ECLI:NL:RBAMS:2018:3639

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 maart 2018
Publicatiedatum
28 mei 2018
Zaaknummer
13.751.957-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een opgeëiste persoon aan België in verband met detentieomstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 maart 2018 uitspraak gedaan over de overlevering van een opgeëiste persoon aan België. De vordering tot overlevering was ingediend door de Onderzoeksrechter bij de Rechtbank van Eerste Aanleg Luik, naar aanleiding van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat op 31 augustus 2017 was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1998 en met de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit, was gedetineerd in Nederland en had afstand gedaan van zijn recht om ter zitting aanwezig te zijn. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de grondslag van het EAB onderzocht, waarbij het feit waarvoor overlevering werd verzocht, was gekwalificeerd als georganiseerde of gewapende diefstal.

De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België beoordeeld. De raadsman van de opgeëiste persoon betoogde dat de garantie voor terugkeer naar Nederland onvoldoende was, omdat deze deels in het Frans was opgesteld. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de garantie voldoende was, aangezien de relevante informatie in het Nederlands was verstrekt. De rechtbank concludeerde dat de detentieomstandigheden in België, hoewel zorgwekkend, niet voldoende waren om de overlevering te weigeren. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren, waardoor de overlevering werd toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.751.957-17
RK-nummer: 17/8139
Datum uitspraak: 1 maart 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 20 december 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB is uitgevaardigd op 31 augustus 2017 door
de Onderzoeksrechter bij de Rechtbank van Eerste Aanleg Luik – Afdeling Verviers(België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
ingeschreven in de Basisregistratie personen en verblijvend op het adres
[adres],
thans gedetineerd in het [detentieadres],
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 15 februari 2018. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek.
De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht om ter zitting aanwezig te zijn en heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn raadsman, mr. J.P.W. Nijboer, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia kloppen en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
arrestatiebevel bij verstekvan 31 augustus 2017.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van België strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 18, te weten:
Georganiseerde of gewapende diefstal
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, als naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, als hij voor de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
Het
Parquet du Procureur du Roite Luik heeft bij schrijven van 23 januari 2018 de volgende garantie gegeven:
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit dd. 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u overgeleverde Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu de Nederlandse onderdaan [opgeëiste persoon].
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren teneinde deze straf of maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).
De raadsman heeft betoogd, zakelijk weergegeven, dat de verstrekte garantie niet genoegzaam is omdat deze deels in het Nederlands en deels in het Frans is opgesteld. Processtukken in overleveringszaken dienen in het Nederlands of het Engels te zijn opgesteld. De overlevering moet dan ook worden geweigerd wegens een niet genoegzame terugkeergarantie.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het verweer moet worden verworpen. Slechts de aanhef en de slotzin van de brief zijn in de Franse taal opgesteld. De voor de beoordeling van de terugkeergarantie relevante informatie is echter in de Nederlandse taal opgesteld en er kan geen twijfel over bestaan dat de garantie op de opgeëiste persoon ziet. De verstrekte terugkeergarantie is aldus genoegzaam.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien het feit ook naar Nederlands recht een strafbaar feit oplevert.
Het onder 4. bedoelde feit is naar Nederlands recht strafbaar en levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen
personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk
te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Aan deze voorwaarde is voldaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Detentieomstandigheden in België

De raadsman heeft weigering van de overlevering bepleit. De brief van de Belgische justitiële autoriteiten van 12 februari 2018 komt onvoldoende tegemoet aan de zorgen die ten aanzien van de penitentiaire inrichtingen in België bestaan. In dat verband overlegt de raadsman een in de Franse taal opgestelde brief van de Commissie van Toezicht in de penitentiaire inrichting Sint-Gilles in België, van 4 januari 2018, met daarin opgenomen een lijst aan zaken die verbeterd moeten worden in die inrichting. Er wordt onder meer geklaagd over het aantal gedetineerden, dat fors hoger is dan de capaciteit in de inrichting toelaat.
In de Waalse penitentiarie inrichtingen zouden geen problemen zijn volgens de brief van
12 februari 2018, maar het is de vraag of de opgeëiste persoon in een Waalse penitentiaire inrichting terecht komt.
De situatie is aldus nog steeds zeer onduidelijk en de beschikbare informatie kan er niet toe leiden dat de twijfels van de rechtbank ten aanzien van de detentieomstandigheden in België hierdoor zijn weggenomen.
De officier van justitie heeft, kort weergegeven, geconcludeerd dat de overlevering van de opgeëiste persoon kan worden toegestaan gelet op de uitspraak die de rechtbank op 15 februari 2018 heeft gedaan (ECLI:NL:RBAMS:2018:868), over welke uitspraak zij zeer kort voor de behandeling van het onderhavige overleveringsverzoek de beschikking heeft gekregen.
De rechtbank overweegt als volgt.
In voornoemde uitspraak heeft de rechtbank het volgende overwogen:

De rechtbank heeft kennis genomen van de brief van 12 februari 2018 namens de Belgische minister van justitie. In deze brief wordt ingegaan op de stand van zaken rond stakingen in het gevangeniswezen in België en een eerdere mededeling van de Belgische minister van justitie in antwoord op Kamervragen op 7 februari 2018, dat momenteel 125 gedetineerden in België op extra matrassen op de grond slapen
In deze brief is verder vermeld:
“Als algemene regel, kunnen in België de volgende algemene waarborgen gegeven worden bij een overlevering in het kader van de tenuitvoerlegging van een Europees Arrestatiebevel:
-
De overgeleverde persoon zal in een cel worden opgesloten waarvan de oppervlakte en de inrichting beantwoordt aan de normen van het CPT van de Europese Raad. Dit zowel wanneer hij alleen verblijft in een cel als wanneer hij een daarvoor aangepaste en grotere cel deelt met een persoon.
-
De sanitaire blokken, doorgaans voorzien van een wasbak en toilet, zijn afgescheiden van de rest van de cel door een muur of door een scherm. Soms is er ook een douche voorzien. In dat geval is het sanitair complex afgescheiden van de rest van de cel.
-
De gedetineerden kunnen binnen het gewone regime deelnemen aan activiteiten buiten de cel. De concrete activiteiten hangen af van gevangenis tot gevangenis en houden naast algemene regimeactiviteiten zoals de collectieve wandeling en familiebezoek, volgende activiteiten in: sport en fitness, bibliotheekbezoek, culturele- en ontspanningsactiviteiten, opleidingen en tewerkstelling.
-
Tenzij er in hoofde van betrokkene uitzonderlijke veiligheidsmaatregelen zouden zijn, is het gewone detentieregime van toepassing. Of een gedetineerde al dan niet in dergelijke regime wordt geplaatst, is resultaat van een geïndividualiseerde beslissing en op basis van individuele aanwijzingen die dergelijk regime rechtvaardigen. De oplegging van een veiligheidsmaatregel dient gemotiveerd te worden volgens de wettelijke vereisten en kan onderworpen worden aan een rechterlijke controle.”
De rechtbank is daarom van oordeel dat zij geen bewijzen heeft dat gedetineerden die door Nederland aan België wordt overgeleverd, bij de huidige stand van zaken en gelet op de gegeven algemene waarborgen, een reëel gevaar voor een onmenselijke of vernederende behandeling bestaat (HvJ EU 5 april 2016, C-404/15 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198 ( Aranyosi en Căldăraru ), punten 88 en 89).
De detentieomstandigheden in België vormen dan ook geen reden de overlevering van de opgeëiste persoon naar België niet toe te staan.
De brief van de Commissie van Toezicht in de penitentiaire inrichting Sint-Gilles bevestigt de zorgen van de rechtbank over de detentieomstandigheden in België. De brief dateert echter van 4 januari 2018 en de rechtbank is dan ook van oordeel dat deze brief niet afdoet aan de informatie en de algemene waarborgen die door de Belgische justitiële autoriteiten zijn verstrekt in de brief van 12 februari 2018.
Het verweer slaagt niet.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 312 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6 en 7, OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
de Onderzoeksrechter bij de Rechtbank van Eerste Aanleg Luik – Afdeling Verviersten behoeve van het in België tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. J. Edgar, voorzitter,
mrs. C.M. Degenaar en M.T.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 1 maart 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.