Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de meervoudige kamer van 15 juni 2018 in de zaak tussen
[Stichting] , te Amsterdam, eiseres
Procesverloop
Overwegingen
Het criterium ‘artistieke kwaliteit’
“(..) [Stichting] (lijkt) volgens de commissie weinig regie te nemen over zijn artistieke koers”en
“ontbreekt een visie op de verhouding tussen de eigen producties en het deel van de activiteiten waarbij het koor aansluiting vindt bij de producties die door partners worden geïnitieerd” en “Dit gaat volgens haar echter ten koste van de eigen artistieke inbreng” en “(..) herkent de commissie te weinig een eigenzinnige artistieke visie van het koor”.
“(…) vooral de samenwerkingsprojecten van [Stichting] in de periode 2013-2016 minder overtuigend vond wat betreft de artistieke signatuur en eigenheid, heeft de commissie gezocht naar een onderbouwing waarom [Stichting] juist deze concerten wil verzorgen en hoe die zich verhouden tot andere activiteiten. Die onderbouwing heeft de commissie niet gevonden in het plan.”
“De commissie meent dat hij in programma’s van koor plus orkest minder tot zijn recht komt.”De rechtbank is van oordeel dat de adviescommissie hierover voldoende inzichtelijk heeft geoordeeld. Dat het oordeel van de adviescommissie in interactie met de verschillende leden tot eensluidend schriftelijk advies komt, wat wellicht niet een letterlijke weergave is van de intern gevoerde gesprekken en mogelijk gevoerde discussies, doet daaraan niet af. De beroepsgrond slaagt niet.
“Ook over de programma’s die het koor zelfstandig produceert, is de commissie niet onverdeeld positief. Deze getuigen volgens de commissie van een smaakvolle en grondige kennis van het repertoire, maar ze vindt de plannen in te hoge mate een al gebaand pad van het koorrepertoire volgen.”Dat oordeel is gebaseerd op het plan, waar eiseres in voldoende mate alle nieuwe producties en/of andere vernieuwingen naar voren heeft kunnen brengen. Dat de adviescommissie dat blijkbaar onvoldoende vindt om te spreken van het verlaten van gebaande paden, is een inhoudelijk oordeel wat tot het terrein van de deskundige adviescommissie behoort. De rechtbank overweegt dat in het advies van de adviescommissie voldoende inzichtelijk is onderbouwd dat er sprake is van het volgen van gebaande paden én waar dat op is gebaseerd. De beroepsgrond slaagt niet.
Het criterium ‘ondernemerschap’
“Over het geheel genomen is de financiële situatie van de organisatie stabiel en heeft zij een redelijke reserve opgebouwd, waardoor tegenvallende resultaten kunnen worden opgevangen.”De bezwaaradviescommissie heeft in zijn advies overwogen
“Dat de liquiditeit van bezwaarde op grond van de door het Fonds gehanteerde maatstaven als matig wordt beoordeeld acht de commissie, gelet op de gemaakte berekeningen en gehanteerde maatstaven, niet onjuist.”
“In de begroting voor de periode 2017-2020 wordt uitgegaan van een forse stijging van de eigen inkomsten. Deze zou vooral gerealiseerd moeten worden door een toename van de publieksinkomsten uit binnen- en buitenland met ruim 25 procent ten opzichte van de huidige periode. In de aanvraag is echter geen strategie beschreven hoe dit wordt gerealiseerd, waardoor dit perspectief in de ogen van de commissie niet aannemelijk wordt gemaakt. Ook verwacht [Stichting] extra inkomsten te kunnen verwerven uit donaties van particulieren, zonder dat dit nader wordt onderbouwd met plannen voor de toekomst of perspectief uit het verleden. De commissie is er niet van overtuigd dat dit haalbaar is, ook gelet op het feit dat in de periode 2013-2015 de doelstellingen op dit terrein niet zijn gehaald. De commissie constateert daarnaast dat de beheerslasten en marketingkosten fors stijgen ten opzichte van de afgelopen jaren, terwijl er geen verklaring wordt gegeven waarom de organisatie deze stijging verwacht.(…)
de commissie vindt dat er te weinig reflectie is op de risico’s die bijvoorbeeld het achterblijven van de eigen inkomsten met zich meebrengen. De commissie is kritisch over de publieksbenadering die uit de aanvraag naar voren komt. Er ontbreekt volgens haar een goede onderliggende visie. De doelgroepen die het koor voor ogen staan, zijn summier en in zeer algemene termen beschreven. De aanvraag benoemt met name voornemens, maar koppelt daaraan geen concrete strategie die gericht is op specifieke doelgroepen. Zo noemt [Stichting] als ambitie het bereiken van een jonger publiek, maar vertaalt dat niet naar concrete doelgroepen of inhoudelijke plannen.(…)
vindt in de plannen geen reflectie op de ervaring en kennis die daarmee is opgedaan. Hoe bijvoorbeeld in de samenwerking met partners de publiekswerving wordt afgestemd op nieuwe bezoekers, wordt niet uitgelegd. Met betrekking tot de positie in het veld(…)
. De commissie vindt dit profiel weinig overtuigend(…)
.”
Het criterium ‘pluriformiteit’
“Het repertoire dat [Stichting] brengt, bestaat voornamelijk uit klassieke werken. Klassiek repertoire is ruim vertegenwoordigd op de Nederlandse podia. De commissie constateert dat [Stichting] daarnaast ook hedendaags gecomponeerd repertoire speelt dat in mindere mate voorkomt op de podia. Dit doet [Stichting] vooral in coproducties, waardoor de commissie van mening is dat de innovatieve aspecten in de plannen vooral kunnen worden toegeschreven aan de inbreng van de samenwerkingspartners.”
“(…)
de innovatieve aspecten in de plannen vooral kunnen worden toegeschreven aan de inbreng van de samenwerkingspartners.”
‘stilstand achteruitgang is’en dat er sprake is geweest van forse bezuinigingen op de kunstsector(en). Dat maakt de context waarin een beoordeling plaatsvindt anders. Dat betekent, hoe vervelend ook voor eiseres, dat bij een subsidieaanvraag in het verleden behaalde resultaten geen garantie bieden voor toekomstige subsidies.
De beoordelingssystematiek
In de Toelichting op de Deelregeling staat dat een positief onderdeel op een of meer van de vier criteria niet betekent dat subsidie wordt verstrekt. Het totaalbeeld is beslissend. Bij de beoordeling wordt gebruik gemaakt van cijfers als vertaling van de inhoudelijke beoordeling per criterium. Deze cijfers zijn uitdrukkelijk niet meer dan een (noodzakelijk) hulpmiddel in het kader van een zorgvuldige en evenwichtige beoordeling van de ingediende aanvragen. De besluiten van het Fonds zijn dus niet terug te brengen tot cijfers, maar komen tot uitdrukking in met argumenten omklede adviezen over aanvragen.
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2018.