dit rapport.

9.De vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [naam 2] vordert € 763,95 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Verder dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [naam 2] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 en 3 primair
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
ten aanzien van feit 2
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
12 maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
4 maanden, van deze gevangenisstraf
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht
Veroordeelde meldt zich na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Wibautstraat 12 te Amsterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft in een begeleid wonen traject zoals [naam begeleid wonen] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde is reeds aangemeld bij Accuraat. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Locatiegebod
Veroordeelde zal op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig zijn op het verblijfadres van het begeleid wonen traject. Het locatiegebod wordt gecontroleerd met een elektronisch controlemiddel, met een maximum van 6 maanden of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht. Veroordeelde heeft op doordeweekse dagen een aaneengesloten blok van 12 uur ter invulling van zijn dagbesteding. In de weekenden heeft veroordeelde 4 uur per dag vrij te besteden. Wanneer veroordeelde op doordeweekse dagen geen dagbesteding heeft, heeft hij 2 uur vrij te besteden. De precieze tijdstippen worden vooraf vastgesteld door de reclassering, in overleg met betrokkene en afhankelijk van de dagbesteding.
Wanneer een begeleid wonen traject is gerealiseerd dan zal veroordeelde worden aangesloten aan de enkelband, zodat er sprake kan zijn van een locatiegebod. De reclassering zal zorgdragen voor plaatsing in een woontraject waarvan bekend is dat veroordeelde kan worden aangesloten aan een enkelband. Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft.
Veroordeelde werkt mee aan elektronische controle op dit locatiegebod. Veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische controle nodig is dat betrokkene in Nederland blijft.
Zinvolle dagbesteding
Veroordeelde werkt mee aan het hebben en behouden van een zinvolle dagbesteding, ook als dit inhoudt meewerken aan een werk- en leertraject via WPI of bij een soortgelijke instelling.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam 2], wonende te [woonplaats] toe tot een bedrag van € 763,95 (zevenhonderd drieënzestig euro en vijfennegentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (31 december 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [naam 2] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte verder in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[naam 2] , te betalen de som van € 763,95 (zevenhonderd drieënzestig euro en vijfennegentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (31 december 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de hiervoor genoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. A.W.C.M. van Emmerik en L. Dolfing, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.N. van den Broek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 juni 2018.