Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.
Rechtbank Amsterdam
Op 2 augustus 2017 heeft eiser bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, op een verzoek van eiser van 20 december 2016. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak van 27 oktober 2017 het beroep kennelijk gegrond verklaard en verweerder opgedragen binnen acht weken alsnog een besluit te nemen. Op 21 maart 2018 heeft de rechtbank het verzet tegen deze uitspraak gegrond verklaard. Tijdens de zitting op 21 juni 2018 is eiser verschenen, terwijl verweerder niet aanwezig was, maar wel voorafgaand had aangegeven niet te verschijnen. Na het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
De rechtbank constateert dat verweerder inmiddels een besluit heeft genomen op het verzoek van eiser, maar dat er nog geen dwangsom is vastgesteld. Eiser heeft verzocht om de hoogte van de dwangsom vast te stellen, omdat hij zich met het besluit van verweerder kan verenigen, maar nog steeds belang heeft bij de vaststelling van de dwangsom. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder te laat heeft beslist en dat het beroep inzake het niet tijdig beslissen gegrond is. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:55c van de Algemene wet bestuursrecht de hoogte van de dwangsom vastgesteld op € 1.260,-. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 168,- moet vergoeden.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de dwangsom vastgesteld en verweerder opgedragen het griffierecht te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A.E. Wijnker, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Rijs, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.