ECLI:NL:RBAMS:2018:3463

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 mei 2018
Publicatiedatum
17 mei 2018
Zaaknummer
AMS - 17 _ 7214
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete voor verhuur van woning aan toeristen in strijd met de Huisvestingswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 mei 2018 uitspraak gedaan over een bestuurlijke boete die de gemeente Amsterdam had opgelegd aan een man die zijn woning aan toeristen verhuurde. De man, eiser, was sinds 22 augustus 2013 eigenaar van de woning, die was aangemerkt als een aangewezen woning volgens de Huisvestingswet 2014. De gemeente ontving meldingen dat de woning niet permanent bewoond werd en alleen aan toeristen werd verhuurd. Na een huisbezoek op 30 april 2017, waarbij vier toeristen in de woning werden aangetroffen, legde de gemeente een boete op van € 20.500,-. Na bezwaar van eiser werd de boete verlaagd naar € 13.500,-. Eiser stelde in beroep dat er geen sprake was van woningonttrekking, omdat hij de woning volgens de 60-dagenregeling verhuurde. De rechtbank oordeelde echter dat uit het onderzoek bleek dat eiser en de huurder geen hoofdverblijf in de woning hadden en dat de verhuur niet voldeed aan de voorwaarden van de 60-dagenregeling. De rechtbank concludeerde dat de gemeente bevoegd was om de boete op te leggen en dat er geen bijzondere omstandigheden waren om de boete te matigen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/7214

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 mei 2018 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigden: mr. J. Blakborn en mr. S. Jbiri),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde:
mr. R. Lo-Fo-Sang).

Procesverloop

Met het besluit van 9 juni 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser een bestuurlijke boete opgelegd voor een totaalbedrag van € 20.500,- op grond van de Huisvestigingswet 2014 (de Huisvestingswet).
Met het besluit van 7 november 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de boete verlaagd naar € 13.500,-.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2018.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Onderwerp van de procedure
1.1.
Eiser is sinds 22 augustus 2013 eigenaar van de woning aan de [adres] te [woonplaats] (de woning). De woning is aangemerkt als een aangewezen woning als bedoeld in artikel 21 van de Huisvestingswet. Het betreft een 1-kamer studio van circa 54 m2 op de eerste verdieping.
1.2.
Verweerder heeft meldingen via het meldpunt Zoeklicht ontvangen, dat de woning niet wordt bewoond en alleen aan toeristen wordt verhuurd. Verweerder heeft de woning in onderzoek genomen en op 30 april 2017 heeft een huisbezoek plaatsgevonden en is een rapport van bevindingen opgemaakt.
1.3.
Met de brief van 19 mei 2017 heeft verweerder eiser bericht van het voornemen hem een boete op te leggen, omdat de woning niet permanent bewoond wordt, maar aan toeristen wordt verhuurd. Volgens verweerder is sprake van hotelmatig gebruik van de woning. Eiser heeft daarmee de woning zonder de vereiste vergunning aan de woonruimtevoorraad onttrokken en in strijd gehandeld met artikel 21, aanhef en onder a, van de Huisvestingswet. Eiser heeft op 2 juni 2017 een zienswijze ingediend.
2. Met het primaire besluit heeft verweerder eiser een boete opgelegd conform het voornemen. Verweerder heeft in het bestreden besluit de boete gematigd tot € 13.500, omdat de overtreding in 2016 is aangevangen.
3. Eiser stelt in beroep dat geen sprake is van woningonttrekking, omdat de woning conform de 60-dagenregeling wordt verhuurd. Eiser stelt dat hij de woning per 1 april 2017 aan [naam] heeft verhuurd. De reden dat er weinig persoonlijke spullen in de woning aanwezig waren is dat [naam] pas net intrek in de woning had genomen en dat hij gedurende de maand april 2017 voor zijn werk veel op reis was.
Bevoegdheid opleggen boete
4.1.
De rechtbank stelt vast dat verweerder onderzoek naar de woning heeft gedaan na meldingen op 11 en 24 maart 2017 en 26 april 2017, dat de woning aan toeristen wordt verhuurd. In de Basisregistratie Personen staan meerdere personen op het adres van de woning ingeschreven, waaronder eiser vanaf 7 februari 2014 tot de datum van het bestreden besluit en M. [naam] vanaf 1 maart 2017 tot de datum van het bestreden besluit. Uit het onderzoek blijkt dat de woning op een groot aantal advertentie sites wordt aangeboden als “Apartment [adres] ”. Toezichthouders van verweerder hebben op 30 april 2017 een huisbezoek aan de woning gebracht, waarbij vier toeristen zijn aangetroffen. In de woning zijn vier slaapplaatsen aangetroffen. De toezichthouders hebben geen persoonlijke eigendommen aangetroffen die zouden kunnen toebehoren aan mogelijk (vaste) bewoners van de woning. Op tafel ligt een blad met informatie over o.a. de wifi code.
4.2.
Eiser heeft op de zitting, na een eerste ontkenning, verklaard dat [naam] met zijn instemming de woning verhuurde. De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek van de toezichthouders van verweerder voldoende aannemelijk is geworden dat eiser noch [naam] hoofdverblijf hadden op de woning. Reeds hierom voldoet de verhuur van de woning niet aan de voorwaarden voor het 60-dagen beleid. Het aanbieden van de woning op een veelheid van internet sites en de aanwezigheid van informatie over o.a. de wifi code duidt naar het oordeel van de rechtbank op professionele verhuur. Verweerder was daarom bevoegd om een boete op te leggen.
De hoogte van de boete
5.1.
Eiser stelt dat er aanleiding is de boete te matigen, omdat hij over onvoldoende draagkracht beschikt om de boete te kunnen betalen en heeft hiertoe belastingaangiften over 2015 en 2016 overgelegd.
5.2.
Verweerder heeft de boete opgelegd op basis van een gefixeerd boetestelsel, waarin de evenredigheids- en proportionaliteitsnormen zijn verdisconteerd. Van dit stelsel kan slechts worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, zoals verminderde verwijtbaarheid, een beperkte ernst van een overtreding en geringe financiële draagkracht.
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken van dermate bijzondere omstandigheden dat de boete moet worden gematigd. Eiser heeft in beroep verklaard dat hij de woning inmiddels heeft verkocht. Met het overleggen van de aangiftes inkomstenbelasting over 2015 en 2016 heeft eiser daarom niet aangetoond dat hij de boete niet kan betalen.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.C. Langendoen, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.H. Kalse-Spoon, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als uw zaak spoedeisend is, kunt u de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter vragen om het treffen van een voorlopige voorziening.