ECLI:NL:RBAMS:2018:416

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 januari 2018
Publicatiedatum
30 januari 2018
Zaaknummer
RK 17/5748 en 17/5749
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om schadevergoeding na mediation in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 januari 2018 uitspraak gedaan op verzoeken ex artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van verzoeker, geboren in 1948 in India. Het verzoekschrift werd op 11 september 2017 ingediend en betreft een schadevergoeding van € 210,- voor geleden schade, € 7.386,53 voor de kosten van de raadsman en € 550,00 voor de kosten van het verzoekschrift. De rechtbank heeft de raadsman en de officier van justitie, mr. L.F. Roseval, in openbare raadkamer gehoord, maar verzoeker verscheen niet. De officier van justitie verzet zich tegen de toekenning van de schadevergoeding, omdat de zaak via mediation is geregeld en er een schadevergoeding aan het slachtoffer is afgesproken. De rechtbank overweegt dat mediation in strafzaken nieuw is en dat de wetgeving hier nog niet op is ingericht. De rechtbank moet afwegen of er gronden van billijkheid zijn voor toekenning van een vergoeding. De rechtbank concludeert dat het toekennen van een vergoeding niet billijk is, gezien de verdenking van mensenhandel tegen verzoeker. De rechtbank wijst de verzoeken tot schadevergoeding af, maar kent wel een vergoeding van € 550,00 toe voor de kosten van het verzoekschrift. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en verzoeker kan binnen een maand hoger beroep instellen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/728043-13
RK: 17/5748 en 17/5749
Beschikking op het verzoekschrift ex artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum] 1948 te [geboorteplaats] (India),
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman,
mr. K.Y. Ramdhan, [adres] ,
verzoeker.

De procesgang

Het verzoekschrift is op 11 september 2017 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Op 16 oktober 2017 heeft het Openbaar Ministerie zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 11 januari 2018 de raadsman (gemachtigd) en de officier van justitie, mr. L.F. Roseval, in openbare raadkamer gehoord.
Verzoeker is, hoewel daartoe rechtsgeldig opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

De inhoud van het verzoekschrift

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van € 210,- voor de schade die verzoeker ten gevolge van ondergane verzekering stelt te hebben geleden.
Het verzoek strekt daarnaast tot het toekennen van een vergoeding van € 7.386,53 voor de kosten van de raadsman en € 550,00 voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
In raadkamer heeft de raadsman ter aanvulling op het verzoekschrift en naar aanleiding van het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – kort samengevat – het volgende aangevoerd. Het is geen vereiste dat voor toekenning van een vergoeding ex artikel 89 en/of artikel 591 Sv de zaak is geëindigd door een rechterlijke einduitspraak in de zin van artikel 348 en 350 Sv. In het onderhavige geval is de zaak geëindigd na een mediationtraject, waarna het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is verklaard. In de mediation is niet vastgesteld dat het te betalen bedrag achterstallig loon was. Het ging om een civielrechtelijke kwestie, waarbij het bedrag ook gezien kan worden als een ontslagvergoeding.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft – met verwijzing naar het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – verklaard zich te verzetten tegen het toekennen van de standaardschadevergoeding. Het is weliswaar juist dat verzoeker 2 dagen in verzekering gesteld is geweest en dat de zaak is geëindigd doordat de rechtbank het OM niet-ontvankelijk heeft verklaard, maar de zaak is met het slachtoffer via mediation geregeld, waarbij werd overeengekomen dat verzoeker een schadevergoeding aan het slachtoffer zal betalen. Het toekennen van een schadevergoeding ex artikel 571a Sv is daarom niet mogelijk, zoals is bepaald in een uitspraak van het Hof Den Haag.

De beoordeling

Het verzoek is tijdig ingediend.
De rechtbank overweegt als volgt.
Mediation in strafzaken is dusdanig nieuw dat daarmee in de wetgeving nog geen rekening is gehouden. Daarom zal de rechtbank de afweging moeten maken of er gronden van billijkheid zijn voor toekenning van een vergoeding. Indien het Hof Den Haag, de tot nu toe hoogste rechter die in een dergelijke zaak een uitspraak heeft gedaan, wordt gevolgd in zijn oordeel dat zodra in de mediation een schadevergoeding is afgesproken, de zaak niet is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, zal het gevolg zijn dat in een mediation vaker dan voorheen geen betaling van schadevergoeding meer zal worden afgesproken. Dit is juist in tegenspraak met de bedoeling om via mediation de schade onderling te kunnen regelen.
Bij het billijkheidsoordeel kan een afgesproken betaling tussen partijen wel meegewogen worden. In het onderhavige geval is het toekennen van een vergoeding niet billijk. Uit de in het dossier opgenomen feiten en omstandigheden volgt een redelijk vermoeden dat verzoeker zich heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel, door zijn neef uit India te halen en hem in Nederland uit te buiten. Het feit dat in het mediationtraject is overeengekomen dat verzoeker samen met een ander € 20.000,-- aan zijn neef zal betalen ondersteunt deze verdenking. Dat partijen zelf zijn overeengekomen dat hun geschil van civielrechtelijke aard was maakt dat niet anders en is niet doorslaggevend. Vast staat bovendien dat de mediation heeft plaatsgevonden in het kader van de strafzaak.
De rechtbank zal de verzoeken daarom afwijzen.
De rechtbank zal voor het opmaken, indienen en behandelen van het verzoekschrift de standaardvergoeding toekennen.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De rechtbank wijst de verzoeken tot toekenning van een schadevergoeding af.
De rechtbank kent aan verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van € 550,00 (vijfhonderdvijftig euro) voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
Deze beslissing is gegeven door
mr. M.E. Leijten, rechter,
in tegenwoordigheid van G. Jenuwein, griffier
en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2018.
Tegen deze beslissing staat voor verzoeker hoger beroep open, in te stellen ter griffie van deze rechtbank,
binnen een maand na betekening van deze beschikking.
De rechtbank Amsterdam, enkelvoudige kamer, beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 550,- (vijfhonderdvijftig euro) op IBAN-nummer
[rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden mr. K. Ramdhan, onder vermelding van vergoeding 89 en 591a Sv, inzake: [verzoeker]
Aldus gedaan op 11 januari 2018
door mr. M.E. Leijten, rechter.