Op 24 mei 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Openbaar Ministerie van Wiener Neustadt (Oostenrijk) op 26 januari 2018. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1988 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, is gedetineerd in Nederland. Tijdens de openbare zitting heeft de opgeëiste persoon afstand gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn en heeft hij zich laten vertegenwoordigen door zijn raadsman.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon klopt en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. Het EAB is gebaseerd op een strafrechtelijk onderzoek in Oostenrijk, waarbij de opgeëiste persoon wordt verdacht van diefstal. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de opgeëiste persoon eerder in februari 2018 op basis van een Nederlands EAB vanuit Polen naar Nederland is overgeleverd. De Poolse autoriteiten waren op de hoogte van het Oostenrijkse EAB en hebben eerder ingestemd met de overlevering aan Nederland.
De rechtbank concludeert dat de opgeëiste persoon heeft ingestemd met de doorlevering aan Oostenrijk en dat er geen belemmeringen zijn voor de overlevering op basis van de Overleveringswet. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, omdat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en er geen weigeringsgronden zijn. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.