In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 maart 2018 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van verzoeker, die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trok. Het verzoek tot wraking was ingediend naar aanleiding van een beslissing van de rechter om verweerder niet te sommeren om voorafgaand aan de zitting de namen van acht deskundigen bekend te maken. Verzoeker stelde dat deze beslissing hem belemmerde in het bewijs van zijn zaak, wat in strijd zou zijn met de goede procesorde. Hij was van mening dat de rechter deze beslissing per brief aan hem had medegedeeld zonder de wederpartij daarvan op de hoogte te stellen, wat volgens hem de onpartijdigheid van de rechter in gevaar bracht.
De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen. De rechter heeft betoogd dat zijn beslissing om de namen van de deskundigen niet te verstrekken, niet voortkwam uit vooringenomenheid, maar uit de procedurele context van de zaak. De rechtbank oordeelde dat de vrees van verzoeker voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was. De wrakingskamer benadrukte dat het middel van wraking niet bedoeld is om onwelgevallige beslissingen ter discussie te stellen en dat verzoeker zijn vrees voor partijdigheid niet kon onderbouwen met voldoende bewijs.
De rechtbank concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trokken. Het verzoek tot wraking werd afgewezen, en de procedure werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van indiening van het verzoek.