ECLI:NL:RBAMS:2018:4470

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 juni 2018
Publicatiedatum
26 juni 2018
Zaaknummer
13/650694-16 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een docent voor ontuchtige handelingen met een minderjarige leerlinge en bezit van kinderpornografisch materiaal

Op 26 juni 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een docent, die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een minderjarige leerlinge en het bezit van kinderpornografisch materiaal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2016 tot en met 22 oktober 2016 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een leerlinge, die op dat moment jonger was dan zestien jaar. Dit gebeurde via webcamcontact, waarbij de verdachte de leerlinge heeft aangespoord zich te ontkleden en zijn geslachtsdeel te tonen. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte in het bezit was van kinderpornografische afbeeldingen van een andere minderjarige, die hij had ontvangen in het kader van een seksuele relatie. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een derde feit, namelijk het bezit van video's met seksuele gedragingen tussen een mens en een paard, omdat niet bewezen kon worden dat hij opzettelijk deze video's in zijn bezit had. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 51 dagen, waarvan 50 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 160 uren. Tevens is de externe harde schijf, waarop het kinderpornografisch materiaal was opgeslagen, onttrokken aan het verkeer. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en ambulante behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/650694-16 (Promis)
Datum uitspraak: 26 juni 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] ,
[woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 juni 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.L. Kwaspen, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L.M.L. van Berkel, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte zijn drie feiten ten laste gelegd. Deze feiten houden – kort gezegd – het volgende in.
Feit 1
Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij in de periode van 1 september 2015 tot en met
7 november 2016 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 1] (hierna [slachtoffer 1] ). Zij was destijds jonger dan zestien jaar en verdachte was een docent op haar middelbare school. [slachtoffer 1] zou haar ontblote bovenlichaam middels een webcam aan verdachte hebben getoond en verdachte zou voor de webcam zijn (stijve) penis aan haar hebben laten gezien en hebben gemasturbeerd.
Feit 2
Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij in de periode van 6 november 2013 tot en met
21 november 2016 een externe harde schijf voorhanden heeft gehad met daarop seksueel getinte foto’s van [slachtoffer 2] , die destijds de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt. Drie van de foto’s zijn in de tenlastelegging beschreven.
Feit 3
Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij op 21 november 2016 een externe harde schijf voorhanden heeft gehad met daarop video’s van seksuele gedragingen, waarbij een persoon en een paard waren betrokken. De video’s zijn nader beschreven in de tenlastelegging.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Feit 1
Volgens de officier van justitie kunnen de ontuchtige handelingen met [slachtoffer 1] worden bewezen op grond van de aangifte, de verklaring van verdachte in het verhoor bij de politie en de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Feit 2
De officier van justitie acht verder het voorhanden hebben van kinderpornografische afbeeldingen bewezen. De aangetroffen afbeeldingen zijn specifiek omschreven en verdachte en [slachtoffer 2] hebben verklaard over de totstandkoming van deze afbeeldingen.
Feit 3
Volgens de officier van justitie kan ook worden bewezen dat verdachte video’s in zijn bezit heeft gehad, waarop seksuele handelingen tussen mens en dier zichtbaar zijn. Verdachte heeft weliswaar ter terechtzitting verklaard dat hij deze video’s via WhatsApp heeft ontvangen en daarna meteen heeft verwijderd, maar de video’s zijn aangetroffen op een externe harde schijf van verdachte. De verklaring van verdachte dat de video’s middels het maken van een back-up van zijn telefoon op de harde schijf terecht zijn gekomen, acht de officier van justitie niet aannemelijk. Niet is gebleken dat verdachte bewust de video’s heeft verwijderd om zich ervan te distantiëren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Feit 1
De raadsvrouw van verdachte is van mening dat op grond van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte de ontuchtige handelingen met [slachtoffer 1] kunnen worden bewezen. Zij is echter wel van mening dat de ten laste gelegde periode te ruim is. Op basis van het bewijs in het dossier meent zij dat de periode van 11 september 2016 tot en met
22 oktober 2016 bewezen kan worden.
Feit 2
Volgens de raadsvrouw kunnen de aangetroffen foto’s van [slachtoffer 2] als kinderpornografie worden aangeduid nu vast staat dat [slachtoffer 2] op dat moment minderjarig was.
Feit 3
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het bezit van pornografische video’s tussen mens en dier. Verdachte heeft de video’s toegestuurd gekregen, deze als onwenselijk ervaren en verwijderd. Hij was daarmee in de veronderstelling dat hij de filmpjes niet langer in zijn bezit had. Zodoende ontbreekt het opzet op het in bezit hebben van deze video’s.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak van feit 3
De rechtbank is met de raadsvrouw van mening dat verdachte van het derde ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Uit de stukken blijkt dat de in de tenlastelegging bedoelde video’s op de externe harde schijf van verdachte terecht zijn gekomen. Verdachte heeft hierover ter terechtzitting verklaard dat hij deel uitmaakt van een WhatsApp-groep, dat een lid van die groep een WhatsApp-bericht met een link heeft gestuurd, en dat verdachte via die link de bewuste pornografische video’s tussen mens en dier heeft gedownload zonder dat hij wist wat de inhoud van die video’s was. Toen verdachte bekend raakte met de inhoud daarvan, heeft hij deze video’s meteen verwijderd. Verdachte vermoedt dat de video’s bij het maken van een back-up van de telefoon op zijn computer niettemin op zijn harde schijf terecht zijn gekomen.
Verdachte is niet eerder in de gelegenheid gesteld om zich te verweren met betrekking tot dit feit. Verdachte is namelijk niet over dit feit gehoord bij de politie. Indien verdachte hierover eerder had kunnen verklaren, had de politie nader onderzoek kunnen verrichten naar het door verdachte geschetste scenario. Dit is niet gebeurd. Zodoende is het bestandpad van de bewuste video’s voor de rechtbank onbekend. Onduidelijk is welke naam de video’s hadden of in welke map de video’s stonden opgeslagen op de externe harde schijf. Uit het dossier en de verklaring van verdachte ter terechtzitting heeft de rechtbank niet de overtuiging gekregen dat verdachte met opzet de omstreden video’s in bezit heeft gehad. Nu verdachte stellig ontkent te hebben geweten dat hij nog in het bezit was van deze video’s en de bewijsmiddelen zijn verklaring niet kunnen weerleggen, volgt de rechtbank het door verdachte geschetste scenario. De rechtbank ziet geen aanleiding tot aanhouding van de zaak om nader onderzoek te laten doen naar het verweer van verdachte, omdat het feit dat verdachte pas op zitting over dit feit heeft verklaard is toe te rekenen aan justitie.
4.3.2
Bewijsmotivering ten aanzien van feit 1 en 2
Feit 1
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. Verdachte is op 1 september 2015 in dienst getreden bij het [naam school] . Daar heeft hij [slachtoffer 1] ontmoet, een leerlinge van het college. Zij zat toen in de brugklas en verdachte heeft haar enige tijd lesgegeven. Er ontstond vriendschappelijk contact, dat meer was dan een reguliere relatie tussen leraar en leerling. Na verloop van tijd ging dit over in seksueel contact. Zo is webcam contact geweest tussen verdachte en [slachtoffer 1] . Zij heeft, desgevraagd, met ontkleed bovenlichaam zich voor de webcam aan verdachte laten zien. Verdachte heeft voor de webcam zijn (stijve) penis laten zien en gemasturbeerd.
De rechtbank stelt vast dat de tenlastelegging inconsistenties bevat ten aanzien van het eerste feit. De rechtbank kan de tenlastelegging niet anders uitleggen dan dat het voor de webcam tonen van zijn (stijve) penis en het masturberen slaat op gedragingen door verdachte, maar dat het uitkleden en/of het omhoog houden van het shirt slaat op gedragingen door [slachtoffer 1] . De officier van justitie heeft kennelijk ook gedragingen door [slachtoffer 1] aan verdachte ten laste willen leggen. De door verdachte gepleegde gedragingen bestaan uit het voeren van seksueel geladen (video)chatgesprekken, waarin hij [slachtoffer 1] ertoe heeft gebracht haar ontblote bovenlichaam aan hem te tonen. De rechtbank begrijpt dit aldus dat door [slachtoffer 1] te bewegen tot het over en weer plegen van ontucht, ook de gedragingen door [slachtoffer 1] aan verdachtes handelen zijn te wijten. Uit de verschillende verklaringen van verdachte en hetgeen zijn raadsvrouw ter terechtzitting heeft aangevoerd, leidt de rechtbank af dat ook de verdediging de tenlastelegging zo heeft begrepen.
Het verweer van de raadsvrouw ziet op de ten laste gelegde periode. De rechtbank volgt dit verweer in zoverre dat de ontuchtige handelingen zijn gepleegd tot en met 22 oktober 2016. Dat is het moment dat de moeder van [slachtoffer 1] haar heeft betrapt tijdens een videochat met verdachte. Bij het bepalen van het begin van de pleegperiode is van belang dat [slachtoffer 1] in haar aangifte heeft verklaard dat het facebookcontact na de kerstvakantie van 2015/2016 is begonnen. Zij heeft tevens verklaard dat ze in de periode tot mei 2016 al eens een naaktfoto naar hem heeft verstuurd. De ontuchtige handelingen zijn zodoende begonnen tussen het einde van de kerstvakantie en mei 2016. De rechtbank acht daarom de periode 1 januari 2016 tot en met 22 oktober 2016 bewezen.
Feit 2
De rechtbank gaat van de volgende feiten en omstandigheden uit. Op de harde schijf van verdachte zijn 34 naaktfoto’s van [slachtoffer 2] (hierna [slachtoffer 2] ) aangetroffen. [slachtoffer 2] was destijds 15 en 16 jaar oud, verdachte was zes jaar ouder. Verdachte en [slachtoffer 2] waren collega’s bij een supermarkt en hebben er enige tijd een seksuele relatie op na gehouden. Binnen deze relatie hebben verdachte en [slachtoffer 2] naaktfoto’s aan elkaar gestuurd, die verdachte nadien nog steeds in zijn bezit had. [slachtoffer 2] heeft in een informatief gesprek met de politie verklaard dat zij nooit door verdachte tot iets gedwongen is en dat zij niet slecht terugkijkt op haar ervaringen met verdachte.
Het bezit van kinderpornografische afbeeldingen van [slachtoffer 2] acht de rechtbank met de officier van justitie bewezen. De raadsvrouw heeft ten aanzien van dit feit geen verweer gevoerd. De rechtbank volstaat hier dan ook met een verwijzing naar de bewijsmiddelen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen opgenomen in bijlage II bewezen dat verdachte
Feit 1
op tijdstippen in de periode vanaf 1 januari 2016 tot en met 22 oktober 2016 te Weesp, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft verdachte meermalen met die [slachtoffer 1] seksueel geladen (video)chatgesprekken gevoerd,
bestaande uit het door [slachtoffer 1] zich gedeeltelijk uitkleden en/of het omhoog houden van het shirt, in elk geval de bovenkleding, terwijl die [slachtoffer 1] door middel van een webcam voor verdachte geheel of gedeeltelijk zichtbaar was en het voor de webcam tonen van zijn stijve penis en zichzelf masturberen, terwijl verdachte het feit beging tegen een aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige;
Feit 2
hij in de periode vanaf 6 november 2013 tot en met 21 november 2016 te Weesp, een gegevensdrager (Samsung externe harde schijf), bevattende een hoeveelheid afbeeldingen, te weten foto’s, van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken in bezit heeft gehad,
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
Op deze foto zijn het naakte bovenlichaam en gezicht van een meisje afgebeeld met een geschatte leeftijd van 13-16 jaar. Het meisje is geïdentificeerd als [slachtoffer 2] . Het meisje lijkt de foto met zelfontspanner te maken. Ze kijkt in de camera.
FileName [filename]
Op deze foto is een naakt meisje afgebeeld, met een geschatte leeftijd van 13-16 jaar. Het meisje is geïdentificeerd als [slachtoffer 2] . De foto lijkt te zijn genomen met een zelfontspanner en is een beetje van onderen genomen. [slachtoffer 2] staat poserend met haar rechterzijkant bij de camera, met haar billen iets naar de camera toegedraaid. Zij kijkt over haar rechterschouder in de camera en heeft haar linkerhand langs haar linkerwang gelegd.
FileName : [filename]
Op deze foto, een selfie, is een volledig naakt meisje met een geschatte leeftijd van 13-l6 jaar afgebeeld, dat is geïdentificeerd als [slachtoffer 2] . Zij staat in een buitenomgeving, met bomen op de achtergrond.
FileName [filename] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaar. Zij wil dat de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden aan verdachte worden opgelegd. Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging van een taakstraf van 200 uren gevorderd, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen.
De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat met name het eerste feit zeer ernstig is. Verdachte heeft een 12-jarige leerling via een webcam naar hem laten kijken terwijl zijn penis in stijve toestand was. Tevens heeft hij haar ertoe bewogen zich voor hem te ontkleden. Verdachte heeft hiermee de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] ernstig geschonden.
Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat de externe harde schijf zal worden onttrokken aan het verkeer.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de full-time baan van verdachte door de gevorderde taakstraf ter hoogte van 200 uren te matigen. De raadsvrouw verzet zich niet tegen een eventuele verhoging van de voorwaardelijke gevangenisstraf als gevolg van die matiging.
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht te bepalen dat verdachte de externe harde schijf terugkrijgt, dan wel te bepalen dat hij de overige niet-kinderpornografische bestanden van de externe harde schijf terugkrijgt voordat de externe harde schijf zal worden onttrokken aan het verkeer.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank legt een gevangenisstraf op van 51 dagen, waarvan 50 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast legt de rechtbank een taakstraf op ter hoogte van 160 uren. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Ernst feit 1
Verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd met een leerlinge van de school waar hij les gaf. Dat [slachtoffer 1] een aan verdachtes opleiding toevertrouwde minderjarige was, rekent de rechtbank hem zwaar aan. Er was sprake van een scheve machtsverhouding en een aanzienlijk leeftijdsverschil. [slachtoffer 1] draagt, zoals ook is gebleken uit de verklaring van haar stiefvader op de terechtzitting, nog steeds de gevolgen van het feit.
Ernst feit 2
Het bezit van kinderpornografische afbeeldingen is een verwerpelijk feit. In het geval van verdachte zijn het echter unieke afbeeldingen, die [slachtoffer 2] vrijwillig in het kader van haar relatie met verdachte naar hem heeft gestuurd. Uit de verklaring van [slachtoffer 2] kan worden afgeleid dat zij hieraan geen negatieve gevolgen heeft overgehouden. Het bezit zag dus niet op verspreiding van kinderporno en leverde geen bijdrage aan de instandhouding van de kinderporno-industrie. Alhoewel verdachte beter had moeten weten, behoort dit feit tot een lichte variant van bezit van kinderpornografische afbeeldingen.
Strafoplegging
Verdachte erkent de ernst van de feiten en de aanzienlijke gevolgen die de ontuchtige handelingen voor [slachtoffer 1] met zich hebben meegebracht. De rechtbank ziet hierin aanleiding om bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat het voornaamste belang is dat verdachte zulke feiten in de toekomst niet meer pleegt. De rechtbank begrijpt dat verdachte naar aanleiding van de aan hem ten laste gelegde feiten op eigen initiatief in behandeling is gegaan bij De Waag. Ondanks dat verdachte van goede wil lijkt, ziet de rechtbank noodzaak voor een flinke stok achter de deur. Daarbij is ook van belang dat de behandeling van verdachte bij De Waag zich nog in een pril stadium bevindt. De rechtbank legt daarom een hogere voorwaardelijke gevangenisstraf op met een langere proeftijd dan gevorderd door de officier van justitie. De rechtbank verbindt hieraan de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd. Het verbod om bepaalde werkzaamheden te verrichten zal nader worden geconcretiseerd, omdat ‘niet werken met minderjarigen’ te ruim is geformuleerd. Verdachte zal niet mogen werken in het onderwijs en geen werkzaamheden mogen verrichten waarbij minderjarigen aan hem zijn toevertrouwd in de hoedanigheid van zijn functie.
De rechtbank acht naast de voorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf aangewezen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, althans als die van serieuze omvang zou zijn, is naar het oordeel van de rechtbank te zwaar, mede gelet op de houding van verdachte ter terechtzitting en de door hem gestarte behandeling. De combinatie van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf kan echter niet worden opgelegd, omdat voor het bezit van kinderpornografische afbeeldingen het taakstrafverbod van artikel 22b lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) geldt, tenzij daarnaast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd (22b lid 3 Sr). De rechtbank ziet zich daardoor genoodzaakt om naast de taakstraf een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen ter hoogte van 1 dag.

8.Beslag

Onder verdachte is een Samsung externe harde schijf in beslag genomen.
Met behulp van dit voorwerp is het tweede bewezen geachte feit begaan. De rechtbank is van oordeel dat de externe harde schijf niet aan verdachte kan worden teruggegeven, omdat de kans bestaat dat de kinderpornografische afbeeldingen op die schijf na verwijdering toch te reproduceren zijn. Dat de bestanden verdwijnen kan alleen worden gegarandeerd door het voorwerp aan het verkeer te onttrekken. De Samsung externe harde schijf zal daarom worden onttrokken aan het verkeer.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22b, 22c, 22d, 36b, 36c, 57, 240b, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het derde ten laste gelegde feit niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte,
[verdachte], het onder één en twee ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1
met iemand beneden de leeftijd van 16 jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige
Feit 2
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
51 (éénenvijftig) dagen.Beveelt dat een gedeelte, groot
50 (vijftig) dagen,van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 3 (drie) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
-zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
-medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
Meldplicht
- zich meldt bij Reclassering Nederland wanneer hij hiertoe uitgenodigd wordt. Verdachte
blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren.
Ambulante behandeling
- zich laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de
reclassering. Betrokkene is reeds aangemeld bij De Waag en staat op de wachtlijst. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de
behandeling.
Controle digitale gegevensdragers
- zich onthoudt van op welke wijze dan ook :
• seksueel getint communiceren met minderjarigen;
• gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan
worden verkregen;
• gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met
minderjarigen wordt gecommuniceerd.
Het toezicht op deze voorwaarde kan onder andere bestaan uit controles van computers en andere apparatuur. Betrokkene werkt mee aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek.
Verbod bepaalde werkzaamheden
- niet mag werken in het onderwijs en geen werkzaamheden, al dan niet vrijwillig, mag verrichten waarbij minderjarigen aan hem zijn toevertrouwd in de hoedanigheid van zijn functie.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 160 (honderdzestig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 80 dagen.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: Samsung externe harde schijf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en O.P.M. Fruytier, rechters
en mr. S. Drent, griffier.
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 juni 2018.