Beoordeling
4. De eerste vraag die in dit geding moet worden beantwoord is die omtrent de bevoegdheid. Daartoe wordt het volgende overwogen. Voor zover [eiser] heeft aangevoerd dat arbitrage in arbeidszaken niet mogelijk is, wordt hij in dat standpunt niet gevolgd. Terecht is door Global Rescue verwezen naar de parlementaire geschiedenis van de Wet Werk en Zekerheid (WWZ), waar expliciet is bevestigd dat geschillen omtrent het einde van de arbeidsovereenkomst via arbitrage kunnen worden afgehandeld.
5. Met [eiser] is de kantonrechter echter van oordeel dat de keuze voor arbitrage geen onoverkomelijke hoge drempel mag opwerpen om het geschil aan een arbiter voor te leggen. Indien sprake is van een dergelijke hoge drempel, dient het beding buiten toepassing dient te blijven, omdat [eiser] daarmee feitelijk de toegang tot een onafhankelijk en onpartijdig gerecht wordt onthouden, hetgeen in strijd is met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). In dit geding is niet, dan wel onvoldoende bestreden dat voorafgaand aan het starten van een procedure bij het Nederlands Arbitrage Instituut door [eiser] een bedrag van € 800,00 exclusief BTW aan administratiekosten dient te worden betaald, alsmede een basisdepot dat, afhankelijk van de vraag of de zaak enkelvoudig dan wel meervoudig zal worden behandeld, varieert van € 7.500,00 tot € 19.000,00 en bij een geschat financieel belang van meer dan € 50.000,00 kan oplopen tot € 22.000,00. Verder staat vast dat [eiser] op de vaststelling van de hoogte van dit “basisdepot” geen enkele invloed heeft. Namens Global Security is ter terechtzitting weliswaar verklaard dat het om gemiddelden gaat, maar dat maakt een en ander niet anders. Ook het gegeven dat het om een depot gaat en de verliezende partij deze kosten moet dragen, maakt de drempel niet minder hoog, nu [eiser] als verzoekende partij deze kosten moet voorfinancieren, waarbij bovendien het risico aanwezig blijft dat deze voor zijn rekening blijven. Onder die omstandigheden, waarbij de hoogte van de vergoeding voor de werkzaamheden van [eiser] mede in aanmerking is genomen, is naar het oordeel van de kantonrechter sprake van een onaanvaardbaar hoge financiële drempel voor [eiser] om het geschil rondom de beëindiging van de overeenkomst aan een onafhankelijk gerecht voor te leggen, hetgeen meebrengt dat aan Global Rescue onder de gegeven omstandigheden geen beroep toekomt op de arbitragebepaling. Bij dat oordeel wordt mede betrokken dat vast staat dat over de arbitragebepaling in de overeenkomst niet afzonderlijk door partijen voorafgaand aan de overeenkomst is onderhandeld en Global Rescue [eiser] voorafgaand aan de totstandkoming daarop niet heeft gewezen. Ook wordt daarbij in aanmerking genomen dat van de zijde van Global Rescue, hoewel daartoe uitgenodigd, geen redelijke uitleg is gegeven waarom in het onderhavige geval is gekozen voor deze arbitrageclausule, terwijl evenmin naar voren is gekomen dat het geschil een onderwerp betreft waarover bij het Nederlands Arbitrage Instituut bijzondere deskundigheid aanwezig is. Ten slotte wordt ook de aard van de overeenkomst van partijen bij deze afweging betrokken. Het voorgaande leidt ertoe dat het verweer van Global Rescue tot onbevoegdheid op grond van de arbitrageclausule wordt verworpen, nu toepassing daarvan leidt tot strijdigheid met artikel 6 EVRM, zodat de kantonrechter bevoegd is van de verzoeken van [eiser] kennis te nemen.
6. De tweede vraag die aan de orde dient te komen is of sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen partijen. Deze vraag wordt bevestigend beantwoord. Daarbij wordt als uitgangspunt genomen dat bij de toetsing of een rechtsverhouding beantwoordt aan de criteria voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst acht moet worden geslagen op alle omstandigheden van het geval, in onderling verband gezien. Daarbij dienen niet alleen de rechten en verplichtingen in aanmerking te worden genomen die partijen bij het aangaan van de rechtsverhouding voor ogen stonden, maar dient ook acht te worden geslagen op de wijze waarop partijen uitvoering hebben gegeven aan hun rechtsverhouding en aldus daaraan inhoud hebben gegeven (vgl. HR 25 maart 2011, nr. 10/02146, LJN BP3887, BNB 2011/205). Voorts is niet één enkel kenmerk beslissend, maar moeten de verschillende rechtsgevolgen die partijen aan hun verhouding hebben verbonden in hun onderling verband worden bezien (zie HR 14 november 1997, nr. 16453, NJ 1998/149, onderdeel 3.4, en HR 13 juli 2007, nr. C05/331HR, LJN BA6231, NJ 2007/449, onderdeel 3.5). Geen doorslaggevende betekenis komt toe aan de wil van partijen ten aanzien van de juridische kwalificatie van hun overeenkomst, maar de werkelijk bestaande wederzijdse rechten en verplichtingen zijn beslissend, zo nodig ook die welke eerst blijken bij de uitvoering van de overeenkomst. Volgens vaste rechtspraak zijn de criteria voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst (1) de verplichting tot het persoonlijk verrichten van arbeid, (2) het gedurende zekere tijd verrichten van arbeid, (3) de verplichting loon te betalen, en (4) het aanwezig zijn van een gezagsverhouding
7. Niet in debat is dat [eiser] gedurende zekere tijd arbeid heeft verricht, terwijl gesteld noch gebleken is dat hij dit niet persoonlijk behoefde te verrichten. Evenmin staat ter discussie dat Global Recue [eiser] hiervoor maandelijks een vast, van tevoren vastgesteld, bedrag heeft betaald. De omstandigheid dat in de overeenkomst wordt gesproken over een fee, rechtvaardigt nog niet de conclusie dat van loonbetaling geen sprake is geweest, hetgeen evenzeer geldt voor het tijdstip van betalen, de daarop volgende maand, alsmede het gegeven dat [eiser] zelf verantwoordelijk was voor de afdracht van belastingen en premies. Voorts is afdoende gebleken dat partijen de hiervoor weergegeven aspecten zowel bij de totstandkoming van de overeenkomst voor ogen hebben gestaan en in de feitelijke uitvoering daaraan ook gevolg hebben gegeven.
8. Kern van het geschil betreft derhalve of sprake is geweest van een gezagsverhouding. Voor de aanwezigheid van een gezagsverhouding is reeds voldoende dat de werkgever bevoegd is de werknemer bindende aanwijzingen te geven omtrent het te verrichten werk. Niet noodzakelijk is dat de werkgever in feite van deze bevoegdheid gebruikmaakt. Uit de stukken en de ter zitting gegeven toelichting door partijen is, alle omstandigheden in aanmerking genomen en in onderling verband en samenhang bezien, afdoende gebleken van een dergelijke bevoegdheid. Dat wordt allereerst afgeleid uit de hiervoor weergegeven bewoordingen in artikel 4 van de overeenkomst waarin staat dat [eiser] zijn activiteiten onder leiding van de Senior Project Manager zal verrichten. Verder blijkt dit uit het feit dat Global Rescue aan [eiser] heeft opgedragen op welke tijdstippen hij zijn werkzaamheden diende te verrichten en op welke locatie. Er was immers sprake van een vast rooster waarvan in beginsel niet kon worden afgeweken. Ook op basis van de overgelegde e-mailberichten is de conclusie gerechtvaardigd dat Global Rescue de medewerkers, waaronder [eiser] , aanstuurde. Een term als “chain of command” kan moeilijk anders worden uitgelegd dan (een vorm van) gezag.
9. Dat [eiser] als professional zeer veel vrijheid had bij de dagelijkse invulling van de werkzaamheden, staat aan het bestaan van een dergelijke gezagsverhouding niet in de weg. Ook de benaming van de vergoeding als fee, de omstandigheid dat [eiser] zelf verantwoordelijk is voor de afdracht van belastingen en premies en de in de overeenkomst opgenomen wijze van beëindigen daarvan, leiden niet tot het oordeel dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. Ook de maatschappelijke positie van [eiser] en de aard van de werkzaamheden werpen geen ander licht op de zaak.
10. Het gaat in deze zaak vervolgens om de vraag of de opzegging door Global Rescue moet worden vernietigd en of Global Rescue moet worden veroordeeld tot doorbetaling van loon en wedertewerkstelling. Voor zover [eiser] nog heeft betoogd dat er geen opzegging van de overeenkomst heeft plaatsgevonden, wordt hij in dat betoog niet gevolgd. De reactie van [eiser] in de e-mailberichten van december 2017 kunnen niet anders worden uitgelegd dan een reactie van hem op de beëindiging van de overeenkomst. Dat hij daarbij niet onmiddellijk de juridische kwalificatie voor ogen heeft gehad, maakt dat niet anders.
11. Naar het oordeel van de kantonrechter is de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig. In artikel 7:671 BW is bepaald op welke wijze een arbeidsovereenkomst door de werkgever rechtsgeldig kan worden opgezegd. Niet gebleken is dat de opzegging van Global Rescue op 9 december 2017 aan de vereisten van dit artikel heeft voldaan. Een reden voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft Global Rescue niet gegeven. Ook in dit geding is door Global Rescue geen reden voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst aangevoerd. Voor zover Global Rescue heeft willen betogen dat [eiser] heeft ingestemd met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, dan wel de arbeidsovereenkomst is geëindigd met wederzijds goedvinden, is de inhoud van de daarvoor overgelegde e-mail van 26 december 2017 onvoldoende, nu daaruit een dergelijke instemming niet valt op te maken. Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden aangedragen die haar stelling dat [eiser] heeft ingestemd, dan wel overeenstemming is bereikt, schragen.
12. Nu hiervoor is geoordeeld dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is, zal het verzoek van [eiser] tot vernietiging van die opzegging worden toegewezen. Omdat de opzegging wordt vernietigd, duurt de arbeidsovereenkomst voort en heeft [eiser] recht op loon en tewerkstelling. Het verweer van Global Rescue dat [eiser] niet beschikbaar is geweest voor de bedongen arbeid, wordt gepasseerd. Tegenover de gemotiveerde betwisting van deze stelling door [eiser] , heeft Global Rescue dit op geen enkele wijze nader onderbouwd.
13. De vordering van [eiser] tot loondoorbetaling en wedertewerkstelling zal daarom worden toegewezen, waarbij na te melden termijn waarbinnen de tewerkstelling moet worden gerealiseerd redelijk en realistisch voorkomt. De dwangsom wordt als na te melden gematigd en gemaximeerd. Overigens is er geen aanleiding om de gevorderde beschikbaarheidsvergoeding van US$ 30,00 per dag toe te wijzen over het verleden, nu deze samenhangt met zijn verblijf in [land] en [eiser] daar vanaf 1 december 2017 niet is geweest.
De gevorderde wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW en de wettelijke rente zullen ook worden toegewezen, omdat de werkgever te laat heeft betaald, waarbij de wettelijke verhoging zal worden beperkt tot 25%.
14. De proceskosten komen voor rekening van Global Rescue, omdat zij in het ongelijk wordt gesteld.