ECLI:NL:RBAMS:2018:400

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 januari 2018
Publicatiedatum
29 januari 2018
Zaaknummer
13/674203-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met alcoholgebruik door bestuurder van personenauto met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval op 4 december 2015 op de Prinsengracht te Amsterdam. De verdachte, een Belgische vrouw zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, heeft tijdens het inparkeren met haar personenauto een snorfiets aangereden, waarbij de passagier van de snorfiets, [persoon], ernstig gewond raakte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte onder invloed van alcohol verkeerde, met een ademalcoholgehalte van 175 microgram per liter lucht. De verdachte is niet verschenen op de zitting en het vonnis is bij verstek gewezen. De officier van justitie heeft een taakstraf van 140 uren geëist, maar de rechtbank heeft besloten tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 weken en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor 15 maanden. De rechtbank heeft de ernst van de zaak en de gevolgen voor het slachtoffer in overweging genomen, evenals het feit dat de verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor haar daden. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de overtredingen van artikel 6 en artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/674203-16
Datum uitspraak: 12 januari 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (België) op [geboortedag] 1988,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De dagvaarding is op de juiste wijze aan de verdachte betekend. De verdachte is volgens de gegevens van de Basisregistratie personen vanaf 4 januari 2017 niet meer ingeschreven op het adres [adres] . Zij heeft geen ander adres opgegeven waar de dagvaarding kan worden uitgereikt. De verdachte is niet ter terechtzitting verschenen.
Dit verkort vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 januari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H.H, Boersma.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er kort gezegd van beschuldigd dat zij op 4 december 2015 op de Prinsengracht te Amsterdam een verkeersongeval heeft veroorzaakt. Zij is als bestuurder van een personenauto, terwijl zij alcohol had gedronken, tegen een snorfiets aangereden op het moment dat zij wilde inparkeren. De passagier van de snorfiets, [persoon] , is daardoor ernstig gewond geraakt.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de bijlage.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
De officier van justitie vindt dat de verdachte hiervoor moet worden veroordeeld.
3.2.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
1. primair,
op 4 december 2015 te Amsterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de Prinsengracht, zich zodanig, te weten aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander, zijnde [persoon] , zwaar lichamelijk letsel, te weten kapotte kruisbanden en meniscus en een aantal kapotte spierhechtingen van de linkerknie, werd toegebracht,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Prinsengracht, komende uit de richting van de Bloemgracht en gaande in de richting van de Brouwersgracht,
- terwijl het donker was en
- terwijl verdachte beginnend bestuurder was en
- terwijl verdachte onder invloed van alcohol verkeerde,
verdachte is, gekomen ter hoogte van de Noordermarkt, teneinde een parkeervak in te rijden,
naar links af gaan slaan
verdachte heeft zich daarbij niet vergewist dat een snorfiets, waarop voornoemde [persoon] als passagier gezeten was, eveneens de Prinsengracht bereed, komende uit de richting van de Brouwersgracht en gaande in de richting van de Bloemgracht,
verdachte heeft niet afgeremd en is verdachte niet uitgeweken voor die snorfiets,
verdachte is met de door haar bestuurde personenauto tegen die snorfiets aangereden waardoor aan voornoemde [persoon] vorenomschreven zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht,
terwijl bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, het alcoholgehalte van haar, verdachtes, adem 175 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
2.
zij op 4 december 2015 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, voor het besturen waarvan een rijbewijs was vereist, terwijl sedert de datum waarop aan haar voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002, te weten: 4 maart 2013, had plaatsgevonden, dit motorrijtuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van haar adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid en aanhef onder a, van de Wegenverkeerswet 1994, 175 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4.Het bewijs

De rechtbank baseert haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en zal deze bewijsmiddelen uitwerken als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
Het standpunt van de officier van justitie
Het standpunt van de officier van justitie is dat verdachte voor het onder 1 primair en 2 bewezen geachte moet worden veroordeeld tot een taakstraf van 140 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 70 dagen en daarnaast een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 15 maanden.
Bij het bepalen van de eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de tijdsverloop in deze zaak en om die reden een lagere straf geëist dan de richtlijnen voorschrijven.
7.2.
Het oordeel van de rechtbank
7.2.1.
Feit 1
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd zijn gegrond op de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en, voor zover bekend, op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder laten meewegen dat verdachte als bestuurder van een personenauto een verkeersongeval heeft veroorzaakt. Verdachte wilde haar auto in een parkeervak op de Prinsengracht parkeren. Zij heeft de snorfiets tijdens deze bijzondere manoeuvre niet gezien en is tegen de achterzijde van deze snorfiets aangereden. Verdachte was onder invloed van alcohol en heeft als beginnend bestuurder onvoorzichtig en onoplettend gereden.
De gevolgen van het gedrag van verdachte zijn ernstig. Het slachtoffer heeft letsel opgelopen, waardoor hij meerdere operaties heeft moeten ondergaan. Uit de slachtofferverklaring komt naar voren hoe het ongeval zijn leven heeft veranderd. Zijn knie zal nooit meer kunnen functioneren op het niveau van voor het ongeval. Het slachtoffer is nog steeds aan het revalideren en moet binnenkort een derde operatie ondergaan. Het slachtoffer heeft zijn werk als slager een aantal maanden niet kunnen verrichten en komt dagelijks met veel pijn in zijn knie thuis. Hij voelt zich als een oude man met een versleten knie en het zit hem dwars dat verdachte nooit haar excuus heeft gemaakt of op andere wijze een blijk van medeleven heeft gegeven. De rechtbank weegt mee dat verdachte geen goede verklaring heeft gegeven waarom zij de scooter, die uit de voor haar tegenovergestelde richting kwam, niet heeft gezien.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank gelet op de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van een aanmerkelijke schuld en alcoholgebruik, waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, wordt ingevolge deze oriëntatiepunten als uitgangspunt een taakstraf van 160 uur en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 18 maanden opgelegd.
De rechtbank ziet aanleiding om van dit uitgangspunt, alsmede van de eis van de officier van justitie, af te wijken. De rechtbank stelt vast dat verdachte op de dag van het verkeersongeval en enkele maanden later als verdachte is gehoord en dat zij daarna niets meer van zich heeft laten horen. Nu zij door de politie als verdachte is aangemerkt, had zij er rekening mee moeten houden dat ze voor de rechter zou moeten verschijnen. Ze heeft echter geen adres doorgegeven waarop ze bereikbaar zou zijn en is niet ter terechtzitting verschenen. Ze heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor haar handelen. Onder deze omstandigheden moet het ervoor worden gehouden dat verdachte de aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid voor de gevolgen van haar handelwijze heeft getracht te ontlopen.
De rechtbank zich voor de vraag gesteld in hoeverre het opleggen van een taakstraf onder deze omstandigheden recht doet aan de ernst van de zaak en meer in het bijzonder aan de gevolgen voor het slachtoffer. De rechtbank acht het niet opportuun om een taakstraf op te leggen nu niet blijkt of verdachte een taakstraf daadwerkelijk zal uitvoeren. Verdachte heeft de Belgische nationaliteit, verblijft waarschijnlijk in het buitenland en zij is in deze procedure niet voor justitie bereikbaar gebleken. Gelet hierop zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 weken opleggen. Daarnaast wordt verdachte de bevoegdheid ontzegd motorrijtuigen te besturen voor de duur van 15 maanden.
7.2.2.
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat een afzonderlijke straf voor feit 2 geen toegevoegde waarde heeft en bepaalt dat voor dit feit aan de verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.2. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert de volgende juridische kwalificatie op:
1. primair:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en de schuldige verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, derde lid, van deze wet (175 microgram).
2. Overtreding van artikel 8, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (175 microgram).
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
9.1.
Feit 1. primair
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 weken.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van
15 maanden.
9.2.
Feit 2
Bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter,
mrs. F.W. Pieters en E. Dinjens, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 januari 2018.