ECLI:NL:RBAMS:2018:4483

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 juni 2018
Publicatiedatum
26 juni 2018
Zaaknummer
6831963 EA VERZ 18-316
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod tot aanvang van werkzaamheden door de Vereniging van Eigenaars in een VVE-zaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 1 juni 2018, is een verzoekster, vertegenwoordigd door mr. E. Zondervan, in conflict met de Vereniging van Eigenaars (VVE), vertegenwoordigd door mr. T. Delmée. De zaak betreft een incident waarin de verzoekster vraagt om een verbod op de voorgenomen werkzaamheden aan de liften van het appartementencomplex, omdat deze werkzaamheden haar appartement onbereikbaar maken. De kantonrechter, C.W. Inden, heeft de mondelinge behandeling geleid en de standpunten van beide partijen gehoord.

De kantonrechter oordeelt dat de VVE als collectief belanghebbende een redelijk voorstel moet doen aan de verzoekster, wanneer haar appartement door renovatiewerkzaamheden niet bereikbaar is. Het enige voorstel dat de VVE heeft gedaan, namelijk een financiële compensatie van 2500 gulden, wordt door de kantonrechter als onredelijk beschouwd, omdat dit bedrag niet toereikend is voor de verzoekster om alternatieve woonruimte te vinden. De kantonrechter benadrukt dat de redelijkheid en billijkheid de verhouding tussen de eigenaren binnen de VVE beheersen.

Uiteindelijk besluit de kantonrechter om de VVE te verbieden de werkzaamheden aan de liften uit te voeren totdat er een beslissing in de hoofdzaak is genomen of totdat er een traplift is geplaatst die de verzoekster toegang geeft tot haar appartement. Dit verbod gaat gepaard met een dwangsom van € 30.000,00 bij overtreding. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en verdere beslissingen worden aangehouden tot 22 juni 2018.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
Team kanton
zaaknummer: 6831963 EA VERZ 18-316
datum uitspraak: 1 juni 2018
func.: 454
proces-verbaal van mondelinge uitspraak in de zaak van
[verzoekster]
wonende te [woonplaats]
verzoekster
gemachtigde: mr. E. Zondervan
t e g e n
de vereniging Vereniging van Eigenaars [naam VvE] gevestigd te [vestigingsplaats]
statutair gevestigd te [vestigingsplaats]
verweerster
gemachtigde: mr. T. Delmée
Partijen worden hierna [verzoekster] en de VVE genoemd.
Tegenwoordig zijn mr. C.W. Inden kantonrechter, en dhr. T. Weller griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
  • [verzoekster] voornoemd, vergezeld door de gemachtigde
  • Voor de VVE [naam 1] (namens de beheerder van de VVE ) en [naam 2] (voorzitter), vergezeld door de gemachtigde.

1.De mondelinge behandeling:

Partijen hebben hun standpunten toegelicht en op elkaars standpunten gereageerd.
De kantonrechter sluit de behandeling van de zaak en deelt partijen mee dat hij mondeling uitspraak zal doen in het incident.
De kantonrechter doet de volgende uitspraak.

2.De gronden van de beslissing in het incident

Naar het oordeel van de kantonrechter kan de vordering in het incident niet anders begrepen worden dan dat een verbod tot aanvang van de werkzaamheden is gevraagd totdat in de hoofdzaak is beslist. De VVE heeft zich hierover ook voldoende kunnen uitlaten.
De verhouding tussen de eigenaren binnen een VVE worden beheerst door de redelijkheid en billijkheid. Dat brengt met zich dat als door een renovatie een lid van de VVE diens appartement niet kan gebruiken, de VVE als collectief belanghebbende bij die renovatie een redelijk voorstel moet doen. Het antwoord op de vraag wat een redelijk voorstel is hangt af van alle omstandigheden van het geval, waaronder de kosten van de verschillende mogelijke oplossingen. Van het betrokken lid van de VVE , in dit geval [verzoekster] , mag verwacht worden dat zij in beginsel het minst dure en bezwarende alternatief aanvaardt, ook als dat voor haar overlast – bijvoorbeeld door een verhuizing – met zich brengt en ook als zij daardoor tijdelijk niet alle voorzieningen ter beschikking heeft die zij thuis heeft.
Het enige voorstel dat de VVE aan mevrouw [verzoekster] heeft gedaan is betaling van een bedrag van het equivalent in euro’s van 2500 gulden. Dat is in ieder geval geen redelijk voorstel, nu gesteld noch gebleken is dat [verzoekster] hiermee een alternatieve woonruimte kan betalen, terwijl voorts niet is gebleken dat een dergelijke ruimte beschikbaar is.
De kantonrechter acht het gevorderde verbod de werkzaamheden aan te vangen totdat in de hoofdzaak is beslist dan ook toewijsbaar. Daaraan zal worden toegevoegd dat het verbod ook eindigt indien door de VVE een traplift tot de woning van [verzoekster] wordt geplaatst, nu de VVE terecht heeft aangevoerd dat die oplossing door [verzoekster] in ieder geval als redelijk voorstel wordt beschouwd, zo blijkt uit het verzoek ten gronde. Dat sluit overigens niet uit dat van [verzoekster] kan worden gevergd een ander – minder duur – redelijk voorstel te accepteren.

3.De beslissing

De kantonrechter:
in het incident:
3.1.
verbiedt bij voorlopige voorziening de VVE de voorgenomen werkzaamheden aan de liften uit te voeren totdat ofwel in de hoofdzaak is beslist, ofwel een traplift is geplaatst waarmee [verzoekster] de verdieping kan bereiken waarop haar appartement gevestigd is, op straffe van een dwangsom van € 30.000,00;
3.2.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan;
In de hoofdzaak:
3.4.
houdt iedere beslissing aan tot 22 juni 2018.
Waarvan proces-verbaal,
De griffier De kantonrechter