ECLI:NL:RBAMS:2018:4407

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juni 2018
Publicatiedatum
25 juni 2018
Zaaknummer
13/684037-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging met deels voorwaardelijke gevangenisstraf en contactverbod

Op 12 juni 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belaging. De zaak kwam voort uit een langdurige en hinderlijke stalking door de verdachte, die in de periode van 1 november 2017 tot en met 4 april 2018 herhaaldelijk contact heeft gezocht met het slachtoffer, ondanks een eerder opgelegd contactverbod. De verdachte heeft meer dan 300 keer gebeld en talloze berichten gestuurd via verschillende platforms, wat leidde tot een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Tijdens de zitting op 29 mei 2018 heeft de verdachte zijn schuld bekend, maar de rechtbank oordeelde dat niet alle tenlasteleggingen bewezen konden worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 167 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een behandelverplichting. De rechtbank heeft ook een contactverbod opgelegd, dat onmiddellijk uitvoerbaar is, om het recidiverisico te beperken. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/684037-18
Datum uitspraak: 12 juni 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam , meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 mei 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J.H. van der Meij, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.R. Pirone, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 juni 2017 tot en met 4 april 2018 te Amsterdam , in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , in elk geval van een ander, met het oogmerk voornoemde [slachtoffer] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, aldaar in genoemde periode
  • met het telefoonnummer [nummer] , veelvuldig gebeld (meer dan 300 keer) naar voornoemde [slachtoffer] en/of
  • met het telefoonnummer [nummer] , veelvuldig whatsapp berichten gestuurd naar voornoemde [slachtoffer] en/of
  • met het telefoonnummer [nummer] , veelvuldig spraakberichten gestuurd naar voornoemde [slachtoffer] en/of
  • via verschillende contactsites berichten gestuurd naar voornoemde [slachtoffer] en/of
  • meerdere (nep)accounts aangemaakt waarin hij zich voordoet als voornoemde [slachtoffer] ;

3. Waardering van het bewijs

Verdachte heeft het ten laste gelegde ter terechtzitting, onder verwijzing naar zijn bij de politie afgelegde verklaring, bekend.
Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer] ook vóór 1 november 2018 heeft belaagd. Verdachte en aangever hebben immers tot en met oktober 2017 met wederzijdse instemming contact gehad en aangever heeft bij de politie verklaard dat hij vanaf november 2017 aan verdachte kenbaar heeft gemaakt dat hij met rust gelaten wilde worden.
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich tot en met 4 april 2018 heeft schuldig gemaakt aan belaging, nu is gebleken dat hij tot dat moment, en ondanks een aan hem daartoe opgelegd verbod, is doorgegaan met het zoeken van contact met aangever.
Voor het overige is het ten laste gelegde, mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte, wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
in de periode van 1 november 2017 tot en met 4 april 2018 in Nederland wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , met het oogmerk voornoemde [slachtoffer] te dwingen iets te doen en te dulden, immers heeft hij, verdachte, aldaar in genoemde periode
  • met het telefoonnummer [nummer] veelvuldig gebeld (meer dan 300 keer) naar voornoemde [slachtoffer] en
  • met het telefoonnummer [nummer] veelvuldig WhatsApp-berichten gestuurd naar voornoemde [slachtoffer] en
  • met het telefoonnummer [nummer] spraakberichten gestuurd naar voornoemde [slachtoffer] en
  • via verschillende contactsites berichten gestuurd naar voornoemde [slachtoffer] en
  • meerdere (nep)accounts aangemaakt waarin hij zich voordoet als voornoemde [slachtoffer] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.De strafbaarheid van de feiten en de strafbaarheid van verdachte

De bewezenverklaarde feiten zijn strafbaar. Ook kan verdachte worden verweten dat hij deze feiten heeft gepleegd.

6.Motivering van de straffen en maatregelen

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 167 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 (drie) jaren. De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat verdachte zich gedurende deze proeftijd moet houden aan de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht, behandelverplichting en een contactverbod. Deze bijzondere voorwaarden moeten dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) betreffende verdachte van 1 mei 2018. Hieruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Pro Justitia-rapportage van 1 mei 2018, opgemaakt door dr. J.M. Oudejans. Hieruit blijkt dat verdachte niet lijdt aan een ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Het ten laste gelegde kan dan ook volledig aan betrokkene worden toegerekend. Vanuit gedragsdeskundig perspectief valt er niet veel te zeggen over de kans op herhaling. Verdachte wordt immers niet gehinderd door een stoornis en is dus vrij om te kiezen om al dan niet een strafbaar feit te plegen. Hieraan wordt toegevoegd dat betrokkene flink geschrokken lijkt te zijn van de gevolgen van het ten laste gelegde en zijn best wil doen om herhaling te voorkomen. Hoewel hij niet zoveel begrijpt van de aard van zijn zwakke kanten en zijn specifieke valkuilen, toont hij zich wel bereid om gebruik te maken van professionele hulpverlening, mogelijk ook zonder dat hij verplicht wordt om zich te laten begeleiden. Er zijn, bij afwezigheid van een stoornis en gezien het feit dat het ten laste gelegde volledig aan betrokkene kan worden toegerekend, geen gronden om een advies voor begeleiding en/of behandeling in een strafrechtelijk kader uit te brengen.
Tevens heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 25 mei 2018. Hieruit blijkt dat verdachte een destructieve platonische relatie lijkt te hebben gehad met aangever, waarbij hij aan de ene kant zijn eigen grenzen en wensen niet goed kan aangeven, maar aan de andere kant het moeilijk vindt om de grenzen van anderen te accepteren of juist in te schatten. De reclassering denkt dat verdachte te ver over de grenzen van anderen heen gaat door zijn sterke behoefde aan intimiteit en zorg voor anderen en dat hij grenzen en behoeften van anderen hierdoor verkeerd kan interpreteren, ondanks dat hij goede bedoelingen lijkt te hebben. Dit is een risicofactor. Aan de andere kant lijkt er ook sprake te zijn van verwarring, doordat aangever wel met verdachte contact onderhield, met hem mee ging naar hotels en geld en cadeaus van verdachte accepteerde. Verdachte erkent dat hij hulp nodig heeft bij zowel het leren “nee” zeggen en dit op een adequate manier te doen, alsmede het leren “nee” te accepteren. Er zijn een aantal beschermende factoren, zoals het snel kunnen vinden van fulltime werk, zijn inzet in vrijwilligerswerk voor mensen die het minder goed hebben, het ontbreken van grote schulden (en hoe hij deze adequaat aanpakt), het geringe aantal veroordelingen over een langere periode (1991 tot 2005) en het ontbreken van psychische problematiek. Verdachte geeft consequent aan gemotiveerd te zijn voor hulpverlening. Hierdoor ontstaat het beeld dat hij goed in staat is zijn leven op een maatschappelijke geaccepteerde manier vorm te geven. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij reclassering, ambulante behandeling en een contactverbod.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich langdurig en op een uiterst hinderlijke en vasthoudende manier schuldig gemaakt aan stalking. Maandenlang heeft hij [slachtoffer] bestookt met telefoongesprekken en WhatsApp-berichten en heeft hij op internet verschillende (nep)accounts aangemaakt om maar in contact te komen met aangever, die keer op keer te kennen gaf geen contact (meer) te willen hebben met verdachte. Niets heeft verdachte kunnen stoppen in zijn jacht naar contact met aangever. Verdachte heeft in de onderhavige strafzaak immers tot tweemaal toe het contactverbod, dat aan hem was opgelegd in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis, overtreden. Ook lijkt het er op, zoals ter terechtzitting door de officier van justitie naar voren is gebracht, dat in de week voorafgaand aan de terechtzitting, door of namens wederom contact is gezocht met aangever. De rechtbank acht deze ontwikkelingen zeer zorgelijk, nu verdachte van geen ophouden lijkt te weten en het kwalijke en strafwaardige van zijn handelen niet lijkt in te zien. De rechtbank zal daarom de officier van justitie volgen in haar vordering met betrekking tot de duur van de, deels voorwaardelijke, gevangenisstraf, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en ambulante behandeling en een proeftijd van drie jaar. Ten aanzien van het eveneens gevorderde contactverbod overweegt de rechtbank dat dit, in het kader van een bijzondere voorwaarde, onvoldoende recht doet aan de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd. De rechtbank ziet namelijk, mede gelet op het feit dat inmiddels is gebleken dat verdachte zich niet altijd even goed aan het contactverbod met aangever kan houden, een reëel recidiverisico en is dan ook van oordeel dat dit risico zoveel mogelijk moet worden ingeperkt. De rechtbank zal dan ook een contactverbod opleggen als vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht en deze maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren. Hierdoor kan verdachte elke keer dat hij dit contactverbod overtreed direct worden afgestraft, waardoor hij hopelijk daadwerkelijk zal stoppen met het zoeken van contact met aangever.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting enigszins af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 38v, 38w en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Belaging
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
240 (tweehonderdveertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
167 (honderdzevenenzestig) dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
3 (drie) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht
De veroordeelde meldt zich binnen 7 dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres [adres 2] . Betrokkene blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren.
Ambulante behandeling
De veroordeelde laat zich behandelen door GGZ [plaats vestiging] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel als mogelijk en betrokkene zal hier tijd voor vrij maken. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Legt op de maatregeldat de veroordeelde voor de duur van
3 (drie) jarenop
geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebbenmet
[slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer] te [woonplaats slachtoffer] , woonachtig op het adres [adres slachtoffer] .
Beveelt dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
2 (twee) wekenvoor
iedere keerdat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een
maximum van zes maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde
maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon, beveelt de rechter, gelet op artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel,
dadelijk uitvoerbaaris.
Heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Leijten, voorzitter,
mrs. L. Dolfing en W.M. van den Bergh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.P. Terwindt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 juni 2018.