ECLI:NL:RBAMS:2018:4180

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 juni 2018
Publicatiedatum
14 juni 2018
Zaaknummer
13/701298-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal met braak en afwijzing herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

Op 14 juni 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een poging tot inbraak in een café in Amsterdam op 1 februari 2018. De rechtbank heeft het verkort vonnis gewezen na een terechtzitting op 31 mei 2018, waar de officier van justitie, mr. F.E.A. Duyvendak, de vordering heeft gedaan en de verdediging werd gevoerd door mr. S.M. Hof. De verdachte, geboren in 1984 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd herkend op camerabeelden van het café, maar de rechtbank oordeelde dat de camerabeelden van te slechte kwaliteit waren om een betrouwbare herkenning te kunnen maken. De rechtbank concludeerde dat de feiten en omstandigheden niet voldoende specifiek waren om buiten redelijke twijfel vast te stellen dat de verdachte de dader was. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten.

Daarnaast werd er een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling behandeld. De officier van justitie stelde dat de verdachte de voorwaarden had overtreden door het plegen van een strafbaar feit. Aangezien de rechtbank de verdachte echter vrijsprak van de inbraak, werd ook deze vordering afgewezen. De rechtbank besloot tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis en verklaarde het primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/701298-18
V.i.-zaaknummer: 99-000356-20
Datum uitspraak: 14 juni 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 mei 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. F.E.A. Duyvendak en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.M. Hof naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt beschuldigd van een poging tot inbraak in een café in Amsterdam op 1 februari 2018. Mocht dit feit niet bewezen kunnen worden wordt hij beschuldigd van de vernieling van een raam en een computer van dit café op dezelfde dag.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de bijlage.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de poging inbraak kan worden bewezen. Hij heeft daarbij gewezen op de aangifte en de getuigenverklaring van [getuige] . Verdachte, die past in het signalement dat getuige [getuige] heeft gegeven, wordt kort na de melding in de buurt van het café aangehouden. Daarnaast is verdachte herkend op de camerabeelden van het café. Uit die beelden blijkt dat verdachte richting kassa gaat en uit de aangifte blijkt dat de pinautomaat is vernield. Hieruit volgt dat verdachtes handelingen gericht waren op het stelen van goederen of geld.
3.2
Het standpunt van verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde. Volgens haar is verdachte niet de persoon die door de getuige in Café [naam café] is gezien. Het door de getuige opgegeven signalement, waaraan verdachte slechts deels voldeed, is onvoldoende specifiek om te hieruit te concluderen dat verdachte de persoon is geweest die in Café [naam café] was. Verder is het onduidelijk waaraan verbalisant verdachte op de camerabeelden meent te herkennen. Hij heeft niets geverbaliseerd over specifieke of onderscheidende kenmerken van verdachte. Bovendien zijn de camerabeelden en bijbehorende stills van zeer slechte kwaliteit waardoor een herkenning op basis daarvan niet mogelijk is. De herkenning is dan ook onbetrouwbaar en kan niet voor het bewijs worden gebruikt.
Mocht de rechtbank oordelen dat verdachte de persoon is die in Café [naam café] was, heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er enkel sprake is van een vernieling omdat uit de aangifte volgt dat er niets is weggenomen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Op 19 februari 2018 om 05:02 uur maakte een getuige melding van een inbraak. De getuige gaf daarbij een signalement van de dader op waaronder een bordeauxrode muts. Om 05:13 uur werd verdachte op 650 meter afstand van Café [naam café] gezien. Verdachte droeg een bordeauxrode muts en werd aangehouden.
De rechtbank heeft op de terechtzitting de camerabeelden van de inbraak in Café [naam café] bekeken. De camerabeelden zijn van dusdanig slechte kwaliteit dat een herkenning van een persoon op basis van deze camerabeelden niet mogelijk is. Op de camerabeelden is het gezicht van de dader niet of nauwelijks te zien. De rechtbank is van oordeel dat kan worden vastgesteld dat de persoon in het café een muts draagt en dat zijn schoenen zeer sterke gelijkenissen vertonen met de schoenen die verdachte op de avond van de inbraak droeg.
Die feiten en omstandigheden zijn echter, ook in onderlinge samenhang bezien, niet voldoende specifiek om buiten redelijke twijfel te stellen dat verdachte degene is geweest die op 19 februari 2018 rond 5 uur ‘s ochtends in Café [naam café] was.

4.Vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling

Bij onherroepelijk geworden arrest van de meervoudige strafkamer van het Hof Amsterdam van 6 september 2016, onder parketnummer 23/001261-16, is verdachte veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht (Sr).
Verdachte is op 29 december 2017 op grond van artikel 15, tweede lid, Sr voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder de algemene voorwaarde dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden herroepen als verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt (artikel 15a, lid 1, onder a Sr).
De vordering van de officier van justitie strekt tot het herroepen van de voorwaardelijke invrijheidstelling van 275 dagen aangezien verdachte de algemene voorwaarde heeft overtreden. Verdachte heeft immers, zo stelt de officier van justitie, de algemene voorwaarde, dat hij geen nieuwe strafbare feiten mag plegen, overtreden door de inbraak in Café [naam café] .
De rechtbank zal de vordering afwijzen, omdat verdachte van dat feit wordt vrijgesproken.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en
spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst af de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. A.W.C.M. van Emmerik en J. Huber, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Klaveren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 juni 2018.
[bijlage]