ECLI:NL:RBAMS:2018:3610

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2018
Publicatiedatum
28 mei 2018
Zaaknummer
645216 HARK 18-87
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in echtscheidingsprocedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam op 3 mei 2018 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. A.J. Wesdorp, familierechter en kinderrechter, door een verzoeker in een echtscheidingsprocedure. Het verzoeker stelde dat de rechter de schijn van partijdigheid had gewekt door het niet-naleven van het procesreglement, specifiek door het ontbreken van geboorteakten van de echtgenoten. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het enkele feit dat de rechter heeft aangegeven dat het ontbreken van deze akten niet in de weg hoeft te staan aan de behandeling van de echtscheidingsverzoeken, geen blijk geeft van vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft de procedure en de gronden van het verzoek zorgvuldig beoordeeld en geconcludeerd dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. Het verzoek tot wraking is dan ook afgewezen. De rechtbank heeft bepaald dat de procedure onder zaaknummer C/13/616096 / JE RK / 16/1147 voortgezet wordt in de stand waarin deze zich bevond op het moment van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het op de zitting van 19 maart 2018 gedane en onder rekestnummer
C/13/645216/ HA RK 18/87 ingeschreven verzoek van:
[eiser],
wonende te [plaats] ,
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. A.J. Wesdorp, in zijn hoedanigheid van familierechter tevens kinderrechter, hierna: de rechter.
Verloop van de procedure
De wrakingskamer heeft kennisgenomen van het van de zitting van 19 maart 2018 opgemaakte proces-verbaal met daarin opgenomen de gronden van het verzoek.
De rechter heeft meegedeeld niet in de wraking te berusten.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 10 april 2018. Aanwezig waren verzoeker en de rechter.
Nadat beide partijen over een weer in eerste en tweede termijn in de gelegenheid zijn gesteld te reageren op elkaars standpunten, is de behandeling gesloten.
De uitspraak is nader bepaald op 3 mei 2018.

1.Gronden van de beslissing

Van de volgende feiten wordt uitgegaan:
Bij de rechtbank is onder nummer C/13/633338 / FA RK 17-5146 een procedure tot echtscheiding in behandeling waarbij verzoeker de verwerende en tevens verzoekende partij is.
Op 19 maart 2018 heeft in deze zaak een behandeling plaatsgevonden ten overstaan van de rechter. Van die behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Tijdens de behandeling heeft verzoeker mondeling een tegen de rechter gericht verzoek tot wraking gedaan. Nadat de gronden van de wraking waren genoteerd en de rechter had medegedeeld niet in de wraking te berusten, is de behandeling ter zitting opgeschort.

2.De gronden van het verzoek.

Verzoeker heeft aangevoerd dat bij het inleidende verzoek tot echtscheiding, afkomstig van thans nog zijn echtgenote, geen originele geboorteakte is gevoegd. Ter zitting heeft verzoeker medegedeeld dat het gaat om de geboorteakte van zijn echtgenote en van hemzelf. In artikel 2.2. van het procesreglement van de rechtbank staat onder meer vermeld dat bij de indiening van het verzoekschrift de geboorteakten moet worden overgelegd. Die akten zaten volgens verzoeker niet in het dossier. Verzoeker is van mening dat het procesreglement moet worden nageleefd. Van de rechter mag worden verwacht dat hij het procesreglement volgt. Indien dat niet zo is moet dat worden medegedeeld. Dat weet verzoeker waar hij aan toe is. Verzoeker, zelf gemeenteambtenaar van beroep, hecht eraan dat het dossier volledig is. Een geboorteakte is het bewijs van het bestaan van een persoon. Door het niet naleven van het procesreglement heeft de rechter volgens verzoeker de schijn van partijdigheid gewekt.

3.De reactie van de rechter

De rechter heeft samengevat aangevoerd dat in het namens verzoeker ingediende verweerschrift een zelfstandig verzoek tot echtscheiding was opgenomen. Ter zitting heeft de rechter toen voorgehouden dat het in dat soort gevallen mogelijk is om ook zonder aanwezigheid van de geboorteakten tot toewijzing van het verzoek over te gaan als beide partijen over en weer echtscheiding verzoeken. De rechter was hierover nog met verzoeker in gesprek toen het verzoek tot wraking werd gedaan.

4.De beoordeling van het verzoek

4.1.
In een wrakingsprocedure dient de rechtbank te onderzoeken of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij staat voorop dat een rechter op grond van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij partijdig is, althans dat de daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van een verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend. De rechtbank zal het wrakingsverzoek dan ook aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaf beoordelen.
4.2.
Het verzoek berust op de gedachte dat de rechter door het niet- naleven van het procesreglement volgens verzoeker de schijn van partijdigheid heeft gewekt.
4.3.
De wrakingskamer overweegt het volgende. Artikel 815 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv.) bepaalt welke bescheiden bij indiening van een verzoekschrift tot echtscheiding moeten worden ingediend. In lid 5 onder c. van dat artikel staat vermeld dat moet worden overgelegd: “een afschrift of uittreksel van de akte van geboorte van ieder minderjarig kind van de echtgenoten te zamen of van een van hen;”
Hieruit volgt niet dat ook een geboorteakte van de echtgenoten of één van hen moet worden overgelegd.
4.4.
Artikel 2.2 van het Procesreglement scheiding (Regeling van 14 april 2000, Stcrt. 2002, 59, zoals laatstelijk gewijzigd met ingang van 1 april 2017) herhaalt dat bij de indiening van het verzoekschrift de in artikel 815 Rv. genoemde bescheiden moeten worden overgelegd en stelt (nadere) eisen aan de in te dienen bescheiden, maar ook hieruit blijkt niet van een verplichting om geboorteakten van de echtgenoten over te leggen
4.5.
Voor zover echter al van een gebrek zou kunnen worden gesproken, is het aan de rechter om een afweging te maken omtrent de vraag welke gevolgen daaraan moeten worden verbonden. Het enkele feit dat de rechter heeft geopperd dat het door verzoeker gestelde ontbreken van de geboorteakten van de echtgenoten niet aan de behandeling van de echtscheidingsverzoeken in de weg hoeft te staan, geeft geen blijk van vooringenomenheid. Hetgeen door verzoeker is aangevoerd kan ook overigens geen aanwijzing opleveren voor de door hem gestelde (schijn van) partijdigheid of vooringenomenheid van de rechter. Het verzoek is derhalve niet toewijsbaar.
4.6.
Nu feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden, niet zijn gebleken, dient het wrakingsverzoek te worden afgewezen.
5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
 wijst het verzoek tot wraking af;
 bepaalt dat de procedure geregistreerd onder zaaknummer C/13/616096 / JE RK / 16/1147 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment dat het wrakingverzoek werd ingediend.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.W.J. Ros, voorzitter, M.W. van der Veen en O.J. van Leeuwen leden , in aanwezigheid van F.C.H. Krieger, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2018.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen voorziening open.