ECLI:NL:RBAMS:2018:3791

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2018
Publicatiedatum
31 mei 2018
Zaaknummer
13-684011-17 en 13-6842966-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door middel van braak in twee woningen met meerdere verdachten

Op 17 mei 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal door middel van braak in twee woningen. De rechtbank heeft de zaken, aangeduid als zaak A en zaak B, gevoegd behandeld. In zaak A werd de verdachte beschuldigd van het inbreken in een woning aan [adres 3] op 7 januari 2017, terwijl in zaak B de inbraak plaatsvond op 11 juni 2017 in een woning aan [adres 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen de woningen heeft betreden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. S.M. van der Veen, in overweging genomen, evenals de argumenten van de verdediging, vertegenwoordigd door mr. C. Stroobach.

De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen konden worden verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een proeftijd van drie jaar. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een laag IQ en eerdere afwezigheid van justitiële contacten. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en een avondklok.

Daarnaast is de benadeelde partij, [aangever 1], in zaak A, veroordeeld tot het betalen van € 225,- aan materiële schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de inbeslaggenomen voorwerpen onttrokken aan het verkeer en de teruggave van bepaalde voorwerpen aan de verdachte gelast. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging hebben genomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/684011-17 (A) 13/684266-17 (B)
Datum uitspraak: 17 mei 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 mei 2018.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.M. van der Veen, en van wat de gemachtigde raadsvrouw van verdachte mr. C. Stroobach, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

2.1.
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Zaak A
het in vereniging gedurende de nachtrust inbreken in een woning gelegen aan de [adres 3] en goederen wegnemen uit die woning op 7 januari 2017.
Zaak B
het in vereniging inbreken in een woning gelegen aan de [adres 2] en goederen wegnemen uit die woning op 11 juni 2017.
2.2.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De ten laste gelegde feiten in zaken A en B kunnen wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, gelet op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het bewijs geen opmerkingen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van zaak A
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen op grond van de aangifte van [aangever 1] , het proces-verbaal van bevindingen waaruit volgt dat verdachte en zijn mededader op heterdaad in de tuin van de buren worden aangetroffen en het proces-verbaal van bevindingen waaruit volgt dat de schoenen die verdachte bij zijn aanhouding droeg, overeenkomen met schoenafdrukken die aan de voorzijde van de woning zijn aangetroffen. Tevens komt in dat proces-verbaal naar voren dat bij de fouillering van verdachte verschillende sieraden van aangeefster zijn aangetroffen.
Ten aanzien van zaak B
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen op grond van de aangifte van [aangever 2] , het proces-verbaal van bevindingen waarin de verbalisanten verklaren dat zij na de melding naar de woning aan de [adres 2] zijn gegaan en dat zij verdachte uit het raam aan de voorzijde van de woning zagen springen, dat hij een breekijzer in zijn handen had en dat zij de medeverdachten in de tuin aan de achterzijde van de woningen aantroffen, en het proces-verbaal van bevindingen waaruit volgt dat bij verdachte tijdens zijn fouillering sieraden en een zwarte telefoon van aangeefster zijn aangetroffen.
Bewezenverklaring van zaak A
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 7 januari 2017 omstreeks 05:50 uur te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres ] heeft weggenomen sieraden, toebehorend aan [aangever 1] , waarbij hij, verdachte en zijn mededader zich de toegang tot die woning hebben verschaft door middel van braak op een raam van voornoemde woning en door middel van inklimming door een raam van voornoemde woning.
Bewezenverklaring van zaak B
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 11 juni 2017 te Amstelveen, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan [adres 2] heeft weggenomen diverse sieraden en een zwarte telefoon, toebehorende aan [persoon 1] en/of [persoon 2] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak, namelijk door openbreken van een raam met een koevoet en/of schroevendraaier.

4.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf en maatregelen

7.1
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen met daarnaast een gevangenisstraf van vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Aan deze voorwaardelijk straf dienen de volgende bijzondere voorwaarden worden verbonden: reclasseringstoezicht en het zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering, meewerken aan begeleid wonen en een avondklok van 19:00 uur – 07:00 uur.
7.2
Standpunt van verdediging
De raadsvrouw voert aan dat rekening dient te worden gehouden met de omstandigheid dat verdachte lange tijd niet met justitie in aanraking is geweest. Daarnaast is van belang de omstandigheid dat verdachte een laag IQ heeft en door een auto ongeluk op dit moment ook een fysieke beperking heeft. Zijn lage IQ is waarschijnlijk van invloed geweest op de keuzemogelijkheden van verdachte bij het plegen van de feiten, aldus de raadsvrouw. Zij bepleit, gelet op de persoon van de verdachte, voor het opleggen van een werkstraf voor de duur van 150 uur en daarnaast een lagere voorwaardelijke gevangenisstraf dan gevorderd met een langere proeftijd, te weten drie jaar. De raadsvrouw merkt op dat zij van verdachte heeft vernomen dat hij mee wil werken aan de bijzondere voorwaarden.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan twee woninginbraken, waarbij de woning volledig is doorzocht en een groot aantal sieraden is weggenomen. Verdachte heeft hiermee geen enkel respect getoond voor het eigendom van een ander. De bewoners hebben hierdoor schade en hinder ondervonden. Daarbij komt dat een woning bij uitstek een plek is waar men zich veilig moet kunnen voelen. Door het handelen van verdachte heeft hij inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid bij de bewoners. Bovendien zorgen woninginbraken voor gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank geen strafverzwarende omstandigheid afgeleid uit het strafblad van verdachte van 5 april 2018, waaruit volgt dat hij recent niet is veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals voorgesteld door de officier van justitie en de raadsvrouw, mede gelet op de persoon van verdachte passend is. De als getuige-deskundige gehoorde reclasseringswerker (D.W. Gerritsen van Reclassering Nederland) heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat verdachte een emotioneel, sociaal en verbaal zwak persoon is. Verdachte heeft een laag IQ. Het is lastig om contact te krijgen met hem, omdat hij angstig is. Verdachte praat zeer weinig. Verdachte woont nu bij zijn ouders en broers. Zij weten niet goed wat zij met verdachte aan moeten. De reclasseringswerker acht het noodzakelijk dat verdachte uit huis wordt geplaatst en begeleid wordt bij het wonen. Daarnaast acht hij het raadzaam om een avondklok en reclasseringstoezicht op te leggen, zodat de reclassering verdachte beter kan helpen met het verkrijgen van structuur in zijn leven.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden een taakstraf van 240 uur, met aftrek van voorarrest, en een gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar passend is. De bijzondere voorwaarden zoals de reclasseringswerker ter terechtzitting naar voren heeft gebracht neemt zij daarbij over. De rechtbank vindt het noodzakelijk een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen om ook te voorkomen dat verdachte in de toekomst weer de fout in gaat. Daarnaast vindt de rechtbank het noodzakelijk een proeftijd van drie jaar op te leggen, zodat verdachte gedurende langere tijd geholpen kan worden met het begeleid wonen, waarmee de kans van slagen naar de verwachting van de rechtbank wordt vergroot. Aldus komt de rechtbank tot een lagere voorwaardelijke straf dan de officier van justitie, maar (met de verdediging) wel tot een langere proeftijd.

8.Het beslag

De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten: papier met bloed (zaak A), bitje (zaak B), handschoenen (zaak B), zak (zaak B) en handschoenen Kixx (zaak B) dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van deze voorwerpen het bewezen geachte zijn begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang. Ten aanzien van de in zaak A inbeslaggenomen schoenen gelast de rechtbank teruggave aan verdachte.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [aangever 1] (zaak A) vordert € 236,52 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2017.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding zal worden toegewezen ter hoogte van het eigen risico van de inboedelverzekering van € 225,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2017, zijnde de dag waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag van de algehele voldoening.
De rechtbank veroordeelt verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, omdat onduidelijk is waarop het resterende deel van haar vordering gebaseerd is. De benadeelde partij kan dit deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank zal, als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij, de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 36f, 57, 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het in zaak A
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Ten aanzien van het in zaak B
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
240 (tweehonderdveertig) uur, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
3 (drie) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde voor het einde van de proeftijd één van de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich na het onherroepelijk worden van het vonnis binnen vijf dagen meldt bij Reclassering Nederland, op het adres [adres 4] te Amsterdam. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht;
5. meewerkt aan een plaatsing voor begeleid wonen bij [naam] of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, te verblijven en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
6. zich houdt aan de avondklok en zich tussen 19:00 uur – 07:00 uur op het volgende adres bevindt: [adres 1] , voor maximaal drie maanden en zolang de reclassering dit gedurende die tijd noodzakelijk acht. De avondklok zal gecontroleerd worden door politie Amsterdam/Amstel.
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
Ten aanzien van zaak A
- 1.00 STK Papier
-
5317331; met bloed
Ten aanzien van zaak B
- 1.00 STK Gereedschap
TORX
5400556; bitje
- 2.00 STK Handschoen
-
5400552
- 1.00 STK Zak
-
5400594
- 2.00 STK Handschoen
KIXX
5400550
Gelast de
teruggave aan verdachtevan:
Ten aanzien van zaak A
- 1.00 PR Schoenen KL: zwart
Adidas Zx Flux
5317235
Wijst de materiële vordering van de benadeelde partij
[aangever 1], toe tot een bedrag van
€ 225,-(zegge: tweehonderdvijfentwintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [aangever 1] , het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangever 1], te betalen de som van
€ 225,-(zegge: tweehonderdvijfentwintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 4 (vier) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis in zaak B.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Degenaar, voorzitter,
mrs. L.R. Wisse en M.J.M. van Beckhoven, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Todorov, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 mei 2018.