4.3.1Vrijspraken
4.3.1.1
Vrijspraak van het onder 4 in zaak A ten laste gelegde
Het dossier bevat onvoldoende bewijs voor de vaststelling dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verhandelen van hennep. Uit de tapverslagen die zich in het dossier bevinden rijst weliswaar het vermoeden dat verdachte een bemiddelende rol speelde of wilde spelen bij de handel in softdrugs, maar dat het daadwerkelijk tot handel in hennep heeft geleid kan niet worden bewezen. Weliswaar werd tijdens een observatie op 10 oktober 2017 gezien dat de bestuurder van de auto waarin ook verdachte zat, uitstapte en een zakje met inhoud gelijkend op hennep aan een persoon in een auto met Belgisch kenteken overgaf en direct weer terugkreeg, maar niet is vastgesteld dat het daadwerkelijk hennep betrof. Een dergelijke vaststelling is ook overigens in het dossier niet aanwezig. Verdachte wordt daarom van dit feit vrijgesproken.
4.3.1.2
Vrijspraak van het onder 6 in zaak A ten laste gelegde
[aangever 1] , wonende op het [adres 1] te Putten, doet op 11 juli 2017 aangifte van diefstal. Hij komt die dag omstreeks 12:00 uur twee mannen tegen in de hal van zijn wooncomplex die zeggen dat zij komen namens de woningstichting om wat technisch te controleren. Hij laat ze binnen en een van de mannen vraagt zijn identiteitskaart en zijn telefoonnummer. De andere man loopt door de woning de slaapkamer in. Nadat de mannen zijn vertrokken komt aangever tot de ontdekking dat zijn pinpas is weggenomen. Diezelfde dag omstreeks 13.00 uur wordt aangever gebeld en de ter plaatste gekomen verbalisant hoort aangever praten over een gevonden pinpas. Als verbalisant het gesprek overneemt, wordt er opgehangen.
Voormelde modus operandi van de daders vertoont enkele overeenkomsten met, maar is niet gelijk aan de modus operandi van de daders bij het – wel bewezen te verklaren en zeer kort daarvoor gepleegde – onder 5 van zaak A ten laste gelegde. Verder is het telefoontje naar aangever diezelfde dag rond 13.00 uur gepleegd in de buurt van een café in Amsterdam waar verdachte regelmatig werd gezien door het observatieteam. Dit zijn mogelijk aanwijzingen dat verdachte betrokken was bij de diefstal. Naar het oordeel van de rechtbank zijn die echter onvoldoende om tot een bewezenverklaring van de diefstal te komen. Daarbij komt dat in het dossier wordt vermeld dat de mannen die op 11 juli 2017 bij [aangever 1] zijn geweest, diezelfde dag om 13.50 uur bij zijn buurvrouw aan de deur zouden zijn geweest. Het vermoeden dat verdachte een van die twee mannen is geweest, valt moeilijk te rijmen met het vermoeden dat verdachte rond 13.00 uur vanuit Amsterdam naar [aangever 1] heeft gebeld. Verdachte wordt van dit feit dan ook vrijgesproken.
4.3.1.3
Vrijspraak van het onder 7 in zaak A ten laste gelegde
[aangever 2] , wonende op het [adres 2] te Ulvenhout, doet aangifte van diefstal uit haar woning. Zij verklaart dat een man met een zwart mouwloos hesje over zijn kleding op 18 oktober 2017 (de rechtbank begrijpt 17 oktober 2017) tussen 08:00 uur en 10:00 uur bij haar aan de deur komt en vraagt of hij de woning op waterschade mag controleren vanwege een lekkage bij de bovenburen. De man is enige tijd in haar woning. Diezelfde dag wordt aangeefster omstreeks 18:00 uur gebeld door een man die zegt dat haar bankpassen zijn gevonden. Aangeefster komt dan tot de ontdekking dat zij haar ING- en Rabobankpas niet meer in haar bezit heeft. Nadien blijkt er geld van haar rekening te zijn gestolen.
Voormelde modus operandi is soortgelijk aan de modus operandi van de dader bij het wel bewezen te verklaren in zaak B ten laste gelegde en vertoont enige overeenkomst met de modus operandi van het onder 3 in zaak A bewezen verklaarde. Verder sluit het door aangeefster gegeven signalement verdachte niet uit. Dit alles is echter onvoldoende om verdachte als dader van de diefstal van de bankpassen uit de woning van aangeefster aan te merken. Uit het dossier volgt immers dat ook medeverdachte(n) deze modus operandi hanteerden. Verdachte wordt daarom van dit feit vrijgesproken.
4.3.1.4
Vrijspraak van het onder 9 en 10 in zaak A ten laste gelegde
[aangever 3] , wonende op het [adres 3] te Kampen, doet aangifte van diefstal. Een man komt op 5 augustus 2017 omstreeks 12:00 uur aan de deur, geeft zich uit als medewerker van Enexis en zegt de woning te komen controleren vanwege een lekkage bij de bovenburen. Nadien moet aangever € 0,10,-- pinnen en wordt hij gevraagd zijn pincode op de telefoon van de man in te toetsen, wat hij vervolgens doet.
Diezelfde dag is om 13.51 uur bij een geldautomaat op het [locatie 1] en om 13.54 uur bij een geldautomaat op de [locatie 2] in Amsterdam gepoogd te pinnen met de bankpassen van aangever. Op de camerabeelden bij beide geldautomaten is een zwarte helm van het merk Boxer zichtbaar die door de pinner wordt gedragen.
Naar het oordeel van de rechtbank is in het dossier onvoldoende bewijs voorhanden om te concluderen dat verdachte als dader bij deze feiten betrokken is geweest. De gehanteerde werkwijze wijkt af van de andere bewezen geachte feiten.
Verder zijn de omstandigheden dat de telefoon van verdachte op 5 augustus 2017 om 13.55 uur uitstraalt op circa 131 meter van de [locatie 2] te Amsterdam en dat op
8 augustus 2017 in de auto, waarin verdachte met een andere man werd aangetroffen, een zwarte helm van het merk Boxer lag, onvoldoende om tot een bewezenverklaring van deze feiten te komen. Wat betreft de helm is van belang dat, ook al zou het de helm van de pinner betreffen, dit nog niet betekent dat op basis van het enkele aantreffen in de auto van verdachte kan worden vastgesteld dat verdachte de pinner was. Immers, niet valt uit te sluiten dat een ander dan verdachte de helm tijdens de poging diefstal heeft gedragen temeer nu in onderzoek 13PITTSTON (waar feiten 9 en 10 van zaak A deel van uitmaken) meerdere personen als verdachte zijn aangemerkt. Verdachte wordt daarom van deze feiten vrijgesproken.
4.3.1.5
Vrijspraak van het onder 11 en 12 in zaak A ten laste gelegde
[aangever 4] , wonende op het [adres 13] te Drachten, doet op 28 augustus 2017 aangifte van diefstal. Die dag komt er omstreeks 14:00 uur een man aan de deur die zegt dat hij het water komt controleren. Nadat de man aangeefster heeft gevraagd de kranen in de keuken open en dicht te draaien, loopt hij naar haar slaapkamer. Korte tijd nadat de man is vertrokken wordt aangeefster gebeld door een man die vertelt dat haar pinpas is gestolen. Als aangeefster inderdaad ziet dat haar pinpas is weggenomen geeft zij op verzoek van de man telefonisch haar pincode. Nadien komt aangeefster tot de ontdekking dat er contant geld en sieraden uit haar woning zijn weggenomen. Om 14.26 uur die dag is er bovendien € 1000,-- gepind in Emmeloord met de gestolen bankpas.
Naar het oordeel van de rechtbank is in het dossier onvoldoende bewijs voorhanden om te concluderen dat verdachte in de woning van aangeefster is geweest, zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van de goederen en vervolgens met de gestolen pinpas geld heeft weggenomen. Het feit dat de telefoon van verdachte vlak na de pintransactie om 14.38 uur uitstraalt in de plaats Tollebeek, wat ongeveer 11 minuten van Emmeloord ligt, is daartoe onvoldoende.
Dat de pinner een zwarte helm van het merk Boxer droeg en een soortgelijke helm enkele weken daarvoor in een auto werd aangetroffen samen met verdachte, acht de rechtbank onvoldoende om vast te stellen dat verdachte de pinner is geweest. Zoals reeds onder 4.3.1.4 is overwogen valt niet uit te sluiten dat een ander dan verdachte de helm heeft gedragen. Tot slot is van belang dat twee getuigen uit het appartementencomplex verklaren dat er op de bewuste dag een man aanbelde met krullend haar, wat niet past bij het signalement van verdachte. Verdachte wordt daarom van deze feiten vrijgesproken.
4.3.1.6
Vrijspraak van het onder 1 en 2 in zaak B ten laste gelegde
[aangever 5] , wonende op het [adres 5] te Rhenen, doet op 21 september 2017 aangifte van diefstal. Die dag komt er omstreeks 13.45 uur een man aan de deur met een geel hesje die vraagt of hij de woning mag controleren vanwege een lekkage bij de bovenburen. Als zij de man binnenlaat en vervolgens in haar slaapkamer ziet staan, merkt aangeefster op dat haar sieradenkistje scheef staat. Als zij het kistje opent, ziet zij dat er twee trouwringen ontbreken. De man verlaat snel haar woning. Ook [aangever] , wonende op het [adres 7] te Tiel, doet aangifte van diefstal op 21 september 2017. Omstreeks 14:00 uur die dag staat een man aan de deur en vraagt of hij haar woning mag controleren vanwege lekkage bij de bovenburen. Als de man de woning heeft gecontroleerd vertrekt hij. Enkele uren later wordt aangeefster gebeld en vertelt een manspersoon dat haar pinpas is gevonden en geblokkeerd. Aangeefster komt tot de ontdekking dat haar Rabobank pinpas weg is. Nadien komt aangeefster erachter dat eveneens een doosje met sieraden uit haar nachtkastje is weggenomen.
Voormelde modus operandi is soortgelijk aan de modus operandi van de dader bij het wel bewezen te verklaren in zaak B ten laste gelegde en vertoont enige overeenkomst met de modus operandi van het onder 3 in zaak A bewezen verklaarde. De rechtbank overweegt dat dit onvoldoende is voor het bewijs dat verdachte als dader bij de diefstal betrokken is geweest nu uit het dossier volgt dat ook medeverdachte(n) deze modus operandi hanteerden. Verder is van belang dat verdachte op 21 september 2017 om 14.45 uur ter hoogte van Driebergen werd gecontroleerd vanwege een snelheidsovertreding. Gelet op de tijdstippen waarop en de volgorde waarin de diefstallen zijn gepleegd, de korte tijdspanne daartussen en het tijdstip van de controle ter hoogte van Driebergen, heeft de rechtbank ernstige twijfel of verdachte beide feiten kan hebben gepleegd. Ten slotte moet worden vastgesteld dat het dossier geen objectieve bewijsmiddelen bevat waaruit blijkt dat verdachte zich ten tijde van de strafbare feiten in de buurt van de woning van aangeefsters bevond. Verdachte wordt daarom van deze feiten vrijgesproken.
4.3..1.7
Vrijspraak van het onder 1, 2 en 3 in zaak C ten laste gelegde
[slachtoffer] , wonende op het adres [adres 14] , doet aangifte van diefstal uit haar woning op 23 maart 2017. Die dag wordt er tussen 10.00 uur en 11.30 uur aangebeld door een man die zich voordoet als pakketbezorger. Als de pakketbezorger aangeefster vraagt om mee te lopen naar de centrale hal wordt haar daar vertelt dat er een fout is gemaakt. Kort daarop wordt aangeefster tweemaal gebeld door iemand die zich voordoet als bankmedewerker en vertelt dat haar bankpas en creditcards zijn geblokkeerd. Op 23 maart 2017 zijn er meerdere pintransacties met de gestolen bankpas van aangeefster gedaan bij de geldautomaat aan het [locatie 3] te Amsterdam. Verdachte wordt door verschillende verbalisanten herkend als de pinner. Met de gestolen creditcards is gepoogd geld op te nemen.
De rechtbank stelt voorop dat behoedzaam dient te worden omgegaan met herkenningen en de bewijskracht daarvan. Dit geldt te meer als deze herkenningen de belangrijkste bewijsmiddelen zijn die de betrokkenheid van een verdachte bij het hem ten laste gelegde kunnen aantonen. Daarvan is in dit geval sprake. Op de camerabeelden is het volgende te zien: op 23 maart 2017 omstreeks 12:10 uur komt er een man voor de geldautomaat aan het [locatie 3] te Amsterdam staan. De man draagt een helm met gelaatscherm. Hij houdt zijn linkerhand voor zijn gezicht waardoor zijn gezicht niet herkenbaar is. De herkeninngen zijn voornamelijk gebaseerd op zijn gezicht, zoals de vorm van zijn mond en kin.
Naar het oordeel van de rechtbank is de kwaliteit van de beelden niet zodanig dat verdachte daarop met voldoende zekerheid kan worden herkend. Daarvoor zijn op de beelden onvoldoende onderscheidende gezichtskenmerken van de betreffende persoon waar te nemen. Het voorgaande maakt dat de door de verbalisanten gedane herkenningen de rechtbank niet overtuigen. Ten slotte moet worden vastgesteld dat het dossier geen objectieve bewijsmiddelen bevat waaruit blijkt dat verdachte zich ten tijde van het plaatsvinden van deze strafbare feiten in de buurt van de woning van aangeefster of de bewuste geldautomaten bevond. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
4.3.2Veroordelingen
4.3.2.1
Veroordeling van het onder 1 in zaak A ten laste gelegde
Op 15 februari 2016 horen aangever [aangever 6] en zijn vrouw [aangever 7] , wonende op het [adres 8] te Den Helder, de intercom overgaan. Kort hierop staan er twee mannen aan de deur. Eén van de mannen zegt dat hij buiten staat met pech en vraagt aan de bewoners of zij een telefoonnummer van een garage hebben. [aangever 6] pakt een telefoonboek en overhandigt deze aan één van de mannen. De man loopt met het telefoonboek naar de woonkamer. De andere man wordt uit het oog verloren en door Zwart vervolgens aangetroffen in de slaapkamer, vlak achter de deur. De man verklaart dat hij dacht dat het de woonkamer betrof. Beide mannen verlaten daarop direct de woning. Op het telefoonboek wordt een DNA-spoor van verdachte aangetroffen.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat verdachte samen met een ander naar de woning van aangever is gegaan, op zes hoog in een hoekflat, en daar heeft aangebeld, bij aangever in de woning is geweest en heeft gevraagd om een telefoonnummer van een garage. De rechtbank acht het onwaarschijnlijk dat verdachte heeft aangebeld met het doel een telefoonnummer te verkrijgen nu tegenwoordig vrijwel alle jongeren beschikken over een smartphone en het bovendien niet voor de hand ligt om voor een dergelijke vraag naar een hoekflat op de zesde verdieping te gaan. Voorts is het van belang, dat het vertrek waar de medeverdachte werd aangetroffen, onmiskenbaar een slaapkamer betreft. Dit alles ‘schreeuwt’ om een verklaring. Verdachte heeft echter voor deze belastende omstandigheden geen enkele verklaring willen geven. De rechtbank merkt de hiervoor weergegeven gang van zaken dan ook aan als een smoes, die zijn mededader de kans heeft geboden de slaapkamer van aangever binnen te gaan met het oogmerk geld en/of goederen te stelen van aangever. De gedragingen van verdachte en van medeverdachte, die [aangever 7] in hun slaapkamer aantrof en die nadien samen weglopen, duiden op een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich met een ander schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – een poging diefstal, zoals hierna onder rubriek 5 omschreven.
4.3.2.2.
Veroordeling van het onder 2 en 3 in zaak A ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde onder 2 en 3 van zaak A zoals hierna in rubriek 5 is weergegeven. De verdediging heeft zich ten aanzien van deze feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en derhalve geen verweer gevoerd.
Partiële vrijspraak medeplegen
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten tezamen en in vereniging met een ander heeft begaan. Het dossier bevat geen aanknopingspunten dat sprake was van een bewuste samenwerking met (een) ander(en).
4.3.2.3
Veroordeling van het onder 5 in zaak A ten laste gelegde
[aangever 8] , wonende op het [adres 9] te Nijkerk, doet aangifte van diefstal uit haar woning op 11 juli 2017 omstreeks 11.30 uur. Twee mannen komen aan de deur en geven aan dat zij van de woningstichting zijn. Bij binnenkomst beginnen zij uit het niets de woning te doorzoeken. Omdat aangeefster slecht ter been is kan zij hier niets tegen doen. Nadien komt zij tot de ontdekking dat er sieraden zijn weggenomen.
Verdachte wordt samen met medeverdachte de bewuste dag omstreeks 11:15 uur herkend op de bewakingsbeelden bij de algemene toegangsdeur van woonzorgcentrum [naam zorgcentrum] , gelegen aan [adres 10] te Nijkerk. Ook om 11:30 uur wordt verdachte samen met medeverdachte daar gezien waarna om 11:31 uur een auto met kenteken [nummer 1] het terrein verlaat. De auto is door verdachte gehuurd. Gelet op het adres van aangeefster en het adres van woonzorgcentrum [naam zorgcentrum] , past de aanwezigheid van verdachte in Nijkerk precies in het tijdbestek van het feit. Voorts merkt de rechtbank op dat de historische verkeersgegevens van de telefoon van verdachte geen contra indicatie opleveren voor de aanwezigheid van verdachte in Nijkerk. Verdachte heeft voor deze belastende omstandigheden geen verklaring willen geven, nu dat wel van hem mag worden verwacht. De rechtbank stelt verder vast, dat het verweer van de raadsman – dat aangeefster niet heeft verklaard wanneer zij voor het laatst de sieraden heeft gezien, voordat deze werden weggenomen – niet in de weg staat aan een bewezenverklaring van de diefstal. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – diefstal in vereniging zoals hierna onder rubriek 5 omschreven.
4.3.2.4
Veroordeling van het onder 8 in zaak A ten laste gelegde
Op 17 en 18 oktober 2017 wordt er meermalen gepind met de gestolen Rabobankpas van aangeefster [aangever 2] .
Van de wederrechtelijke pintransactie op 18 oktober 2017 bij de kledingzaak [naam] te Amsterdam zijn camerabeelden beschikbaar. Op deze beelden is te zien dat een man, die door een verbalisant wordt herkend als [medeverdachte] , een Canada Goose jas aanschaft. Op 10 januari 2018 is [medeverdachte] als verdachte in deze zaak gehoord. Hij heeft verklaard dat hij de pas en pincode van een jongen heeft gehad voor wie hij de jas moest halen. Als hem een foto van verdachte wordt getoond zegt hij dat dat die jongen is. Uit een tapgesprek van 12 januari 2018 is gebleken dat verdachte wil weten wat [medeverdachte] bij de politie heeft verklaard en zegt dat hij vindt dat [medeverdachte] hem heeft verraden. Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat verdachte als medepleger bij deze diefstal betrokken is geweest.
De rechtbank ziet geen wettig en overtuigend bewijs dat verdachte betrokken is bij de overige pintransacties die met deze pas op 17 en 18 oktober 2017 hebben plaatsgevonden, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
4.3.2.5
Veroordeling van het onder 3 in zaak B ten laste gelegde
[aangever 9] , wonende op het [adres 11] te Avenhorn, doet aangifte van diefstal uit haar woning op 21 oktober 2017. Die dag wordt er omstreeks 14:00 uur aangebeld door een jongeman met een geel hesje die vraagt of hij de woning mag controleren vanwege een lekkage bij de bovenburen. Aangeefster laat de man binnen. Als ze de man vervolgens in haar slaapkamer aantreft, verzoekt ze de man te vetrekken. Op 1 november 2017 komt aangeefster erachter, dat haar sieradenkistje uit de kast in de slaapkamer is weggenomen.
In het dossier bevinden zich – naast de aangifte van [aangever 9] – nog vier andere aangiften van (poging) diefstal uit een woning gepleegd op 21 oktober 2017 met dezelfde modus operandi. In Goorn doen [aangeefster 1] en [aangeefster 2] , beide woonachtig in het wooncomplex op de [naam wooncomplex] , aangifte van poging diefstal uit hun woning tussen 13:00 uur en 13:45 uur. Verdachte wordt omstreeks 12:33 uur herkend op de bewakingsbeelden van het wooncomplex. Omstreeks 14:30 uur doet [aangever 10] , wonende te Spanbroek, aangifte van poging diefstal uit haar woning. Op de bewakingsbeelden van de juwelier tegenover de woning van [aangever 10] wordt om 14.41 uur en 15:02 uur een voertuig met kenteken dat begint met [nummer 2] gezien. Uit onderzoek is gebleken dat een Kia Sportage, voorzien van kenteken [nummer 3] , door de schoonzus van verdachte is gehuurd in de periode van 12 oktober 2017 tot 23 oktober 2017. Uit observatie is gebleken, dat verdachte in dit voertuig reed en het voertuig de bewuste dag omstreeks 11:45 uur over de Rijksweg A9 ter hoogte van Velsen-Zuid in noordelijke richting bewoog. Tot slot doet [aangever 11] , wonende te Wognum, die dag omstreeks 15:30 uur aangifte van poging diefstal uit haar woning. Op de camerabeelden van het complex is om 15:22 uur een man zichtbaar, die qua uiterlijke kenmerken zeer sterk overeenkomt met het signalement van verdachte. De afstand tussen het moment van de eerste aangifte in Goorn en de laatste aangifte in Wognum bedraagt 18 kilometer en kan in 28 minuten worden gereden (bron: Google Maps).
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, past de aanwezigheid van verdachte in Avenhorn precies in het tijdbestek van het feit. Verdachte heeft voor deze belastende omstandigheden geen verklaring willen geven, nu dat wel van hem mag worden verwacht. De rechtbank stelt verder vast, dat het verweer van de raadsman – dat aangeefster pas tien dagen na het bezoek van de man erachter kwam, dat haar sieradenkistje was weggenomen – niet in de weg staat aan een bewezenverklaring van de diefstal, temeer nu zij verklaart, dat er tussentijds niemand in haar slaapkamer is geweest. Uit de inhoud van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, stelt de rechtbank vast, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte naar de woning van [aangever 9] is gegaan, in haar woning is geweest en daar een sieradenkistje heeft weggenomen.
.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1.
op 15 februari 2016 te Den Helder, tezamen en in vereniging met een ander, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 8]
, weg te nemen geld en/of goed(eren) van zijn, verdachtes
en zijn mededader gading, toebehorende aan [aangever 6] , naar voornoemde woning is toegegaan waarna hij, verdachte en zijn mededader
- bij de woning van voornoemde [aangever 6] hebben aangebeld en
- tegen voornoemde [aangever 6] en zijn echtgenote hebben gezegd dat zij autopech hadden en
- voornoemde [aangever 6] en zijn echtgenote om een telefoonboek hebben
gevraagd en
- waarna zijn mededader vervolgens zonder toestemming en medeweten van voornoemde [aangever 6] en zijn echtgenote de slaapkamer is ingelopen.
2.
op 25 oktober 2017 te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een woning gelegen aan de [adres 12] ,
-een bankpas van de Rabobank en
-een kistje en
-een ketting en
-een horloge,
toebehorende aan [aangever 12] .
3.
op 25 oktober 2017 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag (in totaal 1250,- Euro), toebehorende aan [aangever 12] , waarbij hij, verdachte, het weg te nemen geldbedrag onder
zijn, verdachtes bereik heeft gebracht door middel van een valse
sleutel, te weten een gestolen bankpas.
5.
op 11 juli 2017 te Nijkerk, tezamen en in vereniging met een ander, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een woning
gelegen aan de [adres 9] , sieraden, toebehorende aan [aangever 8] .
8.
op 18 oktober 2017 te Amsterdam, tezamen en in verenging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een pinautomaat in een
winkelbedrijf heeft weggenomen een geldbedrag te weten 925, - Euro, toebehorende aan [aangever 2] , waarbij zijn mededader, het weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een gestolen Rabobank bankpas.
3.
op 21 oktober 2017 te Avenhorn, gemeente Koggenland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een woning gelegen aan de [adres 11] een sieradenkistje met sieraden, toebehorende aan [aangever 9] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.