ECLI:NL:RBAMS:2018:3621

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 maart 2018
Publicatiedatum
28 mei 2018
Zaaknummer
HA RK 18/46
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek wegens vermeende schending van hoor en wederhoor door de rechter

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam op 9 maart 2018 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. T.S. Pieters, kantonrechter te Amsterdam. Het verzoek is ingediend door een verzoeker die meende dat de rechter tijdens de zitting van 2 februari 2018 het beginsel van hoor en wederhoor had geschonden. De verzoeker stelde dat de rechter partijdig was en alleen naar de gedaagde en diens advocaat had geluisterd, terwijl hij onvoldoende gelegenheid kreeg om zijn standpunt kenbaar te maken. De rechter had zijn pleitnota alleen in ontvangst genomen en niet voorgelezen, en bovendien had de rechter producties van de gedaagde aangenomen zonder deze met de verzoeker te delen.

De wrakingskamer heeft de procedure op 9 februari 2018 geschorst na de indiening van het wrakingsverzoek. Tijdens de behandeling van het verzoek op 23 februari 2018 heeft de rechter in een schriftelijke reactie aangegeven dat zij beide partijen uitgebreid aan het woord heeft gelaten en dat er geen sprake was van partijdigheid. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechter regie heeft gevoerd over de zitting en dat de verzoeker de gelegenheid heeft gehad om zijn standpunt te delen, maar dat hij ervoor heeft gekozen om geen gebruik te maken van de geboden kans om aan het einde van de zitting nog iets te zeggen.

De wrakingskamer concludeert dat er geen zwaarwegende aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid van de rechter en dat het verzoek tot wraking daarom wordt afgewezen. De procedure met zaaknummer 6023379 CV EXPL 17-12434 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

wrakingskamer
Uitspraak: 9 maart 2018
Beschikking op het op 9 februari 2018 ingekomen en onder rekestnummer
HA RK 18/46 ingeschreven verzoek van:
[ ],
met adres [ ], [ ],
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. T.S. Pieters, kantonrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.
Verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen van 9 februari 2018;
  • de reactie van de rechter op voornoemd verzoekschrift, inclusief bijlagen, van
  • een schriftelijk antwoord van verzoeker op de reactie van de rechter, van 23 februari 2018.
De rechter heeft niet in de wraking berust.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 23 februari 2018, alwaar verzoeker is gehoord. Uit een e-mailbericht van de rechter van 13 februari 2018 blijkt dat zij in verband met vakantie verhinderd is ter zitting te verschijnen. De rechter heeft in het e-mailbericht haar visie op de wraking weergegeven.
De uitspraak is bepaald op 9 maart 2018.

1.De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten:
  • verzoeker is een procedure gestart bij deze rechtbank, afdeling Privaatrecht, team kanton, door dagvaarding van gedaagde [ ]. De procedure is ingeschreven onder zaaknummer: 6023379 CV EXPL 17-12434;
  • op 2 februari 2018 heeft een zitting bij de rechter plaatsgevonden waarbij verzoeker enerzijds en een vertegenwoordiger van [ ] en diens advocaat anderzijds zijn verschenen en gehoord. De rechter heeft vervolgens de zitting gesloten en bepaald dat vonnis zal worden gewezen op 27 februari 2018;
  • verzoeker heeft op 9 februari 2018 onderhavig wrakingsverzoek ingediend, waarna de procedure is geschorst.

2. Het verzoek en de gronden daarvan

Het verzoek tot wraking is – kort zakelijk weergegeven – gebaseerd op de navolgende schriftelijk ingediende en ter zitting mondeling toegelichte gronden. Verzoeker is van mening dat de rechter tijdens de terechtzitting van 2 februari jl. het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden. Er zijn tal van uitlatingen en gedragingen van de rechter geweest die wijzen op partijdigheid van haar kant. De rechter heeft alleen geluisterd naar gedaagde en diens advocaat. Verzoeker werd behandeld alsof hij niet bestond. De rechter heeft verzoeker hierdoor onvoldoende gelegenheid gegeven om zijn standpunt kenbaar te maken. Verzoeker heeft zijn pleitnota niet kunnen voordragen ter zitting. De rechter heeft deze alleen in ontvangst genomen. Ook heeft de rechter producties van gedaagde aangenomen en heeft zij deze niet gedeeld met verzoeker, terwijl verzoeker voorafgaand aan de zitting producties had ingediend die de rechter niet had ontvangen en dus ook niet heeft kunnen lezen. De reactie van de rechter over de gang van zaken ter zitting is onwaar.

3.De reactie van de rechter

De rechter heeft in haar schriftelijke reactie naar voren gebracht dat zij beide partijen uitgebreid aan het woord heeft gelaten. Zij heeft van gedaagde kopieën ontvangen van de producties van verzoeker. Die had zij eerder niet ontvangen, mogelijk omdat deze per ongeluk naar gedaagde waren verstuurd. Daarnaast heeft gedaagde twee producties overgelegd als reactie op een productie van verzoeker. Beide partijen hebben wederom hierop kunnen reageren en ook aan het eind van de zittingen hebben beide partijen de gelegenheid gekregen om te zeggen wat zij nog van belang vonden. De uitlatingen die door verzoeker aan de rechter worden toegedicht heeft zij niet gedaan, althans niet zoals weergegeven door verzoeker.

4.De beoordeling van het verzoek

Een wrakingsverzoek moet worden ingediend zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Het onderhavige verzoek heeft betrekking op de zitting van 2 februari 2018 en is een week later, op 9 februari 2018, ingediend. De wrakingskamer is van oordeel dat het verzoek tijdig is gedaan. Aan verzoeker moet enige tijd worden gegund om zijn verzoek te overdenken en te motiveren.
Op grond van het bepaalde in artikel 36 Rv dient in een wrakingsprocedure te worden beslist of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Bij de beoordeling van het verzoek stelt de wrakingskamer voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek dan ook aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaf beoordelen.
Naar het oordeel van de wrakingskamer leveren de door verzoeker genoemde feiten en omstandigheden geen grond op voor een dergelijke zwaarwegende aanwijzing van vooringenomenheid.
Uit de stukken die de wrakingskamer tot zijn beschikking heeft en uit hetgeen verzoeker ter zitting naar voren heeft gebracht, komt naar voren dat de rechter regie heeft gevoerd over de gang van zaken ter zitting. Daarbij heeft de rechter beide partijen het woord gegeven en ontnomen en stukken van de gedaagde in ontvangst genomen die afkomstig waren van zowel gedaagde als verzoeker. Mogelijk heeft verzoeker dat niet begrepen en het gevoel gekregen dat hij daardoor geen eerlijke kans heeft gehad om zijn kant van de zaak te belichten. Verzoeker heeft vervolgens besloten om geen gebruik meer te maken van de hem expliciet geboden gelegenheid om aan het einde van de zitting nog iets te zeggen. Deze beslissing van verzoeker kan echter niet aan de rechter worden toegerekend. Van een schending van hoor en wederhoor is naar het oordeel van de wrakingskamer geen sprake. Mogelijk heeft verzoeker de gang van zaken niet helemaal begrepen en kennelijk is de communicatie met verzoeker voor deze niet geheel duidelijk geweest, maar dat is geen grond voor wraking.
Het verzoek tot wraking zal dan ook worden afgewezen.
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING:
De wrakingskamer:
  • wijst het verzoek tot wraking af;
  • bepaalt dat de procedure met zaaknummer 6023379 CV EXPL 17-12434 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment dat het wrakingsverzoek werd ingediend.
Aldus gegeven door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, mrs. S.P. Pompe en K.A. Brunner, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 maart 2018 in tegenwoordigheid van mr. P. Tanis, griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, vijfde lid, Rv, geen voorziening open.