In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 mei 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen een WOZ-beschikking. Eiseres, die een kinderdagverblijf exploiteert in de onroerende zaak, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van € 1.230.000,- voor het kalenderjaar 2017. De heffingsambtenaar van de gemeente Aalsmeer had deze waarde vastgesteld op basis van een taxatiekaart. Eiseres stelde dat de waarde te laag was en trok haar beroepsgronden in na het overleggen van een huurovereenkomst ter zitting. De rechtbank oordeelde dat de huurovereenkomst niet ten grondslag lag aan de bestreden uitspraak, aangezien deze pas ter zitting was overgelegd en niet eerder door de heffingsambtenaar was gebruikt in het besluitvormingsproces. De rechtbank concludeerde dat er geen motiveringsgebrek was en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken.