ECLI:NL:RBAMS:2018:4347

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 juni 2018
Publicatiedatum
21 juni 2018
Zaaknummer
13/845016-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 23-jarige man voor oplichting, diefstal en witwassen door phishing

Op 21 juni 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam een 23-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, voor het medeplegen van oplichting, diefstal en witwassen. De man was betrokken bij een phishing-zaak waarbij hij samen met een medeverdachte phishing-e-mails verstuurde om slachtoffers te misleiden en hen te bewegen hun bankpas en pincode af te geven. In de periode van 28 oktober 2015 tot en met 30 oktober 2015 heeft hij samen met zijn medeverdachte oplichting gepleegd van verschillende bedrijven en particulieren, waaronder [naam bedrijf], [naam B.V.], [naam 1] en [naam 2]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verantwoordelijk was voor het versturen van de phishing-e-mails en het verkrijgen van de bankgegevens van de slachtoffers. De verdachte ontkende de ten laste gelegde feiten, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijsmiddelen voldoende waren om zijn betrokkenheid vast te stellen. De verdachte werd ook schuldig bevonden aan het witwassen van de opbrengsten van zijn misdrijven, waaronder dure horloges en kleding. De rechtbank legde een gevangenisstraf op en stelde bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/845016-16
Datum uitspraak: 21 juni 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 juni 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.M. de Leeuw, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. E.G.S. Roethof, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
medeplegen van oplichting van [naam bedrijf] en [naam B.V.] in de periode van 28 oktober 2015 tot en met 30 oktober 2015, waardoor zij werden bewogen tot afgifte van een Rabobankpas (met bijbehorende pincode);
medeplegen van diefstal door middel van een valse sleutel van circa € 4.500,00, toebehorende aan [naam bedrijf] , en van € 1.230,00, toebehorende aan [naam B.V.] op 1 november 2015;
medeplegen van oplichting van [naam 1] op 23 oktober 2015, waardoor [naam 1] werd bewogen tot afgifte van een Rabobankpas (met bijbehorende pincode);
medeplegen van diefstal door middel van een valse sleutel van circa € 5.970,00, toebehorende aan [naam 1] , op 27 oktober 2015;
medeplegen van oplichting van [naam 2] in de maand oktober 2015, waardoor [naam 2] werd bewogen tot afgifte van een ANWB Visa Card (met bijbehorende pincode);
medeplegen van diefstal door middel van een valse sleutel van circa € 920,00, toebehorende aan [naam 2] , op 5 november 2015;
medeplegen van witwassen van meerdere geldbedragen en/of voorwerpen in de periode van 21 februari 2015 tot en met 10 februari 2016, terwijl hij en zijn mededaders daarvan een gewoonte hebben gemaakt.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is, zij bevoegd is tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten, de officier van justitie ontvankelijk is en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle aan verdachte ten laste gelegde feiten. Uit het bewijs volgt dat verdachte, tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] , verantwoordelijk is voor het versturen van phishing e-mails. In de e-mails, die ogenschijnlijk van een bank of creditcardmaatschappij afkomstig waren, werden de slachtoffers bewogen om hun bancaire gegevens (waaronder hun pincode) op te geven en hun bankpas op te sturen. De ten laste gelegde geldbedragen werden vervolgens door [medeverdachte] gepind. Hiervoor is verdachte als medepleger verantwoordelijk. Verder is gebleken dat verdachte alle ten laste gelegde voorwerpen en geldbedragen heeft witgewassen.
4.2
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft de ten laste gelegde feiten ontkend. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij door foute vrienden is misbruikt en onder druk is gezet. Hierdoor heeft hij ‘domme dingen’ gedaan. Verdachte heeft eveneens verklaard dat hij niet de alias ‘ [alias] ’ heeft gebruikt. Dit heeft hij bij zijn politieverhoor verklaard omdat hij door de verhorende verbalisanten onder druk werd gezet. De raadsman heeft bepleit dat verdachte van de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. Er kan niet met een voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat verdachte de persoon is waarmee medeverdachte [medeverdachte] via de chatapplicatie Telegram contact had, noch dat hij middels het IP-adres van zijn onderbuurvrouw phishing e-mails heeft verstuurd naar de slachtoffers. Ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde, heeft de raadsman bepleit dat niet is komen vast te staan dat verdachte de horloges van het merk Rolex heeft gekocht of voorhanden heeft gehad. De ten laste gelegde kleding heeft verdachte gekocht met geld dat hij uit legaal inkomen heeft verworven. Het aangetroffen geldbedrag kan weliswaar worden bewezen, maar dat is afkomstig uit eigen misdrijf en kan derhalve niet als witwassen worden gekwalificeerd.
4.3
Oordeel van de rechtbank
4.3.1
Verklaring verdachte bij politieverhoor
Verdachte heeft verklaard dat hij zijn verklaring bij het verhoor op 11 februari 2016 niet in vrijheid heeft afgelegd. De rechtbank heeft hiervoor geen ondersteuning in het dossier aangetroffen en zal derhalve de daar afgelegde verklaring van verdachte voor het bewijs gebruiken.
4.3.2
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Start van het onderzoek
In augustus 2015 ontvangt de Belastingdienst informatie over in omloop zijnde valse e-mails (zogenoemde phishing e-mail) waarbij misbruik wordt gemaakt van de domeinnaam ‘@belastingdienst.nl’. Hierop wordt door de FIOD een onderzoek ingesteld. [1] In deze phishing e-mails worden personen/bedrijven dringend verzocht om een bedrag over te maken naar verschillende bankrekeningnummers omdat er een betalingsachterstand zou zijn ontstaan in hun belastingaangiften. [2] De bankrekeningnummers die in de phishing e-mails worden genoemd, zijn door de FIOD onderzocht. Deze bankrekeningnummers zijn via het internet door verschillende IP-adressen benaderd. Hierbij valt op dat een tweetal IP-adressen zijn gebruikt bij het benaderen van meerdere in de phishing e-mails genoemde bankrekeningen. [3] Een van deze IP-adressen ( [IP adres 1] ) was toegewezen aan [naam 3] , woonachtig op het adres [adres 1] te [plaats] . [4] Tot 11 september 2015 stond ook medeverdachte [medeverdachte] op dit adres ingeschreven. [5] Het andere IP-adres ( [IP adres 2] ) was toegewezen aan [naam 4] , woonachtig het op adres [adres 2] te [plaats] . [6] Uit onderzoek volgt dat vanaf dit IP-adres op 30 november 2015 4.525 phishing e-mails zijn verstuurd, ogenschijnlijk afkomstig van de ING-bank. [7] Verdachte staat ingeschreven op het adres [adres 3] te [plaats] . Dit appartement ligt pal boven het appartement op het adres [adres 2] . [8]
Onderzoek telefoon [medeverdachte]
Uit onderzoek naar de telefoon van [medeverdachte] volgt dat hij via de applicatie Skype contact heeft gehad met een persoon die zichzelf ‘ [alias] ’ noemt. Bij de profielgegevens van ‘ [alias] ’ staat de geboortedatum [geboortedatum] ingevuld. [9] Het profiel heeft gebruik gemaakt van een IP–adres ( [IP adres 2] ) dat geregistreerd staat op het adres [adres 2] te [plaats] . Verdachte is op dezelfde datum geboren en heeft verklaard de alias ‘ [alias] ’ te gebruiken. [10]
Op de telefoon van [medeverdachte] is eveneens de applicatie Telegram geïnstalleerd. Dit is een applicatie waarmee gebruikers tekst- en spraakberichten, foto’s video’s en bestanden kunnen uitwisselen. Bij het openen van de applicatie is zichtbaar dat [medeverdachte] gesprekken heeft gevoerd met een persoon die zich ‘ [naam 5] ’ noemt. Uit deze gesprekken volgt dat [medeverdachte] en ‘ [naam 5] ’ het hebben over het gebruiken van ‘ [naam 6] ’. Deze naam staat ook vermeld onder de eerder genoemde valse e-mails van de Belastingdienst. [11] Verder spreken [medeverdachte] en ‘ [naam 5] ’ over hoe, wanneer en waar ‘gevist’ gaat worden en worden banknummers, pasnummers en pincodes uitgewisseld. Ook sturen zij elkaar afbeeldingen van inlogcodes, creditcardoverzichten, bankpassen en kleurcodes (ter autorisatie van transacties via de Rabobank). [12] In de gesprekken stuurt ‘ [naam 5] ’ afbeeldingen waaruit volgt wanneer een bankpas opgestuurd gaat worden. In deze afbeeldingen is de tekst ‘Design by [alias] ’ opgenomen. Een verbalisant herkent in berichten die verdachte en ‘ [naam 5] ’ hebben ingesproken en via Telegram naar elkaar hebben verzonden de stemmen van [medeverdachte] en verdachte. [13]
Doorzoeking woning verdachte
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte op het adres [adres] te [woonplaats] worden onder meer een drietal USB-sticks in beslag genomen. [14] Uit onderzoek naar de inhoud van deze USB-sticks volgt dat er software van de programma’s SendBlaster en GSA Email Spider is opgeslagen. Met het programma GSA Email Spider is het mogelijk om met behulp van zoekmachines e-mailadressen te vinden en deze veilig te stellen. Met het programma SendBlaster is het mogelijk om in bulk e-mails te versturen. Op de usb-sticks stonden verder 1.297.391 e-mailadressen en bestanden met phishing-websites opgeslagen. [15]
Feit 1 en 2
[naam 7] doet op 3 november 2015 aangifte van oplichting. [naam 7] verklaart dat de zakelijke bankrekening van zijn bedrijf [naam B.V.] is geblokkeerd door de Rabobank, nadat er ongebruikelijke transacties hadden plaatsgevonden. [naam 7] verklaart op 28 oktober 2015 te hebben gereageerd op een e-mail die eruit zag alsof deze afkomstig was van de Rabobank. Hierin werd hem gevraagd om diverse gegevens te vermelden in het kader van het kosteloos aanvragen van een nieuwe betaalpas. [naam 7] gaf daarbij zijn pincode op. Daarnaast verstuurde hij zijn bankpas op 29 oktober 2015 naar een adres in Amsterdam. [16]
De Rabobank heeft op 9 juni 2016 aangifte gedaan en verklaard dat er misbruik is gemaakt van bankrekeningen van een aantal klanten, waaronder [naam B.V.] en [naam bedrijf] . [17] Namens [naam bedrijf] heeft [naam 8] verklaard dat hij heeft gereageerd op een phishing e-mail uit naam van de Rabobank. In de e-mail wordt gevraagd om de pincode en huidige pas op te sturen, waarna de klant na twee dagen een nieuwe betaalpas zou ontvangen. [18] Op 1 november 2015 wordt frauduleus in totaal € 4.500,00 opgenomen van de bankrekening van [naam bedrijf] . Er wordt in een tijdsbestek van vier minuten driemaal een geldbedrag gepind bij een pinautomaat in Amsterdam, namelijk € 1.000,00 en tweemaal € 1.750,00. [19] Ten aanzien van [naam B.V.] meldt de Rabobank dat op 1 november 2015 een frauduleuze geldopname heeft plaatsgevonden voor een bedrag van € 1.230,00 bij een pinautomaat in Amsterdam. [20]
De Rabobank heeft screenshots van de camerabeelden van de pintransacties verstrekt aan de politie. Bij de pinopname van € 1.230,00 op 1 november 2015 is een man zichtbaar die sterke gelijkenis toont met verdachte. De man draagt een zwarte jas met een capuchon die is afgezet met bont. De jas heeft grote knopen en de jaszak is afgezet met een leren driehoek. Bij doorzoeking van de woning van [medeverdachte] is een gelijkende jas aangetroffen en in beslag genomen. [21] Bij de pinopnames van in totaal € 4.500,00 is een man zichtbaar die een gelijkenis vertoont met verdachte. Zichtbaar is dat de man een zwarte jas draagt met een capuchon die is afgezet met bont. [22]
Veder is op de telefoon van [medeverdachte] het volgende gesprek via Telegram aangetroffen. [23]
Datum
[naam 5]
[medeverdachte]
30-10-2015
Stuurt afbeeldingen Rabobank pasjes
Pasnummer: [nummer]
Nip= [nip]
Pasnummer: [nummer]
Nip= [nip]
01-11-2015
Stuurt afbeelding Transactieoverzicht
Ga je nu trekke of timmmere op werk spa
Wat jij wil man
Legen denk k
Oké ik maak me klaar
Stuurt afbeelding Rabobank bankieren kleurcode
Stuurt afbeelding inlogcode
Stuurt afbeelding Rabobank bankieren kleurcode
Stuurt afbeelding signeercode
Meld als je kop trekt
Dan zet k klaar
Oké
Van welke moet k kop trekken
Alle 2
Alleen werk spaa
K sta bij muur
Hoog je het gelijk??
Want anders pak k andere muur
Gewoon kop dan hoge
Wat we altijd doen
Die 5k prexies lukt sws nie
Hoog het
Pasnummer: [nummer]
Nip = [nip]
Als we hoge mrteen maaar 3500
Pasnummer: [nummer]
Nip = [nip]
S hoog
Ff kyken wat eraf kan
1750
1750
1050
Au
Klaar
Op de afbeeldingen van de Rabobankpasjes, verstuurd door [medeverdachte] op 30 oktober 2015, zijn de namen ‘ [naam bedrijf] ’ en ‘ [naam B.V.] ’ zichtbaar. [24] Op de afbeelding van het transactieoverzicht, verstuurd door ‘ [naam 5] ’ op 1 november 2015, zijn transacties naar [naam B.V.] zichtbaar. [25]
Feit 3 en 4
[naam 1] doe op 30 oktober 2015 aangifte. Hij verklaart op 23 oktober 2015 een e-mail te hebben ontvangen, ogenschijnlijk van de Rabobank, waarin hem wordt gevraagd een nieuwe betaalpas aan te vragen omdat zijn oude betaalpas zou komen te vervallen. [naam 1] klikt op een link en geeft zijn bankrekeningnummer en zijn pasnummer op. Vervolgens stuurt hij zijn bankpas naar de [adres 4] te Amstelveen. [naam 1] merkt later dat er in totaal voor € 5.790,00 van zijn rekening is afgeschreven bij transacties bij de Kruidvat, Hema, Ako en de Rabobank. Alle transacties vinden plaats in Almere. [26]
Verder is op de telefoon van [medeverdachte] het volgende gesprek via Telegram met ‘ [naam 5] ’ aangetroffen.
Datum
[naam 5]
Verdachte
27-10-2015
Stuurt afbeelding van vier betaalpassen, 3 Rabo wereldpassen en 1 Visa card
K fix nip
Pasnummer: [nummer]
NIP= [nip]
Pasnummer: [nummer]
NIP= [nip]
Pasnummer: [nummer]
NIP= [nip]
Stuur van sci ook, zet ik in reader
Sci nip: [nip]
Stuurt afbeelding Rabobank bankieren kleurcode
[nummer]
Stuurt afbeelding inlogcode [code]
Stuurt afbeelding transactie overzicht Rabobank
Op de afbeelding van de vier betaalpassen, verstuurd door [medeverdachte] op 27 oktober 2015, is de Rabo Wereldpas van [naam 1] zichtbaar. [27] Op de afbeelding van een transactieoverzicht van de Rabobank, verstuurd door ‘ [naam 5] ’ op 27 oktober 2015, zijn transacties van [naam 1] zichtbaar. [28]
Feit 5 en 6
[naam 2] verklaart dat hij eind oktober 2015 een e-mail heeft ontvangen waarin hem wordt verzocht om zijn ANWB-Visa creditcard op te sturen, omdat zijn oude creditcard zou verlopen en de nieuwe creditcard minder fraudegevoelig zou zijn. [naam 2] verblijft op dat moment in Spanje en stuurt zijn pas op naar een adres in Hilversum. Hij verstrekt niet zijn pincode. [29] Op 5 november 2015 wordt er € 920,00 van de rekening van [naam 2] afgeboekt bij een transactie op de Eerste Oosterparkstraat te Amsterdam. Door de ABN-AMRO zijn camerabeelden van deze transactie veilig gesteld. [30] Op screenshots van deze beelden zijn een man en een vrouw zichtbaar. De vrouw vertoont een sterke gelijkenis met [naam 3] , de vriendin van [medeverdachte] . De man vertoont een sterke gelijkenis met [medeverdachte] . Verder draagt de vrouw een witte jas met bontkraag. Bij doorzoeking van de woning van [medeverdachte] is een gelijkende jas aangetroffen. [31]
Verder is uit de telefoon van [medeverdachte] het volgende gesprek via Telegram met ‘ [naam 5] ’ veilig gesteld. [32]
Datum
[naam 5]
[medeverdachte]
05-11-2015
Yoo
Vergeet je nie
Yo
Vertrek nu
Matterhorn toch
Stuurt afbeelding van 2 bankpasjes met daarbij een handgeschreven brief
Die vrouw heeft een ma pp lange brief geschreven
Whahahaha
Dat ze in het buitenland is enz
Hahhha
Waar s dat
163 toch
Wgaahahhaahahahaha
Ze is in Spanje
Helemaal uit Spanje stuurt ze der spa
Wgaaahahahaahahah
Whhaha
Paraa mn
Wat s naam sci
Stuurt afbeeldingen ANWB Visa kaart op naam van [naam 2]
Dit s sci
Sturt afbeelding overzicht ANWB Visa card t.n.v. [naam 2]
Hoeveel kunnen we dus nog??
Maar 925
Op de afbeelding van de ANWB Visa kaart, verstuurd door [medeverdachte] op 5 november 2015, is de naam van [naam 2] zichtbaar. [33] Op de afbeelding van het overzicht van de ANWB Visa card, verstuurd door ‘ [naam 5] ’ op 5 november 2015, is een rekeningoverzicht van de ANWB Visa Card van [naam 2] zichtbaar. [34]
Feit 7
Verdachte heeft in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2015 in totaal bruto € 11.759,00 aan inkomsten heeft gehad. [35] Bij doorzoeking van de woning van verdachte wordt contant geld aangetroffen met een totaalbedrag van € 7.725,55. [36] Daarnaast worden onder meer de volgende kledingstukken en accessoires in beslag genomen. [37]
vier paar schoenen van het merk Christian Louboutin ter waarde van respectievelijk € 675,00, € 995,00, € 545,00 en € 1.525,00.
een bril van het merk Cartier ter waarde van € 1.098,00.
een tas van het merk Louis Vuitton ter waarde van € 1.090,00.
een rugzak van Louis Vuitton ter waarde van € 1.670,00.
een zonnebril van het merk Louis Vuitton € 435,00
twee paar schoenen van het merk Valentino Garavani ter waarde van in totaal € 1.080,00.
een paar schoenen van het merk Dolce & Gabbana ter waarde van € 249,95.
een paar schoenen van het merk Gucci ter waarde van € 460,00.
Verder blijkt uit de transactiegegevens van de winkel Schaap en Citroen dat er twee horloges van het merk Rolex op naam van verdachte zijn aangeschaft. De horloges, een Rolex Datejust ter waarde van € 9.360,00 en een Rolex Yacht-master ter waarde van € 7.480,00, zijn aangekocht op respectievelijk 23 februari 2015 en 28 januari 2016 en zijn beide ingegraveerd met de letters [letters] . [38]
4.3.3
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank is op grond van voornoemde feiten en omstandigheden van oordeel dat bewezen is dat verdachte alle aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan. Ten aanzien van de door de officier van justitie en de raadsman aangevoerde standpunten overweegt de rechtbank als volgt.
Feit 1, 2, 3, 4, 5 en 6
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Uit de inhoud van de bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af.
De aangevers verklaren allen een e-mail te hebben ontvangen van een bank of creditcardmaatschappij, waarin hen wordt gevraagd om vertrouwelijke gegevens in te vullen. Vervolgens is hen verzocht om hun bankpas op te sturen naar een adres. Kort nadat zij deze instructies hebben opgevolgd, merken zij dat er ongebruikelijke transacties plaatsvinden en er onder meer (grote) bedragen worden gepind.
Uit de resultaten van het onderzoek volgt dat zowel verdachte als [medeverdachte] bij deze handelingen betrokken is geweest. Zo is gebleken dat [medeverdachte] de door de slachtoffers opgestuurde bankpassen ophaalde en daarmee de pintransacties verrichtte. Tijdens deze handelingen had verdachte via de chatapplicatie Telegram intensief contact met een persoon die zichzelf ‘ [naam 5] ’ noemt. Gelet op de onderzoeksbevindingen omtrent dit profiel en de verklaring van verdachte dat hij de alias ‘ [alias] ’ gebruikt, is genoegzaam komen vast te staan dat verdachte de gebruiker van dit Telegram-profiel is. De verklaring van verdachte dat hij niet in de gelegenheid was om de Telegram-berichten te versturen omdat hij op die momenten aan het werk was of rijles volgde, is niet aannemelijk geworden. Bij de doorzoeking van zijn woning is door de politie software aangetroffen om e-mailadressen te vergaren en (in bulk) e-mails te versturen. Eveneens is gebleken dat verdachte gebruik maakte van het IP-adres van zijn onderbuurvrouw en er middels dat IP-adres op 30 november 2015 4.525 phishing e-mails zijn verstuurd. De verklaring van verdachte dat hij door hackers is benaderd en deze onbekend gebleven personen daarna met gebruikmaking van zijn computer phishing-mails hebben verzonden, vindt op geen enkele manier steun in het dossier.
Uit de gesprekken tussen [medeverdachte] en verdachte via Telegram volgt dat verdachte de persoon is die beschikte over de bancaire gegevens van de benadeelden, die zij door middel van een link in de phishing e-mail hebben verstrekt. Gelet op deze omstandigheden gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte verantwoordelijk is geweest voor het versturen van de phishing e-mails naar [naam B.V.] , [naam bedrijf] , [naam 1] en [naam 2] . Uit de gesprekken via Telegram volgt eveneens dat verdachte de pincodes aan verdachte heeft verstrekt en de opnamelimieten heeft verhoogd, zodat er grotere bedragen konden worden weggenomen. [medeverdachte] was op zijn beurt verantwoordelijk voor het ophalen van de door de benadeelden opgestuurde bankpassen en het verrichten van de pintransacties.
Gelet op al het voorgaande, in onderling verband en in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten tezamen en in vereniging met [medeverdachte] heeft begaan.
Feit 7
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, onder a en b van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’, niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp ‘uit enig misdrijf’ afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het Openbaar Ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp. Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp, dan ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte in de periode tussen 2013 en 2015 bruto € 11.759,00 heeft verdiend. Bij doorzoeking van de woning van verdachte wordt een geldbedrag van € 7.725,55 aangetroffen. Daarnaast worden verschillende luxe goederen aangetroffen en in beslag genomen, waaronder schoenen ter waarde van € 1.525,00, een bril ter waarde van € 1.098,00 en tassen ter waarde van € 1.090,00 en € 1.670,00. Daarnaast blijkt uit de transactiegegevens van de winkel Schaap en Citroen dat verdachte twee dure Rolex horloges heeft aangeschaft.
Gelet op het feit dat verdachte in de ten laste gelegde periode een gering inkomen heeft gehad en in het bijzonder op het feit dat is komen vast te staan dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting en diefstal, is de rechtbank van oordeel dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat de voorwerpen in de tenlastelegging uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat daarom van de verdachte mag worden verlangd dat hij een (aannemelijke) verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat het contante geldbedrag van misdrijf afkomstig is, maar dat de goederen zijn gekocht door middel van inkomsten uit loonbetrekking. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring niet aannemelijk is, nu er weinig inkomsten uit loon waren waarvan ook nog moest worden geleefd en het om relatief dure voorwerpen gaat. Het kan daarom niet anders kan dan dat de ten laste gelegde voorwerpen – onmiddellijk of middellijk – uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Niet kan worden bewezen dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd. Verdachte zal daarom van het ten laste gelegde medeplegen worden vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3.2 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 28 oktober 2015 tot en met 30 oktober 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels,
[naam bedrijf] heeft bewogen tot de afgifte van een Rabobankpas (met bijbehorende pincode)
en
[naam B.V.] heeft bewogen tot de afgifte van een Rabobankpas (met bijbehorende pincode),
hebben verdachte en zijn mededader met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – listiglijk, bedrieglijk en in strijd met de waarheid
aan [naam bedrijf] en [naam B.V.] een e-mail uit naam van de Rabobank verstuurd inzake de aanvraag van een nieuwe, beter beveiligde bankpas en daarbij gevraagd om de pincode van de huidige bankpas te verstrekken en gevraagd de huidige bankpas via de post op te sturen naar een adres in Amsterdam, waardoor [naam bedrijf] en [naam B.V.] werden bewogen tot bovenomschreven aangiften;
2.
op 1 november 2015 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat heeft weggenomen geldbedragen tot een totaalbedrag van Euro 4.500,-, toebehorende aan [naam bedrijf] en een geldbedrag van Euro 1.230,-, toebehorende aan [naam B.V.] , waarbij hij, verdachte en zijn mededader, die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van valse sleutels (te weten bankpassen met bijhorende pincodes);
3.
op 23 oktober 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels
[naam 1] heeft bewogen tot de afgifte van een Rabobankpas (met bijbehorende pincode),
hebben verdachte en zijn mededader met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – listiglijk, bedrieglijk en in strijd met de waarheid
aan die [naam 1] een e-mail uit naam van de Rabobank verstuurd inzake de aanvraag van een nieuwe bankpas en daarbij gevraagd om gegevens met betrekking tot de huidige bankpas in te vullen en gevraagd de huidige bankpas via de post op te sturen naar een adres in Amstelveen, waardoor [naam 1] werd bewogen tot bovenomschreven aangifte;
4.
op 27 oktober 2015 te Almere, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen tot een totaalbedrag van circa Euro 5.970,-, toebehorende aan [naam 1] , waarbij hij, verdachte en zijn mededader, die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel (te weten een bankpas met bijhorende pincode);
5.
in de maand oktober 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels,
[naam 2] heeft bewogen tot de afgifte van een ANWB Visa Card (met bijbehorende pincode),
hebben verdachte en zijn mededader met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – listiglijk, bedrieglijk en in strijd met de waarheid
aan [naam 2] een e-mail uit naam van International Card Services verstuurd inzake de aanvraag van een nieuwe, beter beveiligde creditcard en gevraagd de huidige creditcard via de post op te sturen naar een adres in Hilversum,
waardoor [naam 2] werd bewogen tot bovenomschreven aangifte;
6.
op 5 november 2015 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van Euro 920,-, toebehorende aan [naam 2] , waarbij hij, verdachte en zijn mededader dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel (te weten een creditcard);
7.
in de periode van 23 februari 2015 tot en met 10 februari 2016 te Amsterdam van voorwerpen,
te weten geldbedragen van
Euro 7.480,- (de betaalde aankoopprijs van een horloge van het merk Rolex Yacht-master)
en
Euro 9.360,- (de betaalde aankoopprijs van een horloge merk Rolex Datejust
en/of
Euro 1.525,- (de betaalde aankoopprijs van 1 paar schoenen van het merk Christian Louboutin)
en/of
Euro 675,- (de betaalde aankoopprijs van 1 paar schoenen van merk Christian Louboutin)
en/of
Euro 1.098,- (de betaalde aankoopprijs van 1 bril van het merk Cartier model 135)
heeft omgezet
en
Euro 7.725,55 (totaal aan cash geld aangetroffen tijdens de doorzoeking d.d. 10 februari 2016 van de woning [adres] te [woonplaats] )
en
een horloge (Rolex Yacht-master ter waarde van Euro 7.480,-)
en
een horloge (Rolex Datejust ter waarde van Euro 9.360,-)
en
een paar schoenen (Christian Louboutin ter waarde van Euro 1.525,-)
en
een paar schoenen (Christian Loubouitin ter waarde van Euro 675,-)
en
een bril (Cartier ter waarde van Euro 1.098,-)
en
een tas (Louis Vuitton ter waarde van Euro 1.090,-)
en
een rugzak (Luis Vuitton ter waarde van Euro 1.670,-)
en
een zonnebril (Louis Vuitton ter waarde van Euro 435,-)
en
twee paar schoenen (Valentino Garavani ter waarde van samen Euro 1.080,-)
en
een paar schoenen (Christian Louboutin ter waarde van Euro 995,-)
en
een paar schoenen (Christian Louboutin ter waarde van Euro 545,-)
en
een paar schoenen (Dolce&Gabbana ter waarde van Euro 250,-)
en
een paar schoenen (Gucci ter waarde van circa Euro 460,-),
voorhanden heeft gehad en heeft verworven en heeft omgezet en van die voorwerpen gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist dat die geldbedragen en voorwerpen geheel of gedeeltelijk
-onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, daarvan een gewoonte heeft gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

6.1
Kwalificatie-uitsluitingsgrond
De rechtbank stelt voorop dat noch de tekst van artikel 420bis Sr noch de wetsgeschiedenis eraan in de weg staat dat iemand die een in die bepaling omschreven gedraging verricht, ten aanzien van een voorwerp dat afkomstig is uit enig door hemzelf begaan misdrijf, wordt veroordeeld wegens witwassen. Dit betekent echter niet dat elke gedraging die in art. 420bis, eerste lid, Sr is omschreven, onder alle omstandigheden de kwalificatie witwassen rechtvaardigt.
Uit de wetsgeschiedenis volgt namelijk eveneens dat, in het geval het witwassen de opbrengsten van eigen misdrijf betreft, van de witwasser een handeling wordt gevergd die erop is gericht om zijn criminele opbrengsten veilig te stellen. Gelet hierop moet worden aangenomen dat het enkele verwerven of voorhanden hebben van een voorwerp dat onmiddellijk afkomstig is uit een door verdachte begaan misdrijf niet als witwassen kan worden gekwalificeerd, indien geen gedraging uit het bewijs volgt die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat door eigen misdrijf verkregen voorwerp gericht karakter heeft.
De rechtbank heeft, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, geoordeeld dat het aannemelijk is geworden dat het onder 7 bewezen verklaarde contante geldbedrag van € 7.725,55 afkomstig is uit een door verdachte zelf begaan misdrijf en heeft bewezen verklaard dat verdachte het geld heeft witgewassen door dit voorhanden te hebben gehad. De rechtbank heeft echter niet kunnen vaststellen dat verdachte één of meer handelingen heeft verricht die gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het geldbedrag. Dit betekent dat dit deel van het onder 7 bewezenverklaarde (het eerste gedachtestreepje onder feit 7: “circa Euro 7.725,55,- (totaal aan cash geld aangetroffen tijdens de doorzoeking d.d. 10 februari 2016 van/in de woning [adres] te [woonplaats] ) (zie: IBN-C-009)”) niet kan worden gekwalificeerd en daarom geen strafbaar feit oplevert. Verdachte dient daarom ter zake van dit onderdeel van het bewezenverklaarde feit partieel te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het overige deel van het onder feit 7 (witwassen) bewezenverklaarde en de overige bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder het feit dat hij jong is en er geen sprake is van recidive. Verder heeft hij aangevoerd dat de eis van de officier van justitie buitensporig hoog is, gelet op de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
8.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich, samen met zijn mededader, schuldig gemaakt aan phishing. In het kader van deze vorm van internetfraude heeft hij meerdere mensen opgelicht door hen e-mails te versturen die ogenschijnlijk van hun bank of creditcardmaatschappij afkomstig waren. De slachtoffers werden hierdoor bewogen om hun bankgegevens te verstrekken en hun bankpas op te sturen. Hiermee stelden zij onbewust verdachte in staat om (soms grote) geldbedragen van hun rekening te pinnen.
Verdachte is voorts medeverantwoordelijk voor de diefstallen die vervolgens met deze pinpassen zijn gepleegd.
Verdachte en [medeverdachte] hebben bij de uitvoering van deze oplichtingen en diefstallen intensief samengewerkt. Om de pincode en bankpas van het slachtoffer te verkrijgen, was een nauwkeurige afstemming tussen verdachten noodzakelijk. [verdachte] zorgde ervoor dat de slachtoffers hun pincode prijsgaven, hun pas opstuurden en de opnamelimiet werd verhoogd. [medeverdachte] kreeg vervolgens de pinpas in zijn bezit en nam daarmee geld op of kocht daarmee dure goederen in winkels. Verdachten waren er, zo blijkt uit onder meer de Telegram-berichten, op uit om hun winst te maximaliseren. Zij hebben geen oog gehad voor de overlast en schade die zij hebben veroorzaakt bij de betrokken rekeninghouders. Ook ter zitting heeft verdachte niet laten blijken spijt te hebben van zijn handelen.
Verder heeft verdachte van de opbrengsten van deze oplichtingen en diefstallen onder meer kostbare horloges, schoenen en tassen gekocht. Hij heeft zich daarmee zich schuldig gemaakt aan witwassen. Witwassen is een ernstig feit dat bijdraagt aan de instandhouding van criminaliteit. Het leidt er immers toe dat uit misdrijf verkregen geld een schijnbaar legale herkomst krijgt, waarna de pleger van het misdrijf vrijelijk over dat geld kan beschikken.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met de oplegging van een (gedeeltelijk) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 april 2018 is verdachte niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten. Gelet op al het voorgaande, in onderling verband en in samenhang bezien, zal aan verdachte een gevangenisstraf van 15 maanden worden opgelegd. Een gedeelte van 3 maanden zal daarbij in voorwaardelijke vorm worden opgelegd. Hiermee hoopt de rechtbank verdachte te weerhouden zich in de toekomst aan (soortgelijke) strafbare feiten schuldig te maken. Als een bijzondere voorwaarde zal aan verdachte een meldplicht bij de reclassering worden opgelegd.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
Nummer
Goed
1
Geld (€ 7.725,55 )
2
USB-stick (Lexar)
3
Document (kaartje Regus en kassaban Shoebaloo)
4
Simkaarten en DB Card
5
Simkaart (Lebara)
6
Kleding (zwarte Dolce&Gabbana schoenen)
7
Oplader
8
Valentino Garavani doos met witte D&G
9
Valentino Garavani doos
10
3 paar Christian Louboutin schoenen
11
Christian Louboutin doos met schoenen
12
Gucci schoenen met doos
13
Gucci doos met Valentino Garavani schoenen
14
Louis Vuitton rugtas
15
Louis Vuitton schoudertas
16
Jas (Canada Goose)
17
Jas (DSquared)
18
Jas (Woolrich)
19
Vier tassen (tweemaal Shoebaloo, eenmaal Gucci en eenmaal Patrick Lusink)
20
Telefoon (iPhone S6)
21
3 simkaarten (Lebara)
22
Simkaart (Lyca)
23
Telefoon (Samsung)
24
Telefoon (Blackberry)
25
USB-stick (naamloos)
26
USB-stick (Kingston)
27
USB-stick (Emtec)
28
Telefoon (iPhone 4S)
29
Adapter HP
30
Visa (prepaid credit card)
31
Factuur (Christian Louboutin)
32
Simkaart (GT mobile)
33
Document (briefje met credit cardnummer van [naam 9] )
34
Twee simkaarten (Lycamobile)
35
Bon (paysafecard)
36
Factuur (Schaap en Citroen en Occiala)
37
Diverse simkaarten
38
Diverse bonnen en kledinglabels
39
Telefoon (Blackberry T-mobile)
40
Telefoon (Blackberry)
41
Telefoon (Samsung Slice)
42
Simkaart (Lycamobile)
43
Doos (Blackberry met diverse bonnen en kledinglabels)
44
Telefoon (Blackberry Q5 in doos)
45
USB-Stick (met simkaart Lebara)
46
Tas (Media Markt met verpakkingen van diverse simkaarten)
47
Telefoon (iPhone A 1387)
48
USB-stick (Imation)
49
Simkaart
50
E-reader
51
Telefoon (Samsung S2)
52
USB-stick
53
USB-stick (Sony)
54
USB-stick (project bureau VisionR)
55
Telefoon (Samsung Yately)
56
Diverse bescheiden
57
Cartier in doosje
58
Louis Vuitton bril met brillenkoker
59
USB-stick (Duracel)
60
Diverse bonnetjes
61
Visa Debetcard
62
Visa Debetcard
63
Blikje met diverse simkaarthouders en simkaarten
64
Document (twee papieren Xafax kaartjes)
65
Simkaart (digicel)
66
Simkaart (Lebara)
67
Simkaart (digicel)
68
Simkaart (Lebara)
69
Simkaart (Orange)
70
Simkaart (Vodafone)
71
Simkaart (Lebara)
72
Document (geel notitieblaadje)
73
Document (notitieblaadje)
74
Pas (Jinso VIP kaart)
9.1
Verbeurdverklaring
De voorwerpen met nummer 1, 2, 4, 5, 6, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 25, 26, 31, 33, 36, 57, 58 en 59 behoren aan verdachte toe. Nu met betrekking tot die voorwerpen het onder 1, 3, 5 en 7 bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
De rechtbank zal eveneens de niet in beslag genomen Rolex horloges, die toebehoren aan verdachte en uit de baten van de strafbare feiten is verkregen, verbeurd verklaren en daarbij de waarde schatten op een bedrag van € 16.840,00. Verdachte dient deze horloges uit te leveren of de geschatte waarde te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 119 (honderdnegentien) dagen hechtenis.
9.2
Teruggave
De rechtbank is van oordeel dat de goederen met nummer 3, 7, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 27, 28, 29, 30, 32, 34, 35, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 68, 69, 70, 71, 72, 73 en 74 aan verdachte moeten worden teruggegeven.

10.Benadeelde partijen

10.1
[naam bedrijf]
De benadeelde partij [naam bedrijf] vordert € 4.500,00 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder 4 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De rechtbank waardeert deze schade op € 4.500,00 en zal in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan, te weten 1 november 2015.
10.2
[naam B.V.]
De benadeelde partij [naam B.V.] vordert € 2.335,00 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dat bestaat uit rente (ter hoogte van 7% over een bedrag van € 6.666,00), 32 uren werk tegen een uurloon van € 70,00.
De gevorderde rente en het uurloon zijn niet nader toegelicht of met stukken onderbouwd. De rechtbank acht bewezen dat er een bedrag van € 1.230,00 is weggenomen, maar dat bedrag is reeds door de Rabobank vergoed. De vordering wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij kan haar vordering aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
10.3
Coöperatieve Rabobank U.A.
De benadeelde partij Coöperatieve Rabobank U.A. vordert € 5.730,00 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente, aangezien zij dit bedrag uit coulance hebben betaald aan [naam bedrijf] en [naam B.V.] . Uit de bijgevoegde stukken blijkt enkel van een betaling aan [naam B.V.] . De rechtbank acht bewezen dat van [naam B.V.] € 1.230,00 is weggenomen. Dat bedrag zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan, te weten 20 januari 2016.
Anders dan de raadsman ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de persoon die de vordering heeft ingediend, dhr. [naam 10] .
De benadeelde partij zal voor het overige gedeelte niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De benadeelde partij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
10.4
[naam 1]
De benadeelde partij [naam 1] vordert € 4.450,00 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder 6 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Het bedrag van € 4.450,00 is onrechtmatig gepind en de vordering zal in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan, te weten 27 oktober 2015.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [naam 1] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 6 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 4.450,00 (zegge: vierduizend vierhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan, te weten 27 oktober 2015.
10.5
[naam 2]
De benadeelde partij [naam 2] vordert € 920,00 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente. Zoals hieronder onder 10.8 uiteen wordt gezet, heeft International Card Services gevraagd om vergoeding van hetzelfde bedrag. Niet duidelijk is daarom wie de schade van € 920,- uiteindelijk heeft geleden. Het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. Dat zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
10.6
International Card Services B.V.
De benadeelde partij International Card Services B.V. vordert € 5.418,25 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag is een optelsom van bedragen die zijn gepind van de rekeningen van [naam 2] (€ 920,00) en Vijgen (€ 4.498,25). Niet vermeld is dat International Card Services B.V. [naam 2] schadeloos heeft gesteld. Omdat [naam 2] zelf ook om vergoeding van deze € 920,00 heef gevraagd en niet duidelijk is wie de schade uiteindelijk heeft geleden, verklaart de rechtbank de vordering niet-ontvankelijk. Het toelaten van nadere bewijslevering op dit punt zou namelijk betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. Dat zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 34, 36f, 47, 57, 311, 326, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in rubriek 5 onder 7 bewezene partieel niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ter zake daarvan.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1, 3 en 5
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2, 4 en 6
medeplegen van diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 7
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
3 (drie) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde:
1. zich na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij de Reclassering Nederland, Wibautstraat 12 te Amsterdam, zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Verklaart verbeurd:
  • De goederen op de beslaglijst met nummer 1, 2, 4, 5, 6, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 25, 26, 31, 33, 36, 57, 58 en 59.
  • De niet in beslag genomen Rolex horloges en schat daarbij de waarde op een bedrag van € 16.840,00. Verdachte dient deze horloges uit te leveren of de geschatte waarde te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 119 (honderdnegentien) dagen hechtenis.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
De goederen op de beslaglijst met nummer 3, 7, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 27, 28, 29, 30, 32, 34, 35, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 68, 69, 70, 71, 72, 73 en 74.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. F.W. Pieters en J.M. Jongkind, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Groot, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 juni 2018.

Voetnoten

1.AMB-001, p. 0000065.
2.Idem.
3.AMB-001, p. 0000069.
4.AMB-001, p. 0000070.
5.AMB-010, p. 0000095.
6.AMB-001, p. 0000070.
7.AMB-013, p. 0000102.
8.AMB-028, p. 0000199.
9.AMB-026, p. 0000194.
10.V06-02, p. 0001395.
11.AMB-028, p. 0000198.
12.AMB-028, p. 0000198 t/m 0000199.
13.AMB-051, p. 0000285.
14.AMB-031, p. 0000210.
15.AMB-032, p. 0000217 t/m 0000218
16.DOC-313, p. 1000032 t/m 1000033.
17.DOC-049, p. 0000685 t/m 0000720.
18.DOC-049, p. 0000701.
19.DOC-049, p. 0000701 t/m 0000702.
20.DOC-049, p. 0000703.
21.AMB-061, p. 1000006.
22.Idem.
23.AMB-051, p. 0000298, 0000299 en 0000303 t/m 0000305.
24.AMB-051, p. 0000299 en DOC-188, p. 0001039.
25.AMB-051, p. 0000304 en DOC-197, p. 0001048.
26.DOC-238, p. 0001103 t/m 0001104.
27.AMB-051, p. 290 en DOC-157, p. 0001008.
28.AMB-051, p. 0000291 en DOC-160, p. 0001011.
29.AMB-055, p. 0000330 en DOC-243, p. 0001148.
30.DOC-243, p. 0001148 en DOC-243a, p. 0001154.
31.AMB-061, p. 1000007.
32.AMB-051, p. 0000311.
33.AMB-051, p. 0000311 en DOC-206, p. 0001057.
34.AMB-051, p. 0000311 en DOC-208, p. 0001059.
35.DOC-054a, p. 0000734 + DOC-054b, p. 0000735 + DOC-054c, p. 0000736.
36.IBN-C-009, p. 0001530.
37.IBN-C-001, p. 0001519 t/m 0001520 + AMB-027, p. 0000196 t/m 0000197.
38.AMB-042, p. 0000270.