ECLI:NL:RBAMS:2018:4013

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 mei 2018
Publicatiedatum
8 juni 2018
Zaaknummer
13/751271-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 van de Overleveringswet in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 24 mei 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, gedateerd op 29 maart 2018, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 5 februari 2018 door de Poolse autoriteiten is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1994, heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en is niet verschenen tijdens de zitting. Hij werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. J.S. Dobosz.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon klopt en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De vordering tot overlevering is beoordeeld aan de hand van de relevante bepalingen van de OLW. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de overlevering op grond van artikel 12 van de OLW geweigerd moet worden. Dit besluit is genomen omdat niet op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de datum en plaats van de behandeling ter terechtzitting, en er geen verzetgarantie is verstrekt. Hierdoor is niet voldaan aan de vereisten van artikel 12 van de OLW.

De rechtbank heeft uiteindelijk de overlevering geweigerd en het geschorste bevel tot overleveringsdetentie opgeheven. De beslissing is genomen door de rechters J.A.A.G. de Vries, R.A.J. Hübel en M.J.J.P. Luchtman, en is uitgesproken ter openbare zitting. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, van de OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751271-18
RK nummer: 18/2251
Datum uitspraak: 24 mei 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 29 maart 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB-II).
Dit EAB is uitgevaardigd op 5 februari 2018 (ontvangen op 28 maart 2018) door
the Regional Courtin Poznań (Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1994,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 24 mei 2018 in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes.
De opgeëiste persoon is niet verschenen en heeft zich laten bijstaan door zijn gemachtigd raadsman, mr. J.S. Dobosz, advocaat in Zoetermeer.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, van de OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia kloppen en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van het
District Courtin Kościan,
VII Local Criminal Departmentin Śrem van 5 juni 2014 (VII K 159/14).
De overlevering wordt verzocht voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar, door de opgeëiste persoon nog geheel te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Deze straf was eerst voorwaardelijk opgelegd, maar bij besluit van 21 januari 2016 heeft voornoemde rechtbank de tenuitvoerlegging daarvan bevolen.
De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 van de OLW

De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat de overlevering op grond van artikel 12 van de OLW geweigerd moet worden.
Alhoewel de dagvaarding naar
Poolsrecht op de juiste wijze is betekend, staat niet op ondubbelzinnige wijze vast dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de datum en plaats van de behandeling ter terechtzitting (HvJ EU 24 mei 2016, C-108/16 PPU, ECLI:EU:C:2016:346 (
Dworzecki), punten 37-38). Verder is er geen verzetgarantie verstrekt. Daarmee is niet voldaan aan het bepaalde in artikel 12, aanhef en onder a, van de OLW. Niet is gebleken dat een van de omstandigheden als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder b tot en met d, van de OLW van toepassing is.

5.Slotsom

De overleving moet worden geweigerd gelet op het bepaalde in artikel 12 van de OLW. .

6.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 12 van de OLW.

7.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Courtin Poznań (Polen) voor de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
HEFT OPhet geschorste bevel tot overleveringsdetentie.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. R.A.J. Hübel en M.J.J.P. Luchtman, rechters,
in tegenwoordigheid van D. Smeets, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 24 mei 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.