Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
één jaaris opgelegd (zaaksnummer V K 160/04);
15 april 2009 (zaaksnummer V K 201/09) en
19 januari 2007, een ‘aggregate penalty’, resulterend in een samengevoegde gevangenisstraf voor de duur van
één jaar en vier maanden(eerder waren straffen opgelegd voor de duur van één jaar en tien maanden (c1) en zes maanden (c2), (zaaksnummer VI K 50/04).
a)the requested person, on 17th July 2002 in Szczecin at [adres] , against provisions of the act, possessed narcotic drugs in the form of dried Cannabis sativa weighing 1.270g in four zip-lock plastic bags.
Hij heeft daartoe aangevoerd dat onduidelijk is om welke hoeveelheid cannabis het precies gaat: 1.270 gram of 1270 gram. Dat het om deze laatste hoeveelheid zou gaan wordt bestreden.
Bovendien dient die bepaling de naleving van het specialiteitsbeginsel te kunnen waarborgen.
Daar komt bij dat de opgeëiste persoon reeds is veroordeeld voor dit drugsdelict en dat daarbij bewezen is verklaard om welke hoeveelheid cannabis het gaat. Er is dan ook geen aanleiding om het Poolse vonnis dat op deze veroordeling betrekking heeft, op te vragen, zoals door de raadsman verzocht.
Het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2, tweede lid, onder e OLW en de specialiteit is voldoende gewaarborgd.
De door de raadsman aangehaalde rechtsoverweging vormt naar het oordeel van de rechtbank geen dragende overweging in het licht van de gestelde prejudiciële vragen. In r.o. 84 wordt (slechts) melding gemaakt van de bijzondere voorwaarde die in de aldaar voorliggende zaak (
‘in casu’) door [A.] is overtreden en wordt aandacht besteed aan zijn specifieke (nationale) procedure. Dit doet niet af aan de verklaring voor recht die het Hof heeft geformuleerd:
In een geval waarin de betrokkene in persoon is verschenen op het strafproces dat heeft geleid tot de rechterlijke beslissing waarbij hij onherroepelijk schuldig is verklaard aan het plegen van een strafbaar feit en hem daarvoor een vrijheidsstraf is opgelegd waarvan de tenuitvoerlegging nadien ten dele is opgeschort op voorwaarde van de naleving van bepaalde voorwaarden, moet het begrip „proces dat tot de beslissing heeft geleid” in de zin van artikel 4 bis, lid 1, van kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van 26 februari 2009, aldus worden uitgelegd dat dit zich niet uitstrekt tot een later proces tot herroeping van die opschorting van de tenuitvoerlegging wegens schending van genoemde voorwaarden tijdens de proeftijd, voor zover de herroepingsbeslissing die na dat proces is vastgesteld noch de aard noch de maat van de aanvankelijk uitgesproken straf wijzigt.
met betrekking tot vonnis VI K 50/04 (c):
samengesteldvonnis waarbij twee eerder opgelegde gevangenisstraffen zijn samengevoegd. Deze samenvoeging resulteert in een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en vier maanden.
Wat daar ook van zij: over de aanwezigheid van de opgeëiste persoon bij de behandeling van de aan dit samengestelde vonnis ten grondslag liggende strafzaken ontbreekt elke informatie.
4.Strafbaarheid
Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW zijn neergelegd.
5.De weigeringsgrond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder e OLW
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de vervolging hier een ander feit betreft (te weten een inbraak in de [naam club] in Kurów op 9 augustus 2003, gevolgd door een diefstal van (geluids)-apparatuur) dan het feit waarvoor de opgeëiste persoon reeds is veroordeeld (de vernieling van interieur in diezelfde [naam club] , eveneens op 9 augustus 2003) nu het verschillende gedragingen betreft.
6.Slotsom
7.Toepasselijke wetsbepalingen
8.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan the Sąd Okręgowy (Regional Court) in Szczecin, Polen, ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feit (a) waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
[opgeëiste persoon]aan the Sąd Okręgowy (Regional Court) in Szczecin, Polen, ten behoeve van het in Polen tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit (b) waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
[opgeëiste persoon]aan the Sąd Okręgowy (Regional Court) in Szczecin, Polen, voor tenuitvoerlegging van de straf, hem opgelegd bij vonnis met zaaksnummer VI K 50/04 (c1 en c2).