Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 3],
1.De procedure
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
2.De feiten
op tegen gelijke datum onder gelijktijdige oplevering onder bovenvermelde condities.
op per gelijke datum als hiervoor bedoeld onder gelijktijdige oplevering onder bovengenoemde condities.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Het is daarnaast niet aannemelijk dat de kwestie ontruiming van bedrijfsruimte II en III op initiatief van mr. Kerpestein bij de afspraken is betrokken. Een afzonderlijk gebruik leek op dat moment immers niet mogelijk, en gedaagden zouden in ruil voor een algehele ontruiming twee maanden respijt krijgen om lopende afspraken met hotelgasten na te komen en een ontruiming rustiger voor te bereiden.
Verder heeft [eiser] in dit verband terecht betoogd dat hij reeds na het ontruimingsvonnis van 16 november 2016 de ontruiming van bedrijfsruimte I had kunnen aanzeggen maar dat hij daarmee heeft gewacht tot na het arrest van het gerechtshof van 9 januari 2018. Al die tijd wisten gedaagden dat een ontruiming van in ieder geval bedrijfsruimte I eraan zat te komen. Zij hebben niets gedaan om zich op een ontruiming voor te bereiden. Ze hebben er zelf voor gekozen om het op het laatste moment te laten aankomen. De druk die [gedaagde sub 3] stelt te hebben gevoeld op 12 februari 2018 hebben gedaagden dan ook zelf laten ontstaan.
Daarbij komt dat niet aannemelijk is geworden dat [gedaagde sub 3] niet heeft begrepen waarvoor hij op 12 februari 2018 tekende. Ter zitting heeft hij immers verklaard dat hij met de rug tegen de muur stond en daarom akkoord is gegaan met een ontruiming van bedrijfsruimte II en III. Bovendien werd hij in de contacten met (de advocaat van) [eiser] bijgestaan door een eigen advocaat. Het komt dan ook voor zijn eigen risico indien hij iets heeft getekend waarvoor hij liever niet had getekend.
Evenmin is aannemelijk dat [eiser] wist of had moeten weten dat hij [gedaagde sub 3] diende af te houden van het aangaan van de overeenkomst. De overeenkomst voorkwam immers een ontruiming van bedrijfsruimte I de volgende dag en gaf gedaagden lucht om de exploitatie van het hotel en de giftshop rustig af te wikkelen.
Ten slotte is in dit verband relevant dat gedaagden pas op 16 april 2018 via hun huidige advocaat bezwaar hebben gemaakt tegen de gemaakte afspraken.
De verplichtingen uit die overeenkomst dienen dan ook door gedaagden te worden nagekomen en gedaagden zullen derhalve per 31 mei 2018 de bedrijfsruimten I, II en III moeten hebben ontruimd.
‘Daarnaast wensen partijen in deze notariële akte vast te stellen dat partijen berusten in het arrest van het Hof, gewezen op______, waarvan een kopie aan deze akte is gehecht.’.
De afspraak over de berusting staat namelijk niet in de e-mail van 12 februari 2018 en gedaagden hebben betwist dat mr. Kerpestein met zijn eveneens op 12 februari 2018 verstuurde reactie dat
‘zijn cliënten zich ermee kunnen verenigen’ook heeft gedoeld op de aanvulling van mr. Sandberg over de berusting. Dat deze afspraak is gemaakt is zonder nader onderzoek niet vast te stellen, en daarmee voorshands niet aannemelijk.
980,00
5.De beslissing
‘Daarnaast wensen partijen in deze notariële akte vaststellen dat partijen berusten in het arrest van het Hof, gewezen op______, waarvan een kopie aan deze akte is gehecht.’uit de notariële akte wordt verwijderd,
- [adres 1] , tweede, derde en vierde etage, alsmede [adres 2] , dezelfde verdiepingen, en [adres 1] eerste etage;
- [adres 3] , tweede, derde en vierde etage; en
- [adres 1] , kelder, begane grond en eerste etage,