ECLI:NL:RBAMS:2018:383

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 januari 2018
Publicatiedatum
26 januari 2018
Zaaknummer
C/13/640862 / KG ZA 17-1370 FB/EB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over onrechtmatige perspublicatie betreffende beschuldigingen van seksueel grensoverschrijdend gedrag

In deze zaak heeft eiser, de oprichter en algemeen directeur van Stichting [naam Stichting nieuw], een kort geding aangespannen tegen TMG Landelijke Media B.V. naar aanleiding van een artikel in De Telegraaf waarin hij beschuldigd wordt van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Het artikel, gepubliceerd op 11 december 2017, bevatte beschuldigingen van meerdere vrouwen, waaronder een eerdere rechtszaak tegen eiser in 2014. Eiser vorderde verwijdering van het artikel en rectificatie, evenals schadevergoeding. TMG verweerde zich door te stellen dat de publicatie gerechtvaardigd was op basis van het recht op vrijheid van meningsuiting. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de publicatie niet onrechtmatig was, omdat de beschuldigingen voldoende steun vonden in feiten en het belang van TMG bij publicatie zwaarder woog dan het belang van eiser bij bescherming van zijn eer en goede naam. Eiser werd in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/640862 / KG ZA 17-1370 FB/EB
Vonnis in kort geding van 30 januari 2018
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser bij dagvaarding van 8 januari 2018,
advocaat mr. R.P. de Vries te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TMG LANDELIJKE MEDIA B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. R.S. Le Poole te Haarlem.
Partijen zullen hierna [eiser] en TMG worden genoemd.

1.De procedure

Ter zitting van 16 januari 2017 heeft [eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. TMG heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en hun standpunten toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren voor zover hier van belang aanwezig [eiser] met mr. De Vries en, aan de zijde van TMG, [naam journalist] (journalist bij De Telegraaf), [naam redacteur] (redactie van De Telegraaf), mr. Le Poole en zijn kantoorgenote
mr. L. Broers. Daarnaast was een groot aantal belangstellenden aanwezig. Een aantal van hen – onder wie drie vrouwen die zich hebben geïdentificeerd als [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] , over wie hierna meer – heeft, daartoe uitgenodigd door de voorzieningenrechter, gereageerd op het ter zitting verhandelde.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is de oprichter en algemeen directeur van Stichting [naam Stichting] , nu Stichting [naam Stichting nieuw] genaamd. Deze stichting zet zich in voor de gemeenschap in de breedste zin van het woord en biedt onder meer ondersteuning op gebieden als emancipatie, integratie, inburgering en huiselijk geweld.
2.2.
TMG is uitgever van onder meer dagblad De Telegraaf. Zij exploiteert tevens de website www.telegraaf.nl.
2.3.
[eiser] is in 2017 voor zijn werkzaamheden voor Stichting [naam Stichting nieuw] genomineerd voor de Joke Smitprijs, die tweejaarlijks door de regering wordt uitgereikt aan een persoon, groep of instantie die zich inzet op het gebied van gendergelijkheid. [eiser] is genomineerd omdat hij zich met Stichting [naam Stichting nieuw] inzet voor moeilijk bereikbare gezinnen met kinderen en met name voor Hindoestaanse meisjes en jonge vrouwen in een kwetsbare positie, waarbij hij veel thema’s bespreekbaar maakt met aandacht voor de rol van vrouwen en mannen.
2.4.
[eiser] was één van drie genomineerden. De nominaties zijn op 4 december 2017 bekend gemaakt, met de vermelding dat de prijs op maandag 11 december 2017 zou worden uitgereikt door minister voor emancipatie [naam minister] .
2.5.
In de ochtend van 11 december 2017 is in dagblad De Telegraaf en op de website www.telegraaf.nl onder de kop “Genomineerde is Pedo” een artikel van de hand van [naam journalist] verschenen. Het artikel luidt voor zover hier van belang als volgt:
“De vrouwenrechtenorganisatie [naam vrouwrechtenorganisatie] beschuldigt een bekende maatschappelijk werker uit de Hindoestaanse gemeenschap, die is genomineerd voor de Joke Smit Staatsprijs voor emancipatie, van pedoseksuele handelingen. [eiser] , van de Stichting [naam Stichting nieuw] / [naam Stichting] uit Den Haag, zou minderjarige meisjes onzedelijk hebben betast. (…)
Volgens [naam 2] van [naam vrouwrechtenorganisatie] geeft het geen pas dat een man, die nota bene in opspraak is geraakt wegens aanranding, kandidaat is voor deze prijs. Ook een voormalige vrijwilliger van [eiser] stichting, die anoniem wil blijven, begrijpt de keuze van de Joke Smit-jury niet. “Ik ken een meisje dat huilend bij mij kwam nadat ze door [eiser] in het kruis was gegrepen.”
[eiser] ontkent de beschuldigingen, ook na verschillende malen door deze krant te zijn benaderd: “Allemaal flauwekul. Mensen kunnen wel van alles beweren.” (…)
Volgens [naam 2] heeft [eiser] zich in ten minste vier gevallen schuldig gemaakt aan seksueel grensoverschrijdend gedrag. Een van de meisjes, de nu 19-jarige [naam 4] (echte naam bij de redactie bekend), vertelt voor het eerst haar verhaal.
“Ik wil niet dat [eiser] met anderen doet wat hij met mij heeft gedaan.”
[eiser] zou tijdens een dansavond [naam 4] ’s billen en borsten hebben gestreeld. “Hij drukte ondertussen z’n piemel tegen mijn dij.” [naam 4] , een incestslachtoffer dat bij [eiser] hulp zocht, was destijds 15 jaar oud. Zij zag in de maatschappelijk werker ‘een vaderfiguur’. (…)
Onder Hindoestanen is [eiser] al langer omstreden. Verhalen over seksueel grensoverschrijdend gedrag komen echter zelden naar buiten.
“Dat heeft te maken met het gesloten karakter van de gemeenschap”, zegt [naam 3] , die zich bezighoudt met emancipatievraagstukken onder Hindoestanen. Haar werd, door weer een ander minderjarig meisje, verteld dat [eiser] ook haar had betast. “Hij had haar billen gestreeld. Ik dacht dat het wellicht per ongeluk was gebeurd.”
Rechtszaak
In augustus 2014 liep bij de rechtbank Den Haag tegen [eiser] een rechtszaak. De destijds 13-jarige [naam 1] (echte naam bij de redactie bekend) beschuldigde [eiser] ervan haar in zijn huis te hebben verkracht. “Hij kwam naast me zitten, begon mijn borsten te strelen en wurmde z’n vinger in mijn vagina.”
Het Openbaar Ministerie zag voldoende aanleiding voor vervolging, maar [eiser] werd wegens gebrek aan overtuigend bewijs vrijgesproken.
Volgens [naam 2] komt het in zedenzaken maar zelden tot een veroordeling. (…)”
In een apart kader bij het artikel staat onder de kop “ [naam 4] ’s verhaal” onder meer het volgende:
“ [naam 4] (19) zegt door [eiser] van Stichting [naam Stichting] te zijn aangerand. Ze doet aan De Telegraaf haar verhaal: “Ik was 15 toen ik [eiser] ontmoette. Het was in een heel moeilijke periode. Mijn vader was alcoholist. Hij heeft me een keer in mijn slaapkamer verkracht. Ik vertelde het aan mijn buurvrouw en zij nam mij mee naar de Stichting [naam Stichting] . Zij stelde mij voor aan meneer [eiser] . Hij was erg aardig. Ik begon in hem een ‘vaderfiguur’ te zien. Ik voelde me veilig bij hem. [eiser] nodigde mij uit naar een dansavond. Ik wilde niet dansen, maar hij trok me de dansvloer op. Hij zei: ‘Dit is deel van het verwerkingsproces’. Ik dacht: het is niet netjes om nee te zeggen tegen iemand die ouder is. Dus ik danste met hem.”
Opruimen
“Tegen het einde bood ik aan om te helpen met opruimen. Toen kwam [eiser] heel dicht bij me staan. Hij wreef zich tegen mij aan. Met een hand streelde hij mijn bil. Toen stapte hij naar voren, zette zijn hand op mijn schouder en vroeg: ‘Wat is er meisje? Gaat alles wel goed met je? ‘Hij streelde een borst en kneep in mijn andere borst. Toen heb ik mijn spullen gepakt en maakte ik me uit de voeten.”
Bij het artikel is een portretfoto van [eiser] geplaatst.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, kort gezegd, TMG op straffe van verbeurte van dwangsommen te veroordelen tot verwijdering van het artikel van alle door TMG geëxploiteerde websites en plaatsing van een rectificatie met de in het petitum van de dagvaarding opgenomen tekst, zowel online als in de papieren versie van De Telegraaf. Daarnaast vordert [eiser] veroordeling van TMG tot betaling aan hem van € 5.000,00 als voorschot op immateriële schadevergoeding en tot betaling van buitengerechtelijke kosten, alles met veroordeling van TMG in de proceskosten.
3.2.
TMG voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak onder meer om een vordering tot verwijdering en rectificatie van een perspublicatie. Toewijzing van deze vorderingen houdt een beperking in van het in artikel 10 lid 1 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) neergelegde grondrecht van TMG op vrijheid van meningsuiting. Dit recht kan slechts worden beperkt indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij de wet is voorzien is sprake, wanneer de uitlatingen van TMG onrechtmatig zijn (artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek). Voor beantwoording van de vraag welk recht – het recht op vrije meningsuiting of het recht ter bescherming van eer of goede naam – in dit geval zwaarder weegt, moeten de wederzijdse belangen worden afgewogen.
4.2.
Het belang van TMG is dat zij zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend moet kunnen uitlaten over kwesties van algemeen belang. Het belang van [eiser] is erin gelegen dat hij niet wordt blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen. Welk van deze belangen, die in beginsel gelijkwaardig zijn, de doorslag behoort te geven, hangt af van de omstandigheden van het geval, in samenhang bezien.
4.3.
In dit geval gaat het om beschuldigingen van wangedrag. In de eerste plaats dient te worden onderzocht in hoeverre de uitlatingen steun vinden in het ten tijde van de publicatie beschikbare feitenmateriaal. Anders dan [eiser] meent, is er voor de gedane uitlatingen voldoende steun te vinden in de feiten. Het artikel bevat onder meer een verkorte weergave van de verklaringen van twee vrouwen die weliswaar niet met naam in de krant zijn genoemd, maar van wie de namen wel bekend zijn bij de redactie. Met de identiteit van één van hen, [naam 1] genoemd, is [eiser] bekend vanwege de tegen hem gevoerde strafzaak. Dat [eiser] niet weet wie achter de naam [naam 4] schuil gaat, maakt haar verklaring nog niet onbetrouwbaar. De journalist, [naam journalist] , heeft uitvoerig gesproken met beide vrouwen om zich te vergewissen van de geloofwaardigheid van hun beschuldigingen, en heeft daarvan een verslag opgemaakt dat zich onder de stukken bevindt. Beide vrouwen hebben afzonderlijk tegenover hem gedetailleerde verklaringen afgelegd en verteld over gedrag van [eiser] dat in beide zaken gedeeltelijk van vergelijkbare aard was (strelen van borsten en billen). Dit draagt bij aan de geloofwaardigheid van hun verklaringen. Bovendien zijn – kennelijk letterlijke – transcripten overgelegd van de door [naam journalist] met de vrouwen gevoerde gesprekken, welke transcripten als zodanig niet zijn betwist.
4.4.
Voorts is [naam 1] ter zitting als informante gehoord. Zij heeft verklaard te blijven bij haar eerdere verklaring dat zij is verkracht door [eiser] .
4.5.
Voorshands is aannemelijk, mede gelet op de ter zitting afgelegde verklaringen van informanten op de publieke tribune, dat vrouwen en meisjes binnen de Hindoestaanse gemeenschap een aanzienlijk risico lopen op verstoting door hun familie en vrienden wanneer zij naar buiten treden met informatie over seksueel misbruik en grensoverschrijdend gedrag, ook wanneer het gaat om handelingen die zijn verricht tegen de wil van de vrouw of het meisje. Dat beschuldigingen als de onderhavige worden gedaan zonder enige basis, ligt dan ook niet voor de hand en dat de desbetreffende vrouwen anoniem willen blijven, is niet onbegrijpelijk.
4.6.
Naast de gesprekken met [naam 1] en [naam 4] heeft [naam journalist] navraag gedaan bij vrijwilligers/bezoekers van Stichting [naam Stichting nieuw] , wat heeft geleid tot nog één ondersteunende verklaring. [naam journalist] heeft hiermee voldoende grondig onderzoek naar de feiten verricht, mede gezien het korte tijdsbestek tussen de datum van bekendmaking van de nominatie van [eiser] – die aanleiding voor de vrouwen is geweest om met hun verhaal naar buiten te treden – en de prijsuitreiking.
4.7.
[naam journalist] heeft in zijn artikel voldoende afstand gehouden van de verklaringen van de vrouwen, gelet op het gebruik van formuleringen als “zou” en “volgens” en het gebruik van aanhalingstekens om duidelijk te maken dat sprake is van citaten. Het artikel bevat een accurate samenvatting van de verklaringen van de vrouwen en is voldoende feitelijk gebracht. Vermeld is dat [eiser] de feiten ontkent en dat hij in de strafzaak is vrijgesproken bij gebrek aan overtuigend bewijs. Anders dan [eiser] meent, is de vermelding van het woord “overtuigend” niet tendentieus, evenmin als de toevoeging dat het volgens [naam 2] in zedenzaken maar zelden tot een veroordeling komt.
4.8.
De onderzoeksresultaten van [naam journalist] rechtvaardigden in beginsel publicatie daarvan. Seksueel overschrijdend gedrag is immers een misstand die de hele samenleving raakt. Dat geldt te meer wanneer daarbij kwetsbare jongeren betrokken zijn en wanneer dat gedrag zich voordoet in ongelijkwaardige relaties, zoals in dit geval.
4.9.
Daarbij komt dat [eiser] was genomineerd voor de Joke Smitprijs, een prijs ter beloning van gedrag dat in schril contrast staat met de [eiser] verweten gedragingen.
4.10.
Door deze nominatie is [eiser] bovendien, zij het in beperkte mate, een publieke figuur geworden, waardoor hij zich in zoverre meer publiciteit moet laten welgevallen dan de gemiddelde burger.
4.11.
[eiser] heeft grote bezwaren tegen de kop van het artikel, omdat deze tendentieus zou zijn en daarmee de indruk zou worden gewekt dat vast staat dat hij zich heeft vergrepen aan kleine kinderen, terwijl het hier gaat om beschuldigingen die hij ontkent en het bovendien niet gaat om kleine kinderen, maar om tienermeisjes.
Uitgangpunt is dat een kop bedoeld is om de aandacht van de lezer te trekken en daarom ongenuanceerder en kernachtiger mag zijn dan het artikel zelf. De kop moet in samenhang met de rest van het artikel worden beoordeeld. Weliswaar stelt de kop het beweerde gedrag van [eiser] in het slechtst mogelijke daglicht, maar door de kop tussen aanhalingstekens te plaatsen is tot uitdrukking gebracht dat het gaat om een geuite beschuldiging en niet om een vaststaand feit. Bij lezing van de subkop (“
Kandidaat Staatsprijs zou minderjarige meisjes hebben betast”) en de rest van het artikel blijkt dat het gaat om beschuldigingen die de redactie niet (zonder meer) tot de hare maakt. Bij de keuze van de kop is De Telegraaf dus binnen de grenzen van het maatschappelijk betamelijke gebleven.
4.12.
[eiser] heeft voorts bezwaren tegen de plaatsing van zijn portretfoto bij het artikel. Hij beroept zich in dit verband (ook) op zijn portretrecht.
4.13.
De vraag of de geportretteerde een redelijk belang heeft bij zijn verzet tegen openbaarmaking van zijn portret, dient te worden beantwoord aan de hand van een zelfde belangenafweging als hiervoor onder 4.1 en 4.2 bedoeld.
Portretfoto’s van [eiser] zijn op internet eenvoudig te vinden, onder meer op de website van Stichting [naam Stichting nieuw] . In samenhang bezien met de overige omstandigheden van het geval (de ernst van de beschuldigingen, de mate waarin daarvoor steun te vinden is in het feitenmateriaal, de mate waarin [eiser] kan worden aangemerkt als publieke figuur en de vermelding in het artikel dat [eiser] de beschuldigingen ontkent en dat hij in de strafzaak is vrijgesproken), levert dit geen, althans een onvoldoende redelijk belang op bij [eiser] verzet tegen de publicatie van de foto.
4.14.
Voor het noemen van de volledige naam van [eiser] in het artikel bestond voldoende grond, gelet op zijn nominatie voor de Joke Smitprijs. Daarbij is van belang dat bij de bekendmaking van de genomineerden aan het publiek, de volledige namen van alle genomineerden waren genoemd. De andere twee genomineerden waren vrouwen. Daardoor was de identiteit van [eiser] voor het publiek eenvoudig te achterhalen.
4.15.
Ten slotte is [eiser] voldoende mogelijkheid tot weerwoord geboden. [naam journalist] heeft [eiser] op zondag 10 december 2017 tot twee keer toe gebeld om hem te vragen naar een reactie op de beschuldigingen. Aannemelijk is geworden dat hem is medegedeeld dat het ging om een publicatie in de krant. [naam journalist] heeft bovendien besloten het niet te laten bij het eerste – korte – telefoontje omdat hij er niet van overtuigd was dat [eiser] van de ernst van de situatie was doordrongen en hij [eiser] gelegenheid wilde geven nog wat toe te voegen aan zijn eerste reactie.
4.16.
In een derde telefoontje op zondagavond, dit keer op initiatief van [eiser] , heeft [naam journalist] heeft de identiteit van zijn bronnen niet willen meedelen aan [eiser] , maar daartoe was hij ook niet gehouden. Wel heeft hij het verzoek van [eiser] om met de bronnen in gesprek te treden, aan hen overgebracht. Zij zijn daarop echter niet ingegaan.
4.17.
Anders dan [eiser] lijkt te veronderstellen, bestaat er geen absoluut recht op een termijn van tenminste 24 uur voor het geven van weerwoord. In de gegeven omstandigheden, waarbij de prijsuitreiking zou plaatsvinden op 11 december 2017 en de hoofdredactie van De Telegraaf pas op zondag 10 december 2017 heeft besloten dat het verhaal publicabel was, mocht worden volstaan met een kortere termijn, mede gelet op de diverse contacten die binnen die termijn tussen partijen hebben plaatsgevonden.
4.18.
[eiser] stelt ten slotte dat zijn weerwoord te summier is weergegeven, echter zonder te vermelden wat [naam journalist] heeft weggelaten. Van de juistheid van deze stelling kan dan ook niet worden uitgegaan.
4.19.
Alles overziende, weegt het belang van TMG bij publicatie van het artikel zwaarder dan het belang van [eiser] bij bescherming van zijn eer en goede naam. Nu de publicatie dus niet onrechtmatig jegens [eiser] is, zal de vordering worden afgewezen.
4.20.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van TMG worden begroot op:
- griffierecht € 1.950,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 2.766,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van TMG tot op heden begroot op € 2.766,00,
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.B. Bakels, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. E. van Bennekom, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2018. [1]

Voetnoten

1.type: eB