ECLI:NL:RBAMS:2018:4014

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 mei 2018
Publicatiedatum
8 juni 2018
Zaaknummer
13/751190-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor doorlevering van een opgeëiste persoon aan Oostenrijk op basis van een Europees aanhoudingsbevel

Op 24 mei 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Openbaar Ministerie van Wiener Neustadt (Oostenrijk) op 26 januari 2018. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1988 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, is gedetineerd in Nederland. Tijdens de openbare zitting heeft de opgeëiste persoon afstand gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn en heeft hij zich laten vertegenwoordigen door zijn raadsman.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon klopt en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. Het EAB is gebaseerd op een strafrechtelijk onderzoek in Oostenrijk, waarbij de opgeëiste persoon wordt verdacht van diefstal. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de opgeëiste persoon eerder in februari 2018 op basis van een Nederlands EAB vanuit Polen naar Nederland is overgeleverd. De Poolse autoriteiten waren op de hoogte van het Oostenrijkse EAB en hebben eerder ingestemd met de overlevering aan Nederland.

De rechtbank concludeert dat de opgeëiste persoon heeft ingestemd met de doorlevering aan Oostenrijk en dat er geen belemmeringen zijn voor de overlevering op basis van de Overleveringswet. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, omdat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en er geen weigeringsgronden zijn. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751190-18
RK-nummer: 18/2099
Datum uitspraak: 24 mei 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 23 maart 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 26 januari 2018 (ontvangen op 22 maart 2018) door de officier van justitie bij het Openbaar Ministerie van Wiener Neustadt (Oostenrijk) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1988,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [detentie adres] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 24 mei 2018 in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes.
De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan om bij de behandeling van de vordering aanwezig te zijn en heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigd raadsman mr. E. Sahin, advocaat in Eindhoven.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, van de OLW uitspraak zou moeten doen met 30 dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia kloppen en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel van 25 januari 2018 van het Openbaar Ministerie van Wiener Neustadt.
De overlevering wordt verzocht voor een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek met betrekking tot het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van Oostenrijk strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid, feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan als voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, 2e OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

5.Doorlevering na eerdere overlevering aan Nederland

De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon in februari 2018 op grond van een Nederlands EAB vanuit Polen aan Nederland is overgeleverd. De Poolse autoriteiten waren ook op de hoogte van het onderhavige Oostenrijkse EAB.
De Poolse autoriteiten hebben bij brief van 10 mei 2018 aangegeven dat de opgeëiste persoon ter zitting van 18 februari 2018 heeft ingestemd met zijn overlevering aan Nederland en (vervolgens aan) Oostenrijk. Gelet hierop is er voor de Poolse autoriteiten geen reden om nogmaals in te stemmen met een doorlevering aan Oostenrijk vanuit Nederland.
De Poolse autoriteiten hebben verder aangegeven dat zij de overlevering aan de Oostenrijkse autoriteiten hebben geweigerd omdat zij voorrang hebben gegeven aan de uitvoering van het Nederlandse EAB. De rechtbank leidt hieruit af dat de Poolse autoriteiten de overlevering aan Oostenrijk uitsluitend hebben geweigerd teneinde aan het Nederlandse EAB voorrang te geven en niet omdat daarvoor een grond tot weigering van de overlevering aan Oostenrijk was.
De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon op 8 maart 2018 bij de rechter-commissaris, in tegenwoordigheid van zijn raadsman, heeft aangegeven dat hij op de hoogte is van de Oostenrijkse zaak en dat hij instemt met de verkorte overleveringsprocedure. Ook op de zitting van 24 mei 2018 heeft de advocaat van de opgeëiste persoon aangegeven dat de opgeëiste persoon bij de rechter-commissaris al heeft ingestemd met de doorlevering aan Oostenrijk, dat het allemaal lang duurt en dat de opgeëiste persoon nu graag zo snel mogelijk aan Oostenrijk wil worden overgeleverd. De rechtbank is van oordeel dat de opgeëiste persoon met deze verklaringen heeft ingestemd met zijn doorlevering aan Oostenrijk.
Gelet op de instemming van de opgeëiste persoon kan de doorlevering aan Oostenrijk worden toegestaan. De Overleveringswet, in het bijzonder artikel 48 (kaderbesluitconform uitgelegd), werpt dus geen belemmeringen op tegen een doorlevering aan Oostenrijk.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 van de OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

Artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 7 en 48 van de OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de officier van justitie bij het Openbaar Ministerie van Wiener Neustadt (Oostenrijk) voor het in Oostenrijk tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. R.A.J. Hübel en M.J.J. Luchtman, rechters,
in tegenwoordigheid van D. Smeets, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 24 mei 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.