4.1Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting uit van het volgende.
Op 6 oktober 2016 omstreeks 22:19 uur is er bij de politie een melding binnen gekomen van een woningbrand aan de [adres 1] te Amsterdam. De deur van de woning bleek op slot te zitten en is door brandweer geforceerd. De grootste brandhaard bevond zich bij binnenkomst van de woning aan de linkerzijde, in de slaapkamer. Een tweede brandhaard is aangetroffen rechts bij de ingang van de woonkamer. In de woonkamer, nabij de tweede brandhaard, is het levenloze lichaam van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) aangetroffen door de brandweermannen.
Het lichaam van [slachtoffer] is uitgebreid onderzocht. Bij radiologisch onderzoek is een groot aantal fracturen waargenomen, onder meer in het aangezicht, aan bijna alle ribben, het borstbeen en dwarsuitsteeksel van de lendenwervels. Daarnaast is een groot aantal zwellingen in het aangezicht, aan de armen en heupen en bloed in de hersenkamers, rondom de hersenen en tussen de hersenvliezen waargenomen. Voorts waren onder meer aan vrijwel het hele gelaat en aan en achter de oren rode huidverkleuringen van bloeduitstortingen zichtbaar.
Uit pathologisch onderzoek is gebleken dat het intreden van de dood van [slachtoffer] kan worden verklaard door belemmering van de ademhalingsfunctie en longfunctiestoornissen. De geconstateerde letsels verspreid over het gehele lichaam zijn – zo valt te lezen in het pathologisch rapport van 15 augustus 2017 – bij leven ontstaan door inwerking van uitwendig mechanisch stomp geweld en hevig en samendrukkend geweld. Geconcludeerd wordt dat het intreden van de dood onder meer goed kan worden verklaard door belemmeringen van de ademhalingsfunctie en longfunctiestoornissen, opgelopen door inwerking van uitwendig mechanisch stomp, plaatselijk hevig en plaatselijk samendrukkend geweld op de romp. De conclusie van het radiologisch onderzoek is dat de dood van [slachtoffer] kan worden verklaard door functieverlies van de hersenen door externe geweldsinwerking in combinatie met een bemoeilijkte ademhaling door uitgebreide letsels van de ribben en de bijkomende verwikkelingen. Het rapport vermeldt dat [slachtoffer] niet meer in leven was ten tijde van de brand.
Uit onderzoek ter plaatse is gebleken dat sprake was van een uitslaande brand, waardoor er gevolgschade is ontstaan aan de woningen op de derde en vierde bouwlaag. Zo was aan de buitenzijde van het pand roetvorming tot aan de dakrand zichtbaar en waren de kunststof kozijnen van de woningen op de derde en vierde bouwlaag aangetast door hitte en vuur, waarbij het glas van een woning op de derde woonlaag door hitte-inwerking uit het kozijn was gebroken. Verder is geconstateerd dat er in de woning dusdanig veel brandstof in de vorm van papier en andere goederen aanwezig waren, dat er makkelijk (meer) slachtoffers hadden kunnen vallen. De – overigens door de verdediging ook niet betwiste – conclusie in het proces-verbaal van sporenonderzoek is dat door de brandstichting gemeen gevaar voor goederen en personen is ontstaan.
Verdachte heeft een aantal verklaringen afgelegd over wat er in de woning aan de [adres 1] en tussen hem en [slachtoffer] is gebeurd. Samengevat houden die verklaringen het volgende in.
Verdachte is begin oktober 2016 door [slachtoffer] aangesproken bij het centraal station in Amsterdam. Zij hebben even met elkaar gepraat waarna [slachtoffer] verdachte heeft voorgesteld om mee te gaan naar zijn woning. In de woning van [slachtoffer] hebben zij samen gegeten, gedronken en drugs gebruikt. Verdachte heeft ongeveer drie á vier dagen en nachten doorgebracht bij [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft in die periode meerdere malen seksuele toenadering tot verdachte gezocht, bijvoorbeeld door hem voor te stellen om bij hem in bed te slapen. Verdachte heeft [slachtoffer] telkens kenbaar gemaakt dat hij alleen seksueel contact heeft met vrouwen. Zowel ter terechtzitting als tegenover de politie heeft de verdachte verklaard niet bang te zijn geweest voor [slachtoffer] . [slachtoffer] was volgens verdachte een oude en dunne man, die hij niet als gevaarlijk heeft ervaren. Verdachte heeft [slachtoffer] verder als een sombere, vriendelijke, maar ook enigszins opdringerige man omschreven.
In de loop van 6 oktober 2016 is verdachte naar eigen zeggen sterk onder invloed van alcohol en drugs geraakt. Hij is in de middag in slaap gevallen op de bank in de woning van [slachtoffer] . Op een gegeven moment is hij wakker geworden, omdat hij voelde dat [slachtoffer] zijn genitaliën aanraakte. Verdachte heeft met beide handen en met zijn been [slachtoffer] weggeduwd. [slachtoffer] is daarna weer in de richting van verdachte bewogen. Verdachte heeft ter zitting desgevraagd verklaard dit niet zozeer als dreigend te hebben ervaren. Hij was naar eigen zeggen – zie bijvoorbeeld zijn verklaring van 9 januari 2018 – boos, razend en woest. Verdachte heeft verklaard dat hij zo is opgevoed, dat het onvoorstelbaar is dat een man een andere man aanraakt. Verdachte heeft verklaard eerst met een in de buurt liggend voorwerp, waarschijnlijk een fles, tegen het hoofd van [slachtoffer] te hebben geslagen. Verdachte heeft daaropvolgend [slachtoffer] met zijn vuisten geslagen in zijn gezicht, maar eigenlijk over zijn hele lichaam. Daarna heeft hij geschopt. Ook weet verdachte zich nog te herinneren dat [slachtoffer] op zijn zij lag en dat hij hem toen op zijn hoofd en benen schopte. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op een gegeven moment ‘bijkwam’ en toen zag dat [slachtoffer] niet meer in leven was, omdat hij niet meer ademde. Toen hij zich realiseerde wat hij had gedaan, heeft de verdachte [slachtoffer] op zijn rug gedraaid en geprobeerd te reanimeren.
Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte (fors) geweld heeft uitgeoefend op [slachtoffer] en dat deze daardoor is komen te overlijden.
Verdachte heeft vervolgens zijn rugzak gepakt en is de woning uitgerend. Buiten de woning heeft verdachte zich gerealiseerd dat zijn telefoon nog in de woning van [slachtoffer] lag en is toen teruggekeerd naar de woning waar hij brand heeft gesticht, zodat zijn sporen zouden worden gewist. Verdachte heeft in de kamer waar [slachtoffer] lag een boek of krant in de brand gestoken. Verder heeft verdachte nog een krant of boek in de brand gestoken en deze in de slaapkamer gegooid. Verdachte heeft de sleutels gepakt, de deur op slot gedraaid en is gaan fietsen in de richting van het centraal station. Onderweg heeft verdachte de sleutels in een prullenbak weggegooid.