ECLI:NL:RBAMS:2018:446

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
31 januari 2018
Zaaknummer
13-752060-17 RK 17-7688
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een Poolse verdachte in verband met strafbare feiten waaronder mensenhandel en gewapende diefstal

Op 23 januari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Poolse verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De opgeëiste persoon was veroordeeld voor verschillende strafbare feiten, waaronder gewapende diefstal en het faciliteren van prostitutie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, voldoen aan de eisen van de Overleveringswet, met uitzondering van het feit dat betrekking heeft op het faciliteren van prostitutie, dat niet strafbaar is onder Nederlands recht. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was van minderjarigheid van de betrokken prostituees en dat er geen sprake was van uitbuiting in de zin van mensenhandel. De overlevering voor de feiten van gewapende diefstal werd toegestaan, terwijl de overlevering voor het feit van faciliteren van prostitutie werd geweigerd. De rechtbank heeft de beslissing genomen in aanwezigheid van de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon, die afstand had gedaan van zijn recht om te worden gehoord. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. R.A.J. Hübel, en is direct uitgesproken tijdens de openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752050-17
RK nummer: 17/7688
Datum uitspraak: 23 januari 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 30 november 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 30 augustus 2017 door the Regional Court in Warsaw, VIII Penal Division, Polen, en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] , Polen, op [geboortedatum] 1988,
niet ingeschreven in de Basisregistratie personen,
gedetineerd in het [P.I.] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 23 januari 2018.
De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht om op de vordering te worden gehoord. Zijn raadsman, mr. J. Biemond, advocaat te ’s-Gravenhage, heeft verklaard door de opgeëiste persoon uitdrukkelijk te zijn gemachtigd namens hem het woord te voeren.
Gehoord zijn de officier van justitie mr. K. van der Schaft en de raadsman van de opgeëiste persoon.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia kloppen en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis (judgement) gewezen door the District Court for the Capital City of Warsaw in Warsaw van 21 januari 2015, waarbij de opgeëiste persoon tot een vrijheidsstraf is veroordeeld voor de duur van drie jaren.
Zaaksnummer: IV K 799/13.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog twee jaren, negen maanden en veertien dagen.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die als volgt zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.:
On 21st September, 2010 at branch of [bank] BZ WBK at [adres 1] in Warsaw, acting to obtain material benefit, jointly and in co-operation with [persoon 1] , using the item resembling firearms, he committed robbery of the bank employee [slachtoffer 1] stealing the amount of 15.250 zloty to the detriment of [bank] .
On 11th October, 2012 at [bank] BZ WBK at [adres 1] in Warsaw, acting to obtain material benefit, jointly and in co-operation with [persoon 2] using the item resembling firearms, he committed robbery of the bank employee [slachtoffer 2] stealing the amount of 16.730 zloty to the detriment of [bank] .
In the period from 11th December, 2012 to 28th February, 2013 in a flat at [adres 2] in Warsaw, acting to obtain some material benefit, he eased practising prostitution by [persoon 3] . [persoon 4] and a woman calling herself [persoon 5] in such a way that he guarded them in the provided flat and he was launching offers with their telephone numbers in internet portals.
4.1
Feiten (a en b) vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de eerste twee feiten (a en b) waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit deze strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Beide feiten vallen op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
4.2
Feit (c) waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft feit c niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW zijn neergelegd.
Met de raadsman en anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het onder c beschreven feit niet strafbaar is naar Nederlands recht. Niet blijkt van minderjarigheid van de betrokken prostituees en evenmin blijkt dat zij zijn uitgebuit in de zin van artikel 273f Wetboek van Strafrecht (‘mensenhandel’). De rechtbank grondt dit oordeel mede op de aanvulling die de raadsman heeft overgelegd en die een vertaling betreft van de Poolse tekst van de feitsomschrijving zoals vermeld in het EAB, in de Engelse taal. Deze vertaling is op verzoek van de raadsman verstrekt door zijn ambtgenoot Piotr Jaworski, advocaat te Warszawa (Polen) en luidt:
‘Mr. [opgeëiste persoon] was convicted from art. 204 of the Penal Code for the fact that by acting in order to gain financial benefits, he facilitated prostitution for women in such a way that he provided them with protection while staying in an indicated apartment and posted advertisements with their telephone numbers on internet portals’. Volgens laatstgenoemde advocaat blijkt uit de Poolse stukken dat de opgeëiste persoon de betreffende vrouwen ‘beschermde’. De rechtbank zal de overlevering voor dit feit weigeren nu niet is voldaan aan bovengenoemde eisen.

5.Slotsom

Nu ten aanzien van de feiten a en b, waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering voor die feiten te worden toegestaan. Voor het overige moet zij worden geweigerd.
De rechtbank kan niet beoordelen welk gedeelte van de vrijheidsstraf geacht moet worden te zijn opgelegd ter zake van de feiten a en b waarvoor de overlevering moet worden toegestaan. Een en ander staat ter beoordeling van de bevoegde autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat, die gehouden zijn om, na de feitelijke overlevering, de tenuitvoerlegging van de straf tot het hiervoor bedoelde gedeelte te beperken.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 Overleveringswet.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan the Regional Court in Warsaw, VIII Penal Division, Polen, ten behoeve van de tenuitvoerlegging van het gedeelte van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, dat is opgelegd wegens de in onderdeel e) van het EAB onder a en b beschreven feiten.
WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]voor zover het EAB betrekking heeft op het gedeelte van de vrijheidsstraf dat is opgelegd wegens het in onderdeel e) van het EAB onder c beschreven feit.
Aldus gedaan door
mr. R.A.J. Hübel, voorzitter,
mrs. J. Edgar en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,
en direct uitgesproken ter openbare zitting van 23 januari 2018.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.