ECLI:NL:RBAMS:2018:4468

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juni 2018
Publicatiedatum
26 juni 2018
Zaaknummer
6532193 CV EXPL 17-29068
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallig loon en ziektewetuitkering door vrachtwagenchauffeur tegen uitzendbureau

In deze zaak vorderde een vrachtwagenchauffeur, eiser, dat zijn werkgever, Teamflex Personeelsdiensten B.V., hem achterstallig loon en een ziektewetuitkering zou betalen. Eiser had zich in november 2016 ziek gemeld, maar Teamflex weigerde betaling op basis van de stelling dat eiser per 1 december 2016 hersteld was, tenzij hij zich opnieuw ziek meldde. De procedure begon met een dagvaarding op 5 december 2017, gevolgd door een comparitie op 28 mei 2018, waar beide partijen hun standpunten toelichtten. De kantonrechter oordeelde dat eiser niet voldoende had aangetoond dat hij ziek was in de periode waarin hij loon vorderde. De kantonrechter stelde vast dat eiser, ondanks zijn ziekmelding, geen arbeid had verricht en zich niet opnieuw ziek had gemeld. Hierdoor was Teamflex niet verplicht om loon te betalen. Daarnaast werd vastgesteld dat eiser geen recht had op een ziektewetuitkering, omdat het UWV had geoordeeld dat hij meer kon verdienen dan 65% van zijn eerdere loon. De kantonrechter wees de vordering van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 6532193 CV EXPL 17-29068
vonnis van: 25 juni 2018

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiser]

wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: voorheen mr. P.A.R. Dijkers en mr. A.T. Tilburg, thans procederend in persoon
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Teamflex Personeelsdiensten B.V.
gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: Teamflex
gemachtigde: mr. K.C. de Koning

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:
- de dagvaarding van 5 december 2017 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het instructievonnis van 26 februari 2018.
Vervolgens is een datum voor comparitie bepaald. De comparitie heeft plaatsgevonden op 28 mei 2018. [eiser] is in persoon verschenen. Namens Teamflex zijn [naam 1] en [naam 2] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Teamflex heeft ter zitting een aanvullende productie overgelegd. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
Sinds 30 juli 2013 is [eiser] voor Teamflex werkzaam geweest als vrachtwagenchauffeur op basis van verschillende uitzendovereenkomsten.
1.2.
[eiser] is ten gevolge van ernstige rugklachten met ingang van 2 september 2015 arbeidsongeschikt.
1.3.
Met ingang van 29 augustus 2016 is [eiser] passend werk gaan verricht als asfaltinspecteur. Hiertoe is een uitzendovereenkomst aangegaan welke van rechtswege is geëindigd op 1 januari 2017.
1.4.
Per 29 oktober 2016 heeft [eiser] geen ziektewetuitkering meer ontvangen, omdat het UWV heeft geoordeeld dat hij meer kon verdienen dan 65% van het loon dat hij verdiende voorafgaand aan de ziekmelding op 2 september 2015.
1.5.
Op 25 november 2016 heeft [eiser] zich opnieuw ziek gemeld.
1.6.
Op 28 november 2016 heeft [eiser] een gesprek gehad met de arbodienst. De bedrijfsarts heeft in zijn rapportage van dit gesprek het volgende opgenomen:
“Afgesproken dat we uitgaan van herstel per donderdag[1 december 2016, ktr]
tenzij werknemer donderdag voor 09:30u contact opneemt. werknemer is akkoord.”
1.7.
Teamflex is een eigenrisicodrager voor de ziektewet.

Vordering

2. [eiser] vordert dat Teamflex bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 1.481,79 aan achterstallig brutosalaris over de maand december 2016, te vermeerderen met de maximale wettelijke verhoging op grond van artikel 7:625 Burgerlijk Wetboek en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 december 2017;
b. € 350,84 bruto per week aan ziektewetuitkering vanaf 1 januari 2017 tot 2 september 2017, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 december 2017;
c. de proceskosten.
3. [eiser] stelt hiertoe dat hij zich op 25 november 2016 ziek heeft gemeld. Hij betwist de afspraak met de bedrijfsarts dat uitgegaan wordt van herstel per 1 december 2016, tenzij hij zich vóór of op 1 december 2016 opnieuw ziekmeldde. Er is dus geen sprake van ‘geen arbeid, geen loon’ in december 2016, maar van ziekte en Teamflex dient het salaris over december 2016 daarom gewoon uit te betalen. Per 1 januari 2017 is [eiser] ziek uit dienst gegaan. Teamflex moet als eigenrisicodrager voor de ziektewet zorgdragen voor betaling van ziektewetuitkering.

Verweer

4. Teamflex voert gemotiveerd verweer. Zij wijst op afspraak tussen [eiser] en de bedrijfsarts zoals weergegeven in de rapportage. Teamflex mocht er, gelet op deze afspraak, vanuit gaan dat [eiser] per 1 december 2016 weer kon werken tenzij hij voor die tijd aangaf dat dit nog niet zou gaan lukken. [eiser] heeft niks meer van zich laten horen en zich niet opnieuw ziekgemeld. Hij heeft zijn werkzaamheden per 1 december 2016 niet hervat. Er geldt derhalve ‘geen arbeid, geen loon’ op grond van artikel 7:627 Burgerlijk Wetboek. Nu er geen sprake (meer) is van ziekte, kan er ook geen nieuwe aanspraak op ziektewetuitkering bestaan. Bovendien is de kantonrechter onbevoegd om over de vordering tot ziektewetuitkering te oordelen, nu het toetsen van bestuursrechtelijke wetten, zoals de Ziektewet, een bevoegdheid is die is voorbehouden aan het bestuursorgaan UWV en de bestuursrechter.

Beoordeling

Ontvankelijkheid
5. Een deel van de vordering van [eiser] bestaat uit een loonvordering. Het staat vast dat de kantonrechter ten aanzien van deze loonvordering bevoegd is op grond van artikel 93 sub c Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Ingevolge artikel 94 lid 2 Rv worden, indien een zaak meer vorderingen betreft en tenminste één daarvan een vordering is als bedoeld in artikel 93 onder c of d Rv, alle vorderingen door de kantonrechter behandeld en beslist, voor zover de samenhang tussen de vorderingen zich tegen afzonderlijke behandeling verzet. Dat is in de onderhavige zaak het geval en daarom verwerpt de kantonrechter het bevoegdheidsverweer van Teamflex.
Inhoudelijk
6. Ter zitting is gebleken dat tussen partijen niet in geschil is dat [eiser] zich op 25 november 2016 heeft ziekgemeld en zich daarna – in het bijzonder de periode tussen 25 november 2016 en 1 december 2016 – niet opnieuw ziek heeft gemeld. De vraag is of [eiser] dit wel had moeten doen. Daarvoor is onder andere bepalend of [eiser] met de bedrijfsarts heeft afgesproken dat hij per 1 december 2016 hersteld was, tenzij hij zich opnieuw ziek meldde. [eiser] betwist het bestaan van deze afspraak.
7. De kantonrechter is van oordeel dat uit de omstandigheden van dit specifieke geval voldoende volgt dat [eiser] hersteld zou zijn per 1 december 2016, tenzij hij zich opnieuw ziek meldde. Hiertoe is onder meer bepalend dat de contactrapportage met de bedrijfsarts onder andere over de ziekte van [eiser] vermeldt dat “
Werknemer heeft hiervoor behandeling en verwacht dat dit verbeterd. Werknemer geeft aan na de behandeling meestal enkele dagen nodig te hebben”. Uit dit deel van de rapportage, waarvan de juistheid niet door [eiser] is betwist, blijkt dat [eiser] en de bedrijfsarts op 28 november 2016 beiden uitgaan van een korte periode van arbeidsongeschiktheid. In deze omstandigheden mocht van [eiser] worden verlangd, ongeacht of daar nu een specifieke datum voor is afgesproken, dat hij de bedrijfsarts en/of Teamflex op de hoogte stelde zodra hij bemerkte dat zijn ziekte langer zou gaan duren dan enkele dagen. Voorts is van belang dat er op 7 december 2016 telefonisch contact is geweest tussen [eiser] en een medewerker van Teamflex. Tijdens dit gesprek is er volgens partijen gesproken over werkhervatting en de hoeveelheid opdrachten die Teamflex aan [eiser] kon aanbieden. Het bespreken van dit onderwerp ligt niet in de rede als [eiser] op dat moment ziek is en zijn werk dus helemaal niet kon uitvoeren. In deze situatie lag het op de weg van [eiser] om Teamflex (nogmaals) op de hoogte te stellen van het feit dat hij op dat moment nog ziek was.
8. Gelet op het voorgaande is voldoende aangetoond dat [eiser] volgens de bedrijfsarts per 1 december 2016 hersteld was en geschikt voor arbeid, tenzij hij zich opnieuw ziek meldde. Nu [eiser] in december 2016 geen arbeid heeft verricht en zich niet opnieuw heeft ziekgemeld, is Teamflex geen loon verschuldigd over deze periode. De vordering tot betaling van achterstallig salaris zal aldus worden afgewezen.
9. Ten aanzien van de gevorderde ziektewetuitkering geldt het volgende. Het UWV heeft bepaald dat [eiser] per 29 oktober 2016 meer kon verdienen dan 65% van het loon dat hij verdiende voorafgaand aan de ziekmelding op 2 september 2015. De ziektewetuitkering is op dat moment gestopt. Voordat sprake kan zijn van een nieuwe aanspraak op ziektewetuitkering dient de ziekte waardoor [eiser] opnieuw uitviel door een bevoegd bedrijfsarts te worden vastgesteld. De bedrijfsarts waarmee [eiser] op 28 november 2016 heeft gesproken heeft slechts een ziekteperiode van 25 november 2016 tot 1 december 2016 vastgesteld. Niet is gebleken dat [eiser] in de periode waar de vordering op ziet (1 januari 2017 tot 2 september 2017) door een bevoegd bedrijfsarts ziek is verklaard. Er bestaat daarom geen nieuwe aanspraak op ziektewetuitkering en de vordering zal worden afgewezen.
10. [eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten die aan de zijde van Teamflex tot op heden begroot worden op € 300,00 aan salaris van de gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [eiser] tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.A. van Löben Sels, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.