ECLI:NL:RBAMS:2018:3886

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 juni 2018
Publicatiedatum
5 juni 2018
Zaaknummer
6414411 CV EXPL 17-24433
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en buitengerechtelijke incassokosten na niet-naleving van minimale afnameverplichting van koffie

In deze zaak vordert eiseres, een bedrijf dat zich bezighoudt met de handel in en verwerking van koffie en thee, betaling van een bedrag van ruim 3.800 euro van gedaagde, een klein bedrijf dat koffiemachines met een onderhoudscontract en koffie heeft afgenomen. Eiseres stelt dat gedaagde niet heeft voldaan aan de overeengekomen minimale afnameverplichting van 450 kilogram koffie per jaar. Eiseres heeft in het verleden meerdere facturen gestuurd, maar gedaagde heeft deze niet volledig voldaan. Na het retour halen van de koffiemachines zijn er creditnota's opgemaakt, maar de vordering is uiteindelijk ter incasso uit handen gegeven.

Gedaagde voert aan dat zij door onmacht niet aan de minimale afname heeft kunnen voldoen en dat het gevorderde bedrag niet klopt. De kantonrechter overweegt dat gedaagde verantwoordelijk is voor het verstrekken van de benodigde informatie voor de prognose van de koffieafname. De rechter oordeelt dat eiseres niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de niet-naleving van de afnameverplichting, aangezien zij afhankelijk was van de informatie van gedaagde. De kantonrechter wijst de vordering van eiseres toe, inclusief de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en rente, en veroordeelt gedaagde in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 6414411 CV EXPL 17-24433
vonnis van: 4 juni 2018

vonnis van de kantonrechter

i n z a k e

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiseres] .
gevestigd te [plaats]
eiseres
nader te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. W.J. van Dam
t e g e n

1. [gedaagde 1]

gevestigd te [plaats]

2. [gedaagde 2]

wonende te [woonplaats]

3. [gedaagde 3]

wonende te [woonplaats]
gedaagden
nader gezamenlijk te noemen: [gedaagde 1]
procederende bij [gedaagde 2] namens allen

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

In het procesdossier bevinden zich:
  • de dagvaarding van 13 oktober 2017, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het instructievonnis van 29 januari 2018;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • de conclusie van dupliek;
  • de dagbepaling vonnis.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
[eiseres] houdt zich bezig met de handel in en de verwerking van koffie en thee, alsmede de levering en reparatie van elektrische huishoudelijke apparatuur.
1.2.
[eiseres] heeft in opdracht en voor rekening van [gedaagde 1] twee koffiemachines geleverd, inclusief onderhoudscontract en koffie.
1.3.
De door [eiseres] gehanteerde algemene verkoop-, leverings- en betalingsvoorwaarden zijn van toepassing.
1.4.
In het kader van de geleverde koffiemachines heeft [eiseres] één factuur op 19 mei 2016, twee facturen op 30 januari 2017 en één factuur op 14 februari 2017 aan [gedaagde 1] gestuurd. De hoogte van de factuurbedragen zijn respectievelijk € 2.541,88, € 866,21, € 904,44 en € 736,75.
1.5.
Op 7 maart 2017 zijn de twee koffiemachines retour gehaald, waarna op diezelfde dag twee creditnota’s zijn opgemaakt ter hoogte van € 721,84 en € 753,70.

Vordering

2. [eiseres] vordert dat [gedaagde 1] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis hoofdelijk veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 2.541,88 aan hoofdsom;
b. € 536,06 aan buitengerechtelijke incassokosten;
c. € 750,67 aan contractuele rente, berekend tot en met 3 oktober 2017;
d. contractuele rente over € 3.828,61 vanaf 4 oktober 2018;
e. de proceskosten.
3. [eiseres] stelt hiertoe, kort en zakelijk weergegeven, dat zij in opdracht en voor rekening van [gedaagde 1] koffiemachines heeft geleverd, inclusief een onderhoudscontract en levering van koffie. Partijen zijn een minimale afnameverplichting van 450 kilogram koffie per jaar overeengekomen. [eiseres] is daarbij afgegaan op de aangeleverde informatie en prognose van [gedaagde 1] . [gedaagde 1] heeft in dat kader een onderzoeksplicht. Aangezien [gedaagde 1] niet aan de overeengekomen afname van koffie kwam, zijn minderafname-facturen verzonden. Deze facturen zijn niet volledig voldaan. Nadat de koffiemachines retour zijn gehaald zijn nog twee creditnota’s opgesteld. [eiseres] is zeer coulant geweest en heeft met [gedaagde 1] meegedacht aan oplossingen. Daar is echter een half jaar lang niets uit gekomen, zodat de vordering ter incasso uit handen is gegeven.

Verweer

4. [gedaagde 1] heeft aangevoerd, kort en zakelijk weergegeven, dat zij een klein bedrijf is en door onmacht niet aan de minimale afnamehoeveelheid koffie is gekomen. Het door [eiseres] gevorderde totaalbedrag klopt niet. [eiseres] heeft [gedaagde 1] in verband met de mindere afname drie opties gegeven. Deze opties waren financieel en zakelijk gezien niet mogelijk. De kantine waar de koffiemachines stonden was een kleine ruimte voor lunch en pauzes. [eiseres] had aan het begin al moeten zien dat deze ruimte geen 450 kilogram koffie kon verkopen in een jaar. Zij heeft nagelaten [gedaagde 1] daarover in te lichten. [eiseres] heeft haar expertise achterwege gelaten.

Beoordeling

5. [gedaagde 1] erkent dat zij aan [eiseres] de opdracht heeft gegeven koffiemachines te plaatsen. Niet in geschil is dat partijen een minimale afname van 450 kilogram koffie zijn overeengekomen. [eiseres] stelt in dit kader dat [gedaagde 1] de voor de prognose benodigde informatie dient te verstrekken. [gedaagde 1] legt de verantwoordelijkheid ten aanzien van de minimale afname neer bij [eiseres] , gelet op haar expertise en de op haar rustende informatieverplichtingen.
6. De kantonrechter overweegt als volgt. Van [eiseres] kan redelijkerwijs niet worden verwacht dat zij een inschatting maakt van de door [gedaagde 1] minimale hoeveelheid af te nemen koffie om daar vervolgens, achteraf, op afgerekend te worden indien die minimale hoeveelheid koffie niet wordt behaald. [eiseres] heeft geen inzicht in het aantal bezoekers en daarmee direct samenhangend de afname van de hoeveelheid koffie. [eiseres] heeft onweersproken gesteld dat zij voor de prognose en de aangeleverde informatie afhankelijk is van [gedaagde 1] . Dat [gedaagde 1] kennelijk hogere afnameverwachtingen had dat en vervolgens na enige tijd blijkt dat de minimale afnamegrens niet wordt bereikt, blijft voor risico en rekening van [gedaagde 1] . De uitkomst had anders kunnen zijn indien zou blijken dat [eiseres] , gelet op haar expertise, [gedaagde 1] bewust onjuist zou hebben geïnformeerd naar aanleiding van vragen hierover. Dat hiervan sprake is geweest is echter gesteld noch gebleken.
7. Het beroep op onmacht slaagt gezien het voorgaande niet.
8. [gedaagde 1] kan niet in haar standpunt worden gevolgd dat het gevorderde totaalbedrag niet zou kloppen. Immers, de vier factuurbedragen genoemd in 1.4 bij elkaar opgeteld, minus de creditnota’s genoemd in 1.5 en de tussentijdse betalingen van [gedaagde 1] van in totaal € 1.031,86, komen exact uit op de thans gevorderde hoofdsom.
9. Aan het verweer van [gedaagde 1] , inhoudende dat een of meer facturen reeds zijn betaald, wordt voorbij gegaan, nu [eiseres] met alle betalingen van [gedaagde 1] reeds bij dagvaarding rekening heeft gehouden. [gedaagde 1] heeft niet met betalingsbewijzen aangetoond dat zij méér heeft betaald. Het overige verweer van [gedaagde 1] , waaronder dat het op de weg van [eiseres] zou liggen om minnelijk tot een oplossing te komen, dan wel om met een betaling in termijnen genoegen te nemen, kan ook niet slagen. [eiseres] heeft zich, gelet op de overgelegde correspondentie, coulant opgesteld en langdurig gezocht naar een minnelijke oplossing. Daarbij geldt dat [eiseres] niet gehouden is om met een betaling in termijnen genoegen te nemen.
10. Gelet op het voorgaande is [gedaagde 1] de resterende factuurbedragen verschuldigd. De gevorderde hoofdsom van € 2.541,88 is toewijsbaar.
11. [eiseres] maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. [eiseres] heeft voldoende gesteld en onderbouwd over de verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden. Nu het gevorderde bedrag van € 536,06 overeen komt met het in het Besluit bepaalde tarief, zal dat bedrag worden toegewezen.
12. De overeengekomen rente van 1,5% per maand zal worden toegewezen over de hoofdsom. De gevorderde rente over de reeds vervallen rente en de buitengerechtelijke kosten is niet toewijsbaar, nu [eiseres] hierover onvoldoende heeft gesteld.
13. [gedaagde 1] dient bij deze uitkomst als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van [eiseres] .

BESLISSING

De kantonrechter:
I. veroordeelt [gedaagde 1] hoofdelijk, in die zin dat wanneer de een betaalt, de anderen tot de hoogte van die betaling zullen zijn bevrijd, tot betaling aan
[eiseres] van:
• € 2.541,88 aan hoofdsom, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 1,5% per maand vanaf 4 oktober 2017 tot de dag van de algehele voldoening;
• € 750,67 aan rente berekend tot en met 3 oktober 2017;
• € 536,06 aan buitengerechtelijke incassokosten;
II. veroordeelt [gedaagde 1] hoofdelijk, in die zin dat wanneer de een betaalt, de anderen tot de hoogte van die betaling zullen zijn bevrijd, in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op:
explootkosten € 92,91
salaris gemachtigde € 400,00
griffierecht € 470,00
-----------------
totaal € 962,91
voor zover van toepassing, inclusief btw;
III. veroordeelt [gedaagde 1] hoofdelijk, in die zin dat wanneer de een betaalt, de anderen tot de hoogte van die betaling zullen zijn bevrijd, tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, alsmede tot betaling van een bedrag van € 68,00 aan kosten voor betekening onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [gedaagde 1] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
IV. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
V. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kraak, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juni 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.