ECLI:NL:RBAMS:2018:4378

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 juni 2018
Publicatiedatum
22 juni 2018
Zaaknummer
13/650275-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en ontuchtige handelingen met minderjarige

Op 21 juni 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen verdachte [verdachte], die beschuldigd werd van mensenhandel en ontuchtige handelingen met een minderjarige. De zaak kwam voort uit een melding over gedwongen prostitutie in Amsterdam, waarbij een minderjarige vrouw betrokken was. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte in de periode van 1 oktober 2016 tot en met 21 januari 2017 [slachtoffer] heeft geworven en gehuisvest met het oogmerk van seksuele uitbuiting. Verdachte heeft [slachtoffer] benaderd en overgehaald om prostitutiewerkzaamheden te verrichten, waarbij hij 30% van haar inkomsten ontving. De rechtbank oordeelde dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel, omdat hij gebruik heeft gemaakt van het kwetsbare slachtoffer en haar heeft aangezet tot seksuele handelingen met derden tegen betaling. Daarnaast heeft verdachte ontuchtige handelingen gepleegd met [slachtoffer], die op dat moment nog geen zestien jaar oud was. De rechtbank heeft de verklaringen van verdachte en de bewijsstukken zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de feiten bewezen konden worden verklaard. Verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/650275-17 (Promis)
Datum uitspraak: 21 juni 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres verdachte] ,
gedetineerd in het Huis van Bewaring [naam en locatie HvB] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 25 april 2018 en 7 juni 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. de Klerk en van wat verdachte en zijn raadsman mr. V. Kraal naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

2.1
Onder feit 1 is aan verdachte – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel jegens [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) in de periode van 1 oktober 2016 tot en met 21 januari 2017.
Onder feit 2 is ten laste gelegd dat verdachte met die [slachtoffer] in de periode van 1 oktober 2016 tot en met 21 januari 2017 ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
2.2.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

3.1
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie (hierna: OM) niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte dient te worden verklaard ten aanzien van feit 2. De raadsman heeft hiertoe gesteld dat het minderjarige slachtoffer [slachtoffer] nimmer gehoord is als slachtoffer of als getuige. Hierdoor is niet voldaan aan de vereisten van artikel 167a Wetboek van Strafvordering (Sv), welk artikel –kort gezegd- bepaalt dat het OM verplicht is het minderjarige slachtoffers van twaalf jaar en ouder in de gelegenheid te stellen hun mening te geven over het gepleegde strafbare feit.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 167a Sv is het OM verplicht het hoorrecht toe te passen en het minderjarige slachtoffer van twaalf jaar en ouder in de gelegenheid te stellen zijn of haar mening te geven over gepleegde strafbare feiten omschreven in de artikelen 245, 247, 248a, 248d of 248e van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Het is aan de rechtbank om te beoordelen of het OM zich voldoende heeft ingespannen om het hoorrecht te realiseren.
De officier van justitie heeft na onderzoek geconcludeerd dat [slachtoffer] (geestelijk) niet in staat is gehoord te worden en dat een verhoor schadelijk kan zijn voor haar (geestelijke) gezondheid. De officier van justitie heeft een daartoe strekkende op ambtsbelofte opgemaakte verklaring van 23 april 2018 afgegeven die zich in het dossier bevindt.
De rechtbank is van oordeel dat het OM hiermee voldaan heeft aan de eerder genoemde inspanningsverplichting en dat het ontvankelijk is in de vervolging van verdachte voor feit 2. Dat deze zorgwekkende (geestes-)toestand van [slachtoffer] thans nog steeds voortduurt en zij kennelijk nog onder behandeling is bij [instelling] , leidt de rechtbank ook af aan de aanwezigheid van de [instelling] -begeleiders van [slachtoffer] op de terechtzitting. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Zakelijk weergegeven heeft de officier van justitie betoogd dat de ten laste gelegde feiten bewezen kunnen bewezen verklaard. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [slachtoffer] , die ten tijde van de feiten minderjarige was, door verdachte is geworven en dat zij ertoe is gebracht om zich beschikbaar te stellen voor seksuele handelingen tegen betaling en dat verdachte ontuchtige handelingen met die [slachtoffer] heeft gepleegd.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het standpunt ingenomen dat verdachte van beide ten laste gelegde feiten vrijgesproken dient te worden wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. De betrokkenheid van verdachte bij de uitbuiting van [slachtoffer] is op basis van het dossier niet komen vast te staan. De raadsman heeft gesteld dat er mogelijk sprake is van een ander persoon die contact heeft gehad met [slachtoffer] nu zij hem op een aan haar getoonde foto niet heeft herkend. Dit is goed mogelijk, nu verdachte heeft verklaard dat hij zijn mobiele telefoon - met daarop zijn gegevens en foto’s – is kwijtgeraakt. Niet kan worden uitgesloten dat een ander contact heeft gehad met [slachtoffer] via de verloren telefoon van verdachte, aldus de raadsman. Voorts is op geen enkele andere wijze komen vast te staan dat verdachte de persoon [naam] is, die de WhatsApp gesprekken met het slachtoffer heeft gevoerd en de mogelijke dader is van de aan verdachte verweten feiten.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1
Inleiding
Tegen verdachte is de verdenking van mensenhandel gerezen nadat op 3 juni 2017 een Meld Misdaad Anoniem melding werd gedaan over gedwongen prostitutie in Amsterdam. In de melding wordt een internetadvertentie genoemd en uit de gevoegde internetlink blijkt dat een jonge vrouw van Marokkaanse afkomst gedwongen seksuele diensten aanbiedt. Uit de advertentie blijkt dat het telefoonnummer waarmee seksafspraken gemaakt kunnen worden [telefoonnummer] (hierna: telefoonnummer [telefoonnummer] ) is. De laatste update van de advertentie is van 4 juni 2017. Uit CIOT-bevraging van 6 juni 2017 blijkt dat dit telefoonnummer op naam gesteld is van verdachte, [verdachte] , wonende in de [2e adres verdachte] .
Het telefoonnummer [telefoonnummer] kwam vervolgens ook voor in een mensenhandel onderzoek, genaamd 13Coalinga. In dat onderzoek zijn door de politie de telefoons van de minderjarige meisjes [betrokkene] en [slachtoffer] uitgelezen, die toen beiden in de prostitutiebranche werkzaam waren. In de telefoon van [slachtoffer] , worden WhatsApp gesprekken aangetroffen tussen haar en een persoon die zich [naam] noemt. Deze gesprekken hebben plaatsgevonden in de periode van 20 oktober 2016 tot en met 15 januari 2017.
Uit de inhoud van die gesprekken blijkt dat [naam] voor het eerst contact opneemt met [slachtoffer] op 20 oktober 2016 omstreeks 13.30 uur. [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , is dan veertien jaar oud. [naam] stelt zich aan [slachtoffer] voor en zegt dat hij haar heeft gevonden via Eromarkt.nl. [naam] stelt [slachtoffer] direct voor om voor hem als escort te gaan werken. Hij zegt haar dat hij de klanten zal regelen en hotelkamers zal boeken en dat hij dan 30% van de inkomsten van [slachtoffer] wil hebben. [slachtoffer] gaat akkoord met het afstaan van die 30% van haar inkomsten aan [naam] . [naam] legt uit hoe [slachtoffer] moet omgaan met klanten en bespreekt met haar de mogelijke prijzen voor een pijpbeurt. [naam] vraagt [slachtoffer] ook foto’s van haar borsten en billen te sturen. Dezelfde dag heeft [naam] al twee klanten voor [slachtoffer] geregeld.
In het eerste gesprek en in de tientallen gesprekken die daarop volgen vraagt [naam] meerdere malen aan [slachtoffer] of zij ook andere meisjes kent die voor hem in de prostitutie zouden willen werken en of zij telefoonnummers van die meisjes voor hem heeft. [naam] zegt dat [slachtoffer] minder hoeft te werken als er ook andere meisjes zijn.
Ook vraagt [naam] welke handelingen [slachtoffer] nog meer wil verrichten en stelt hij voor om haar ook nieuwe seksuele handelingen (bijvoorbeeld anale seks) te leren. Uit de gesprekken tussen [slachtoffer] en [naam] blijkt dat [slachtoffer] seksafspraken heeft, welke door [naam] geregeld worden.
Daarnaast blijkt uit een gesprek op 25 oktober 2016 dat dat [slachtoffer] en [naam] met elkaar hebben afgesproken, waarbij [slachtoffer] [naam] heeft gepijpt. [naam] had toen al meerdere malen aangegeven dat hij ook wel seks met [slachtoffer] wil hebben en dat hij wil dat zij ‘zijn vrouwtje’ zal worden.
4.4.2.
Bewijs
Identiteit van [naam]
De rechtbank ziet zich gezien de ontkenning van verdachte dat hij de bewuste [naam] is, gesteld voor de vraag of verdachte degene is geweest die in de ten laste gelegde periode van 1 oktober 2016 tot en met 21 januari 2017 gebruikt heeft gemaakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] en of hij de persoon [naam] is die de bewuste WhatsAppgesprekken met [slachtoffer] heeft gevoerd en seks met haar heeft gehad. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend.
Verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie en bij de rechter-commissaris verklaard dat het telefoonnummer [telefoonnummer] een oud nummer van hem is dat hij niet meer gebruikt en dat hij sinds twee à drie jaar een nieuw mobiel telefoonnummer heeft. Verdachte heeft ontkend dat hij de persoon [naam] is en heeft verklaard dat hij [slachtoffer] in het geheel niet kent. Ter terechtzitting heeft verdachte stellig verklaard dat hij de telefoon met deze simkaart twee à drie jaar geleden is kwijtgeraakt.
In de WhatsApp gesprekken met [slachtoffer] , waarbij [naam] steeds gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] , vertelt hij over zichzelf dat hij van [etniciteit] afkomst is, dat hij 27 jaar oud is, dat zijn echte naam [voornaam verdachte] is en dat hij in [plaatsnaam] woont. Tevens stuurt hij via WhatsApp een foto van zichzelf naar [slachtoffer] .
Uit de Basisregistratie personen blijkt dat de voornaam van verdachte [voornaam verdachte] is, dat hij in [geboorteland verdachte] geboren is, (in 2016) [geboorteland verdachte] was en van 2012 tot begin 2017 stond ingeschreven op de [3e adres verdachte] . Verdachte heeft (in het kader van een andere zaak, waarbij vermoed werd dat een vrouw zichzelf vanuit de woning op dat adres prostitueerde) verklaard dat hij deze woning samen met een vriend, [naam vriend] , had gekocht. [naam vriend] is als getuige gehoord en heeft verklaard dat hij destijds samen met verdachte een woning aan de [3e adres verdachte] heeft gekocht. Voorts heeft [naam vriend] verklaard dat hij op 7 december 2017 nog contact heeft gehad met verdachte via het telefoonnummer [telefoonnummer] .
Voorts is de foto die [naam] van zichzelf naar [slachtoffer] stuurde, aan verdachte getoond tijdens zijn verhoor bij de politie. Verdachte heeft verklaard dat hij zichzelf op de foto herkent.
Tijdens zijn aanhouding zijn bij verdachte meerdere mobiele telefoons in beslag genomen, waaronder een Samsung waarvan verdachte heeft verklaard dat hij de enige gebruiker was. In die telefoon is een contactenlijst aangetroffen met - onder andere - de namen: [naam 2] met telefoonnummer [telefoonnummer] , [naam werkgever] (de naam van de werkgever van verdachte) en [naam 3] met telefoonnummer [telefoonnummer] . Ook de naam [naam] staat in die contactenlijst. Geconfronteerd met deze informatie heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij niet weet hoe die contactgegevens met telefoonnummer [telefoonnummer] op zijn telefoon zijn gekomen. Ook weet hij niet hoe [naam vriend] in 2017 nog contact met hem heeft gehad via het telefoonnummer [telefoonnummer] .
Tevens zijn op de Samsung telefoon foto’s van verdachte aangetroffen. Een van deze foto’s is dezelfde foto die [naam] naar [slachtoffer] heeft gestuurd. Deze foto is in de periode van 24 juli 2017 t/m 29 december 2017 twintig keer verzonden. Ook is een verificatiecode aangetroffen voor het gebruik van WhatsApp, wat inhoudt dat op de Samsung telefoon gebruik gemaakt is van WhatsApp. De WhatsApp gesprekken ontbreken echter op de telefoon. Voor het ontbreken van WhatsApp gesprekken op zijn telefoon heeft verdachte geen verklaring kunnen geven.
Het telefoonnummer [telefoonnummer] komt ook voor in een ander mensenhandel onderzoek, genaamd 03Lifan. In dat onderzoek is een telefoon in beslag genomen van ene [naam 4] . Gebleken is dat in de periode 20 september 2016 tot en met 20 december 2016 WhatsApp gesprekken hebben plaatsgevonden tussen [naam 4] , die zichzelf [naam 4] noemt (hierna: [naam 4] ) en een persoon die zich [naam] noemt en die gebruik maakt van telefoonnummer [telefoonnummer] .
De gesprekken tussen [naam] en [naam 4] gaan over de vraag of [naam 4] voor [naam] prostitutiewerkzaamheden wil verrichten. Er wordt gesproken over haar verdiensten en het percentage van 30% dat [naam] daarvan wil krijgen. [naam] regelt de klanten, het vervoer van [naam 4] en zo nu en dan een kamer. [naam] wil daartoe naaktfoto’s van [naam 4] hebben die hij op Kinky.nl wil plaatsen. Tijdens het contact tussen [naam] en [naam 4] geeft [naam] continue aan dat hij een relatie en seks met [naam 4] wil. Tevens vraagt hij meerdere malen of zij nog meer meisjes kent die voor hem zouden willen werken. [naam] geeft aan dat [naam 4] minder geld (20% in plaats van 30%) aan [naam] hoeft af te staan als zij nieuwe meisjes voor hem werft.
[naam 4] vraagt [naam] in één van de WhatsAppgesprekken naar zijn bankrekeningnummer. [naam] geeft dan het bankrekeningnummer [rekeningnummer] op. Bij de aanhouding van verdachte is een op zijn naam gestelde bankpas met genoemd bankrekeningnummer in beslag genomen. Verdachte heeft tijdens het politieverhoor op 10 januari 2018 en ter terechtzitting erkend dat hij [naam 4] kent als vriendin waar hij wijn mee dronk en aan wie hij geld heeft uitgeleend.
Ten aanzien van de verwijzing naar de ontlastende verklaring van [slachtoffer] waarin zij verdachte niet heeft herkend van de aan haar getoonde foto van verdachte, overweegt de rechtbank als volgt.
In de getuigenverklaring van [slachtoffer] op 28 juli 2017 die zij heeft afgelegd bij de politie in het onderzoek 13Coalinga over haar ‘vorige pooier’ zegt zij dat ze deze jongen niet wil belasten en dat zij zijn naam niet wil noemen omdat zij het niet voor hem wil verpesten. De rechtbank ziet bij [slachtoffer] daarin een zekere loyaliteit naar verdachte toe en zij had daarbij kennelijk als doel om verdachte ‘uit de wind te houden’ omdat hij in vergelijking met haar latere pooiers mogelijk de minst erge van allen was. In dat licht bezien heeft [slachtoffer] verdachte, om haar moverende redenen, niet
willenherkennen.
Gelet op de hierboven genoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank de verklaring van verdachte, dat hij al twee à drie jaar niet langer gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] , niet geloofwaardig. Dit geldt temeer nu verdachte wisselende verklaringen heeft afgelegd over dit nummer. Eerst heeft hij verklaard dat het een oud nummer betreft, terwijl hij later verklaart dat hij zijn telefoon (gekoppeld aan dit telefoonnummer) kwijt is geraakt. De rechtbank vindt evenmin geloofwaardig dat een andere persoon misbruik zou hebben gemaakt van deze telefoon en zich voordeed als verdachte. Nog afgezien van het feit dat uit de verklaring van [naam vriend] blijkt dat verdachte ook na de ten laste gelegde periode nog gebruik heeft gemaakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] , is het zeer onwaarschijnlijk dat deze andere persoon ook de bankgegevens van verdachte zou hebben doorgegeven aan [naam 4] om hier vervolgens geld op te ontvangen. Het feit dat [naam] in de WhatsApp gesprekken met [slachtoffer] persoonlijke informatie over zijn leeftijd, zijn echte naam en woonplaats geeft, die geheel overeenkomen met de persoon van verdachte, wijst er op dat verdachte [naam] is. In de Samsung telefoon die bij verdachte bij zijn aanhouding in beslag is genomen en waarvan verdachte heeft verklaard dat hij de enige is die de telefoon gebruikt, wordt een foto van hem aangetroffen die ook door [naam] naar [slachtoffer] is gestuurd en staat een contactenlijst met een aantal contacten die in verband staan met het telefoonnummer [telefoonnummer] .
De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte de persoon [naam] is geweest die in de ten laste gelegde periode gebruik heeft gemaakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] .
De rechtbank stelt - kort samengevat – voorts vast dat de WhatsApp berichten tussen verdachte en [slachtoffer] gedetailleerd zijn en wijzen op de seksuele uitbuiting in de prostitutie van [slachtoffer] . Dat verdachte zich vaker bezighoudt met het werven van meisjes en vrouwen voor prostitutiewerkzaamheden en er kennelijk steeds dezelfde werkwijze op nahoudt, blijkt uit het WhatsApp gesprek met [naam 4] . Daarnaast blijkt uit berichten tussen verdachte en [slachtoffer] dat verdachte zich door [slachtoffer] op 25 oktober 2016 heeft laten pijpen.
4.4.3
Nadere bewijsoverwegingen
Ten aanzien van artikel 273f, eerste lid sub 2 Sr
De rechtbank is van oordeel dat verdachte [slachtoffer] heeft geworven met het oogmerk haar uit te buiten, terwijl zij de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt.
Deze bepaling betreft uitbuiting van kinderen en is een specialis van de mensenhandel zoals strafbaar gesteld in het eerste lid, sub 1. De delictsomschrijving bevat dezelfde gedragingen als het eerste lid, sub 1. Het verschil is dat voor strafbaarheid geen sprake hoeft te zijn van een van de in lid 1 sub 1 genoemde dwangmiddelen, als onder meer dwang en misbruik van een kwetsbare situatie. Het opzet hoeft alleen gericht te zijn op de uitbuiting van de minderjarige.
In dit geval was sprake van de gedraging ‘werven’, omdat verdachte [slachtoffer] heeft benaderd en overgehaald om haar prostitutiewerkzaamheden te laten verrichten. Ook de gedraging ‘huisvesten’ vindt de rechtbank bewezen, nu verdachte verschillende hotelkamers heeft geregeld waar de prostitutiewerkzaamheden hebben plaatsgevonden.
Daarnaast is sprake van het oogmerk van uitbuiting van [slachtoffer] . Mensenhandel is gericht op uitbuiting.
De rechtbank is van oordeel dat het oogmerk van uitbuiting kan worden bewezen en dat [slachtoffer] zich in een uitbuitingssituatie bevond. Zoals hiervoor is overwogen kan worden vastgesteld dat verdachte [slachtoffer] heeft geworven om haar in de prostitutie te laten werken. Het doel was dat de minderjarige [slachtoffer] haar inkomsten zou verdienen met prostitutiewerkzaamheden en een deel hiervan zou afstaan aan verdachte. Dat [slachtoffer] zou hebben ingestemd, of sterker nog: heeft ingestemd, met het werk in de prostitutie is daar het een minderjarige betreft volstrekt niet van belang.
Ten aanzien van artikel 273f, eerste lid, sub 5 Sr
De rechtbank is van oordeel dat verdachte ook [slachtoffer] ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, terwijl [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt.
Bepalend voor sub 5 is dat het slachtoffer zich door beïnvloeding voor de prostitutie beschikbaar heeft gesteld. Minderjarigheid vormt een geobjectiveerd bestanddeel. Aan de wil van de minderjarige en daarmee de instemming komt geen betekenis toe. Evenmin doet ter zake of verdachte, hetgeen overigens hier wel kan worden aangenomen, bekend kon zijn met de minderjarigheid van het slachtoffer.
Ten aanzien van artikel 273f, eerste lid, sub 8 Sr
Dit onderdeel betreft de strafbaarstelling van het opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen van een minderjarige met of voor een derde tegen betaling. De opzet dient gericht te zijn op het voordeel trekken en niet op de minderjarigheid.
De rechtbank is van oordeel dat uit de gesprekken tussen verdachte en [slachtoffer] blijkt dat verdachte, doordat hij 30% van de inkomsten heeft ontvangen, opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de prostitutiewerkzaamheden van de minderjarige [slachtoffer] .

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
in de periode van 20 oktober 2016 tot en met 20 januari 2017 te Amsterdam een ander, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] heeft geworven en gehuisvest met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer] , en ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, en telkens enige handelingen heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen, en telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die [slachtoffer] met een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
bestaande die handelingen hieruit dat verdachte die [slachtoffer] heeft verleid en aangezet tot het plegen van seksuele handelingen met derden tegen betaling waarbij verdachte de controle had over de ontvangsten en ruimtes heeft geregeld voor het verrichten van de prostitutiewerkzaamheden en de contacten met klanten voor die [slachtoffer] tot stand heeft gebracht en afspraken met klanten over de datum en plaats en tijd en aard en prijs van de prostitutiewerkzaamheden heeft gemaakt en een deel van de ontvangsten heeft ingenomen;
2.
hij op 25 oktober 2016 te Amsterdam met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft bij de formulering van haar eis de mensenhandel en de ontuchtige handelingen die verdachte met het slachtoffer heeft gepleegd gewaardeerd als één feitencomplex.
8.2.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft een bijzonder kwetsbaar minderjarig meisje van veertien jaar in de prostitutie gebracht en daarvan financieel geprofiteerd. Verdachte moet hebben geweten dat hij te maken had met een zeer jong meisje. [slachtoffer] heeft hem immers in de WhatsAppgesprekken verteld dat zij nog thuis woont, naar school gaat (laatste jaar HAVO) en dat zij van haar ouders om 22.00 uur thuis moet zijn. Ook vraagt zij tijdens het eerste gesprek op 20 oktober 2016 of verdachte weet waar de [locatie] zit, want achter dat gebouw zit een leegstaand deel waar zij kan afspreken en die kennelijk wordt gebruikt als afwerkplek. Bovendien heeft het slachtoffer verdachte op 9 november 2016 een bericht gestuurd dat een klant haar heeft weggestuurd omdat hij dacht dat zij minderjarig was. Verdachte heeft een cruciale rol bij de uitbuiting gehad door het benaderen en werven van het jonge slachtoffer, het regelen van plekken waar de prostitutiewerkzaamheden konden plaatsvinden en het onderhouden van de contacten met klanten, waaronder het maken van afspraken. Verdachte heeft daarnaast prijzen vastgesteld en 30% van het geld in ontvangst genomen. Verdachte wilde op deze manier snel geld maken en heeft geen enkel oog gehad voor de gevoelens en het welzijn van het jonge slachtoffer en de impact die dit heeft op haar verdere ontwikkeling. Mensenhandel waarbij iemand, in het bijzonder een minderjarige, in de prostitutie wordt gebracht is een verwerpelijke manier van uitbuiting, waarbij de integriteit van het slachtoffer ondergeschikt wordt gemaakt aan het geldelijk gewin van de uitbuiter. Verdachte heeft door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van het slachtoffer.
Daarnaast heeft verdachte in de periode van de uitbuiting van het slachtoffer zelf ook ontuchtige handelingen met het haar gepleegd. Verdachte was blijkens de WhatsApp gesprekken er ook op uit een seksuele relatie met het slachtoffer aan te knopen en haar als zijn ‘vaste vrouwtje’ te zien. Bovendien is verdachte daarbij zeer dwingend richting het slachtoffer te werk gegaan en uitsluitend gericht op de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens. De rechtbank acht anders dan de officier van justitie het tweede feit een zelfstandig te beoordelen en te waarderen strafbaar feit dat ook op zichzelf een grove inbreuk op de lichamelijke integriteit van het jonge meisje heeft gemaakt en dat een hogere straf dan gevorderd rechtvaardigt.
De feiten en omstandigheden zoals die in deze zaak naar voren komen vragen dringend om een verklaring van verdachte. Verdachte heeft echter, ook in het zicht van het bewijs, vastgehouden aan zijn ontkennende houding en heeft ook ter terechtzitting geen enkele verantwoording willen afleggen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Gelet op wat hierboven is overwogen, vindt de rechtbank een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 245 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
mensenhandel;
ten aanzien van feit 2:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. W.M.C. van den Berg en M.T.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van L. Jaakke-van den Berg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 juni 2018.
Bijlage I
Tenlastelegging
Aan verdachte [verdachte] is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2016 tot en met 21 januari 2017 te Amsterdam en/of Huizen, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
A) een ander of anderen, te weten [slachtoffer] , geboren [geboortedatum slachtoffer] en/of andere tot op heden onbekend gebleven personen die de leeftijd van achttien jaren nog niet hebben bereikt,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer] en/of die andere tot op heden onbekend gebleven personen die de leeftijd van 18 jaren nog niet hebben bereikt (sub 2°) en/of
- ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer] en/of die andere personen (telkens) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer] en/of die andere personen zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen
(sub 5°)
en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die/een ander of anderen, te weten die [slachtoffer] en/of die andere personen, met en/of voor een derde tegen betaling , terwijl die [slachtoffer] en/of die andere personen de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt (sub 8°) , bestaande die/dat handelingen hieruit dat verdachte en/of zijn mededader(s);
- die [slachtoffer] en/of die andere personen heeft/hebben verleid en/of aangezet tot het plegen van seksuele handelingen met derden tegen betaling waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) de controle had over de ontvangsten en/of
- een of meerdere advertenties op internet heeft/hebben gezet waarin die [slachtoffer] en/of die andere personen als prostituee werd(en) aangeboden en/of
- een of meerdere (blote) foto's van die [slachtoffer] en/of die andere personen heeft/hebben gemaakt (die gebruikt werden) voor het aanmaken van die advertentie en/of
- een of meer ruimte(s) heeft/hebben geregeld voor het verrichten van de prostitutiewerkzaamheden en/of
- die [slachtoffer] en/of die andere personen naar klanten heeft/hebben gebracht of laten brengen voor het verrichten van prostitutiewerkzaamheden en/of
- de contacten met klanten voor die [slachtoffer] en/of die andere personen tot stand heeft/hebben gebracht en/of
- afspraken met klanten over de datum en/of plaats en/of tijd en/of aard en/of prijs van de prostitutiewerkzaamheden heeft/hebben gemaakt en/of
- een (aanzienlijk) deel van de ontvangsten heeft/hebben ingenomen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2016 tot en met 21 januari 2017 te Amsterdam en/of Huizen, in elk geval in Nederland (meermalen) met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam.