ECLI:NL:RBAMS:2018:4046

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2018
Publicatiedatum
8 juni 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 7246
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep inzake herexamen beroepsopleiding Advocaten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 mei 2018 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het beroep van eiser, die in beroep ging tegen de beoordeling van zijn examen voor de beroepsopleiding Advocaten. Eiser had eerder een onvoldoende behaald voor de toets major Burgerlijk recht, maar had inmiddels een voldoende gehaald voor zijn herexamen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet is verschenen op de zitting, ondanks een correcte uitnodiging. Eiser stelde dat hij nog procesbelang had vanwege materiële schade die hij zou hebben geleden door het moeten deelnemen aan het herexamen. De rechtbank concludeerde echter dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij daadwerkelijk schade had geleden als gevolg van het bestreden besluit. Hierdoor ontbrak het aan procesbelang en werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/7246
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 mei 2018 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

en

Examencommissie Beroepsopleiding Advocaten, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Konings).

Procesverloop

Bij besluit van 24 augustus 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de door eiser afgelegde toets major Burgerlijk recht beoordeeld en het behaalde resultaat vastgesteld op 17 punten voor de open vragen en 41 punten voor de gesloten vragen. De toets is als onvoldoende beoordeeld.
Bij besluit van 7 november 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser deels gegrond verklaard en het behaalde resultaat vastgesteld op 18 punten voor de open vragen en 46 punten voor de gesloten vragen. De toets is onveranderd als onvoldoende beoordeeld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 mei 2018. Eiser is, zonder voorafgaande kennisgeving, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Voor aanvang van de zitting heeft de bode aangegeven dat eiser zich nog niet heeft gemeld. Daarop heeft de rechtbank twintig minuten gewacht. Omdat eiser hierna nog niet is verschenen heeft de griffier hem gebeld en hem gevraagd waarom hij niet is verschenen. Eiser gaf aan niet te weten dat de zitting op dat moment zou zijn. De rechtbank ziet zich daarom voor de vraag gesteld of eiser correct is uitgenodigd.
3. De rechtbank heeft eiser bij aangetekende brief van 7 februari 2018 uitgenodigd voor de zitting. Uit de gegevens van PostNL blijkt dat de uitnodiging op 8 februari 2018 door eiser in ontvangst is genomen. Eiser is hiermee op juiste wijze voor de zitting uitgenodigd. Dat eiser niet ter zitting is verschenen komt daarom voor zijn risico.
4. Eiser heeft beroep ingesteld bij deze rechtbank met als doel dat zijn examen voor het vak major Burgerlijk recht alsnog met een voldoende wordt beoordeeld. Gebleken is dat eiser hangende deze beroepsprocedure een voldoende heeft gehaald voor zijn herexamen in dit vak. Eiser heeft hiermee zijn reden voor het in beroep gaan reeds bereikt. De rechtbank moet – ambtshalve – de vraag beantwoorden of eiser nog procesbelang heeft.
5. In een geval als hier aan de orde kan procesbelang bestaan als een belanghebbende stelt schade te hebben geleden als gevolg van bestuurlijke besluitvorming. Daarvoor is vereist dat tot op zekere hoogte aannemelijk wordt gemaakt dat eiser daadwerkelijk schade heeft geleden.
6. Aan eiser is door verweerder op 22 februari 2018 bekend gemaakt dat hij alsnog een voldoende heeft gehaald voor zijn herexamen major Burgerlijk Recht. Op 1 maart 2018 is aan eiser het verweerschrift door de rechtbank doorgestuurd waarin verweerder zich op het standpunt stelt dat eiser, vanwege dit behaalde resultaat, geen procesbelang meer heeft. Daarnaast is eiser op 1 mei 2018, een paar dagen voor deze zitting, door de griffier telefonisch gevraagd naar een onderbouwing van zijn gestelde procesbelang. Eiser heeft in dat gesprek aangegeven dat hij nog procesbelang heeft vanwege de materiële schade die hij heeft geleden. Hij heeft als gevolg van het bestreden besluit namelijk moeten deelnemen aan een herexamen. Ter voorbereiding op dit herexamen heeft eiser kosten moeten maken voor het inschakelen van een repetitorkantoor. Ter zitting zou hij hier nader op in gaan.
7. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt, noch met stukken, noch anderszins, dat hij daadwerkelijk schade heeft geleden als gevolg van het bestreden besluit. Nog los van de vraag of sprake is van een causaal verband tussen de gestelde schade en het bestreden besluit, is namelijk niet (tot op zekere hoogte) aannemelijk geworden dat eiser daadwerkelijk schade heeft geleden. Hij heeft daarom geen procesbelang. Zijn beroep is niet-ontvankelijk.
8. Voor een vergoeding van het griffierecht en een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Rijs, griffier, op 3 mei 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal hiervan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.