4.4.1Inleiding
Tegen verdachte is de verdenking van mensenhandel gerezen nadat op 3 juni 2017 een Meld Misdaad Anoniem melding werd gedaan over gedwongen prostitutie in Amsterdam. In de melding wordt een internetadvertentie genoemd en uit de gevoegde internetlink blijkt dat een jonge vrouw van Marokkaanse afkomst gedwongen seksuele diensten aanbiedt. Uit de advertentie blijkt dat het telefoonnummer waarmee seksafspraken gemaakt kunnen worden [telefoonnummer] (hierna: telefoonnummer [telefoonnummer] ) is. De laatste update van de advertentie is van 4 juni 2017. Uit CIOT-bevraging van 6 juni 2017 blijkt dat dit telefoonnummer op naam gesteld is van verdachte, [verdachte] , wonende in de [2e adres verdachte] .
Het telefoonnummer [telefoonnummer] kwam vervolgens ook voor in een mensenhandel onderzoek, genaamd 13Coalinga. In dat onderzoek zijn door de politie de telefoons van de minderjarige meisjes [betrokkene] en [slachtoffer] uitgelezen, die toen beiden in de prostitutiebranche werkzaam waren. In de telefoon van [slachtoffer] , worden WhatsApp gesprekken aangetroffen tussen haar en een persoon die zich [naam] noemt. Deze gesprekken hebben plaatsgevonden in de periode van 20 oktober 2016 tot en met 15 januari 2017.
Uit de inhoud van die gesprekken blijkt dat [naam] voor het eerst contact opneemt met [slachtoffer] op 20 oktober 2016 omstreeks 13.30 uur. [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , is dan veertien jaar oud. [naam] stelt zich aan [slachtoffer] voor en zegt dat hij haar heeft gevonden via Eromarkt.nl. [naam] stelt [slachtoffer] direct voor om voor hem als escort te gaan werken. Hij zegt haar dat hij de klanten zal regelen en hotelkamers zal boeken en dat hij dan 30% van de inkomsten van [slachtoffer] wil hebben. [slachtoffer] gaat akkoord met het afstaan van die 30% van haar inkomsten aan [naam] . [naam] legt uit hoe [slachtoffer] moet omgaan met klanten en bespreekt met haar de mogelijke prijzen voor een pijpbeurt. [naam] vraagt [slachtoffer] ook foto’s van haar borsten en billen te sturen. Dezelfde dag heeft [naam] al twee klanten voor [slachtoffer] geregeld.
In het eerste gesprek en in de tientallen gesprekken die daarop volgen vraagt [naam] meerdere malen aan [slachtoffer] of zij ook andere meisjes kent die voor hem in de prostitutie zouden willen werken en of zij telefoonnummers van die meisjes voor hem heeft. [naam] zegt dat [slachtoffer] minder hoeft te werken als er ook andere meisjes zijn.
Ook vraagt [naam] welke handelingen [slachtoffer] nog meer wil verrichten en stelt hij voor om haar ook nieuwe seksuele handelingen (bijvoorbeeld anale seks) te leren. Uit de gesprekken tussen [slachtoffer] en [naam] blijkt dat [slachtoffer] seksafspraken heeft, welke door [naam] geregeld worden.
Daarnaast blijkt uit een gesprek op 25 oktober 2016 dat dat [slachtoffer] en [naam] met elkaar hebben afgesproken, waarbij [slachtoffer] [naam] heeft gepijpt. [naam] had toen al meerdere malen aangegeven dat hij ook wel seks met [slachtoffer] wil hebben en dat hij wil dat zij ‘zijn vrouwtje’ zal worden.
4.4.2.Bewijs
De rechtbank ziet zich gezien de ontkenning van verdachte dat hij de bewuste [naam] is, gesteld voor de vraag of verdachte degene is geweest die in de ten laste gelegde periode van 1 oktober 2016 tot en met 21 januari 2017 gebruikt heeft gemaakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] en of hij de persoon [naam] is die de bewuste WhatsAppgesprekken met [slachtoffer] heeft gevoerd en seks met haar heeft gehad. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend.
Verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie en bij de rechter-commissaris verklaard dat het telefoonnummer [telefoonnummer] een oud nummer van hem is dat hij niet meer gebruikt en dat hij sinds twee à drie jaar een nieuw mobiel telefoonnummer heeft. Verdachte heeft ontkend dat hij de persoon [naam] is en heeft verklaard dat hij [slachtoffer] in het geheel niet kent. Ter terechtzitting heeft verdachte stellig verklaard dat hij de telefoon met deze simkaart twee à drie jaar geleden is kwijtgeraakt.
In de WhatsApp gesprekken met [slachtoffer] , waarbij [naam] steeds gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] , vertelt hij over zichzelf dat hij van [etniciteit] afkomst is, dat hij 27 jaar oud is, dat zijn echte naam [voornaam verdachte] is en dat hij in [plaatsnaam] woont. Tevens stuurt hij via WhatsApp een foto van zichzelf naar [slachtoffer] .
Uit de Basisregistratie personen blijkt dat de voornaam van verdachte [voornaam verdachte] is, dat hij in [geboorteland verdachte] geboren is, (in 2016) [geboorteland verdachte] was en van 2012 tot begin 2017 stond ingeschreven op de [3e adres verdachte] . Verdachte heeft (in het kader van een andere zaak, waarbij vermoed werd dat een vrouw zichzelf vanuit de woning op dat adres prostitueerde) verklaard dat hij deze woning samen met een vriend, [naam vriend] , had gekocht. [naam vriend] is als getuige gehoord en heeft verklaard dat hij destijds samen met verdachte een woning aan de [3e adres verdachte] heeft gekocht. Voorts heeft [naam vriend] verklaard dat hij op 7 december 2017 nog contact heeft gehad met verdachte via het telefoonnummer [telefoonnummer] .
Voorts is de foto die [naam] van zichzelf naar [slachtoffer] stuurde, aan verdachte getoond tijdens zijn verhoor bij de politie. Verdachte heeft verklaard dat hij zichzelf op de foto herkent.
Tijdens zijn aanhouding zijn bij verdachte meerdere mobiele telefoons in beslag genomen, waaronder een Samsung waarvan verdachte heeft verklaard dat hij de enige gebruiker was. In die telefoon is een contactenlijst aangetroffen met - onder andere - de namen: [naam 2] met telefoonnummer [telefoonnummer] , [naam werkgever] (de naam van de werkgever van verdachte) en [naam 3] met telefoonnummer [telefoonnummer] . Ook de naam [naam] staat in die contactenlijst. Geconfronteerd met deze informatie heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij niet weet hoe die contactgegevens met telefoonnummer [telefoonnummer] op zijn telefoon zijn gekomen. Ook weet hij niet hoe [naam vriend] in 2017 nog contact met hem heeft gehad via het telefoonnummer [telefoonnummer] .
Tevens zijn op de Samsung telefoon foto’s van verdachte aangetroffen. Een van deze foto’s is dezelfde foto die [naam] naar [slachtoffer] heeft gestuurd. Deze foto is in de periode van 24 juli 2017 t/m 29 december 2017 twintig keer verzonden. Ook is een verificatiecode aangetroffen voor het gebruik van WhatsApp, wat inhoudt dat op de Samsung telefoon gebruik gemaakt is van WhatsApp. De WhatsApp gesprekken ontbreken echter op de telefoon. Voor het ontbreken van WhatsApp gesprekken op zijn telefoon heeft verdachte geen verklaring kunnen geven.
Het telefoonnummer [telefoonnummer] komt ook voor in een ander mensenhandel onderzoek, genaamd 03Lifan. In dat onderzoek is een telefoon in beslag genomen van ene [naam 4] . Gebleken is dat in de periode 20 september 2016 tot en met 20 december 2016 WhatsApp gesprekken hebben plaatsgevonden tussen [naam 4] , die zichzelf [naam 4] noemt (hierna: [naam 4] ) en een persoon die zich [naam] noemt en die gebruik maakt van telefoonnummer [telefoonnummer] .
De gesprekken tussen [naam] en [naam 4] gaan over de vraag of [naam 4] voor [naam] prostitutiewerkzaamheden wil verrichten. Er wordt gesproken over haar verdiensten en het percentage van 30% dat [naam] daarvan wil krijgen. [naam] regelt de klanten, het vervoer van [naam 4] en zo nu en dan een kamer. [naam] wil daartoe naaktfoto’s van [naam 4] hebben die hij op Kinky.nl wil plaatsen. Tijdens het contact tussen [naam] en [naam 4] geeft [naam] continue aan dat hij een relatie en seks met [naam 4] wil. Tevens vraagt hij meerdere malen of zij nog meer meisjes kent die voor hem zouden willen werken. [naam] geeft aan dat [naam 4] minder geld (20% in plaats van 30%) aan [naam] hoeft af te staan als zij nieuwe meisjes voor hem werft.
[naam 4] vraagt [naam] in één van de WhatsAppgesprekken naar zijn bankrekeningnummer. [naam] geeft dan het bankrekeningnummer [rekeningnummer] op. Bij de aanhouding van verdachte is een op zijn naam gestelde bankpas met genoemd bankrekeningnummer in beslag genomen. Verdachte heeft tijdens het politieverhoor op 10 januari 2018 en ter terechtzitting erkend dat hij [naam 4] kent als vriendin waar hij wijn mee dronk en aan wie hij geld heeft uitgeleend.
Ten aanzien van de verwijzing naar de ontlastende verklaring van [slachtoffer] waarin zij verdachte niet heeft herkend van de aan haar getoonde foto van verdachte, overweegt de rechtbank als volgt.
In de getuigenverklaring van [slachtoffer] op 28 juli 2017 die zij heeft afgelegd bij de politie in het onderzoek 13Coalinga over haar ‘vorige pooier’ zegt zij dat ze deze jongen niet wil belasten en dat zij zijn naam niet wil noemen omdat zij het niet voor hem wil verpesten. De rechtbank ziet bij [slachtoffer] daarin een zekere loyaliteit naar verdachte toe en zij had daarbij kennelijk als doel om verdachte ‘uit de wind te houden’ omdat hij in vergelijking met haar latere pooiers mogelijk de minst erge van allen was. In dat licht bezien heeft [slachtoffer] verdachte, om haar moverende redenen, niet
willenherkennen.
Gelet op de hierboven genoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank de verklaring van verdachte, dat hij al twee à drie jaar niet langer gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] , niet geloofwaardig. Dit geldt temeer nu verdachte wisselende verklaringen heeft afgelegd over dit nummer. Eerst heeft hij verklaard dat het een oud nummer betreft, terwijl hij later verklaart dat hij zijn telefoon (gekoppeld aan dit telefoonnummer) kwijt is geraakt. De rechtbank vindt evenmin geloofwaardig dat een andere persoon misbruik zou hebben gemaakt van deze telefoon en zich voordeed als verdachte. Nog afgezien van het feit dat uit de verklaring van [naam vriend] blijkt dat verdachte ook na de ten laste gelegde periode nog gebruik heeft gemaakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] , is het zeer onwaarschijnlijk dat deze andere persoon ook de bankgegevens van verdachte zou hebben doorgegeven aan [naam 4] om hier vervolgens geld op te ontvangen. Het feit dat [naam] in de WhatsApp gesprekken met [slachtoffer] persoonlijke informatie over zijn leeftijd, zijn echte naam en woonplaats geeft, die geheel overeenkomen met de persoon van verdachte, wijst er op dat verdachte [naam] is. In de Samsung telefoon die bij verdachte bij zijn aanhouding in beslag is genomen en waarvan verdachte heeft verklaard dat hij de enige is die de telefoon gebruikt, wordt een foto van hem aangetroffen die ook door [naam] naar [slachtoffer] is gestuurd en staat een contactenlijst met een aantal contacten die in verband staan met het telefoonnummer [telefoonnummer] .
De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte de persoon [naam] is geweest die in de ten laste gelegde periode gebruik heeft gemaakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] .
De rechtbank stelt - kort samengevat – voorts vast dat de WhatsApp berichten tussen verdachte en [slachtoffer] gedetailleerd zijn en wijzen op de seksuele uitbuiting in de prostitutie van [slachtoffer] . Dat verdachte zich vaker bezighoudt met het werven van meisjes en vrouwen voor prostitutiewerkzaamheden en er kennelijk steeds dezelfde werkwijze op nahoudt, blijkt uit het WhatsApp gesprek met [naam 4] . Daarnaast blijkt uit berichten tussen verdachte en [slachtoffer] dat verdachte zich door [slachtoffer] op 25 oktober 2016 heeft laten pijpen.
4.4.3Nadere bewijsoverwegingen
Ten aanzien van artikel 273f, eerste lid sub 2 Sr
De rechtbank is van oordeel dat verdachte [slachtoffer] heeft geworven met het oogmerk haar uit te buiten, terwijl zij de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt.
Deze bepaling betreft uitbuiting van kinderen en is een specialis van de mensenhandel zoals strafbaar gesteld in het eerste lid, sub 1. De delictsomschrijving bevat dezelfde gedragingen als het eerste lid, sub 1. Het verschil is dat voor strafbaarheid geen sprake hoeft te zijn van een van de in lid 1 sub 1 genoemde dwangmiddelen, als onder meer dwang en misbruik van een kwetsbare situatie. Het opzet hoeft alleen gericht te zijn op de uitbuiting van de minderjarige.
In dit geval was sprake van de gedraging ‘werven’, omdat verdachte [slachtoffer] heeft benaderd en overgehaald om haar prostitutiewerkzaamheden te laten verrichten. Ook de gedraging ‘huisvesten’ vindt de rechtbank bewezen, nu verdachte verschillende hotelkamers heeft geregeld waar de prostitutiewerkzaamheden hebben plaatsgevonden.
Daarnaast is sprake van het oogmerk van uitbuiting van [slachtoffer] . Mensenhandel is gericht op uitbuiting.
De rechtbank is van oordeel dat het oogmerk van uitbuiting kan worden bewezen en dat [slachtoffer] zich in een uitbuitingssituatie bevond. Zoals hiervoor is overwogen kan worden vastgesteld dat verdachte [slachtoffer] heeft geworven om haar in de prostitutie te laten werken. Het doel was dat de minderjarige [slachtoffer] haar inkomsten zou verdienen met prostitutiewerkzaamheden en een deel hiervan zou afstaan aan verdachte. Dat [slachtoffer] zou hebben ingestemd, of sterker nog: heeft ingestemd, met het werk in de prostitutie is daar het een minderjarige betreft volstrekt niet van belang.
Ten aanzien van artikel 273f, eerste lid, sub 5 Sr
De rechtbank is van oordeel dat verdachte ook [slachtoffer] ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, terwijl [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt.
Bepalend voor sub 5 is dat het slachtoffer zich door beïnvloeding voor de prostitutie beschikbaar heeft gesteld. Minderjarigheid vormt een geobjectiveerd bestanddeel. Aan de wil van de minderjarige en daarmee de instemming komt geen betekenis toe. Evenmin doet ter zake of verdachte, hetgeen overigens hier wel kan worden aangenomen, bekend kon zijn met de minderjarigheid van het slachtoffer.
Ten aanzien van artikel 273f, eerste lid, sub 8 Sr
Dit onderdeel betreft de strafbaarstelling van het opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen van een minderjarige met of voor een derde tegen betaling. De opzet dient gericht te zijn op het voordeel trekken en niet op de minderjarigheid.
De rechtbank is van oordeel dat uit de gesprekken tussen verdachte en [slachtoffer] blijkt dat verdachte, doordat hij 30% van de inkomsten heeft ontvangen, opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de prostitutiewerkzaamheden van de minderjarige [slachtoffer] .