6.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 4 april 2018, opgemaakt door K. Holterman. Zij heeft dit rapport mondeling ter terechtzitting toegelicht. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Betrokkene is niet in staat gebleken om een zelfvoorzienend, delictvrij bestaan op te bouwen in Nederland. Hij geeft aan geen meerwaarde te zien in een reclasseringstoezicht omdat hij “alles wel alleen af kan”. Hij heeft geen hulpvragen en ziet het reclasseringstoezicht enkel als mogelijkheid om vrij te komen. De reclassering vraagt zich dan ook af of betrokkene zich daadwerkelijk wil conformeren aan voorwaarden. Hij stelt zich bovendien niet begeleidbaar op door geen openheid van zaken te geven en er kan dan ook geen invulling worden gegeven aan een reclasseringstoezicht. Er is een delictpatroon ten aanzien van vermogensdelicten en het recidiverisico is hoog, evenals het risico op onttrekken aan voorwaarden. De reclassering sluit niet uit dat betrokkene op illegale wijze aan zijn geld komt. Voor een regulier ISD-traject komt hij formeel in aanmerking, maar dit kan geen doorgang vinden zodra betrokkene in aanmerking komt voor de extramurale fase. Hij kan immers geen aanspraak maken op sociale voorzieningen. Omdat betrokkene voldoet aan de ISD-criteria, maar ook vreemdeling is, wordt geadviseerd de ISD-maatregel gericht op terugkeer op te leggen. Hiertoe zal betrokkene geplaatst worden in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) en Vreemdeling in Strafrecht (VRIS). De ISD-VRIS heeft als doel re-integratie in het land van herkomst. Er is hulpaanbod beschikbaar op de volgende gebieden:
- Emotioneel welzijn;
- Intramurale verslavingszorg;
- Leefstijltraining;
- Cognitieve Vaardigheidstraining (CoVa)
- AA
- I-Psy
- Onderwijs
- Deelname arbeid
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 1 mei 2018 betreffende verdachte blijkt dat hij gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 20 februari 2018 meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf/maatregel, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens voornoemd uittreksel Justitiële Documentatie is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane (soortgelijke) feiten.
De rechtbank vindt, in weerwil van hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd, voldoende aanleiding om aan verdachte de ISD-maatregel op te leggen. Een eerdere veroordeling tot een voorwaardelijke ISD-maatregel of forse (on)voorwaardelijke gevangenisstraf is voor oplegging van de onvoorwaardelijke ISD-maatregel niet vereist. Ook kan een eventuele gedragsverandering bij verdachte niet op voorhand worden uitgesloten. Verdachte kan immers op een later moment alsnog beslissen om mee te werken aan een behandeling. Verdachte heeft bij de reclassering geen openheid van zaken willen geven, waardoor men weliswaar geen volledig beeld heeft kunnen krijgen van zijn persoonlijke omstandigheden en de mogelijke aanwezige risicofactoren en beschermende factoren, maar toch ziet de reclassering, hetgeen ter terechtzitting door de deskundige is bevestigd, wel degelijk de nodige risico’s ten aanzien van het middelengebruik en het sociale netwerk van verdachte en er zijn aanwijzingen van antisociaal gedrag. De rechtbank vindt het belangrijk dat deze problematiek binnen de ISD-maatregel in kaart wordt gebracht en, indien mogelijk, ook wordt aangepakt door behandeling van verdachte.
Het behoort niet tot de taak van de rechtbank te beslissen waar verdachte de ISD-maatregel dient te ondergaan. Kijkend naar de status van verdachte is het niet waarschijnlijk dat hij, zoals de reclassering adviseert, zal worden geplaatst op de ISD VRIS-afdeling in Veenhuizen. Dit betekent echter niet dat kale detentie voor de duur van twee jaar het gevolg is. Ook binnen een reguliere ISD-afdeling kan verdachte worden behandeld aan de problematiek die bij hem speelt. Nu verdachte geen aanspraak zal kunnen maken op sociale voorzieningen kan de uitvoering van de ISD-maatregel in de extramurale fase problematisch blijken, maar de rechtbank merkt op dat een andere doelstelling van de ISD-maatregel in het geval van verdachte repatriëring naar diens land van herkomst, [land van herkomst] , kan zijn. De rechtbank merkt hierbij op dat de ISD-maatregel kan worden opgeheven als dit daadwerkelijk en onder de juiste omstandigheden kan worden bewerkstelligd. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de officier van justitie dan ook volgen in haar vordering.
Teneinde de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
Tussentijdse beoordeling
De rechtbank ziet ten slotte aanleiding om uiterlijk tien maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel te toetsen. Ondanks dat verdachte geen hulpvraag heeft en alles zelf zegt af te kunnen zijn er wel degelijk aanwijzingen voor het bestaan van de nodige problemen op meerdere leefgebieden. Zo heeft de reclassering vermoedens van een (deels) negatief sociaal netwerk, problematisch middelengebruik en zijn er aanwijzingen van antisociaal gedrag. De rechtbank vindt het dan ook van belang dat binnen de ISD deze problematiek in kaart wordt gebracht en dat een behandelplan wordt opgesteld, waarna kan worden beoordeeld of de ISD-maatregel moet worden voortgezet.
Ten aanzien van de benadeelde partij Nationale Politie, Eenheid Amsterdam
De benadeelde partij Nationale Politie, Eenheid Amsterdam vordert € 23,91 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1. primair bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De vordering is betwist. De officier van justitie en de raadsvrouw hebben zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden gematigd, nu de waarde van het verbroken fietsslot niet kan worden vastgesteld.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. Ter onderbouwing van de schade is immers een bon bijgevoegd van een AXA-kabelslot, terwijl de bewuste lokfiets is weggenomen door braak op een fietsslot van het merk Techno. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.